ECLI:NL:RBNNE:2023:4209

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
23/1680 tot en met 23/1685
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen het besluit tot vaststelling van het projectplan ‘Aanpassen watersystemen Oldelamer - Nijelamer’

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland de beroepen van eisers tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân tot vaststelling van het projectplan ‘Aanpassen watersystemen Oldelamer - Nijelamer’. De rechtbank heeft de beroepen op 20 juni 2023 behandeld en op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan. De eisers, vertegenwoordigd door verschillende gemachtigden, hebben bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van het projectplan, dat onder andere voorziet in het verbreden van hoofdwatergangen en het verflauwen van taluds in het gebied. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit voldoet aan de eisen van de Waterwet en dat de belangen van de eisers zijn afgewogen tegen de ecologische en maatschappelijke belangen van het project. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen ongegrond zijn, omdat de eisers niet hebben aangetoond dat de maatregelen onredelijk zijn of dat er onvoldoende zorgvuldigheid in de voorbereiding van het besluit is betracht. De rechtbank heeft ook de financiële compensatie voor de eisers als voldoende beoordeeld, en geconcludeerd dat de nadelige gevolgen van het project niet zodanig zijn dat het besluit onrechtmatig is. De uitspraak bevestigt dat de rechtbank de belangen van de betrokken partijen zorgvuldig heeft gewogen en dat het projectplan in lijn is met de doelstellingen van de Waterwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/1680, 23/1681, 23/1682, 23/1683, 23/1684 en 23/1685

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaken tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2] ,
(gemachtigde: mr. J.A. Wols),
[eiser 3] ,
(gemachtigde: mr. R.J.A. Steenbergen),
[eiser 4] ,
(gemachtigde: mr. S.A. Bruinsma),
[eiser 5] ,
(gemachtigde: mr. S.A. Bruinsma),
[eiser 6] ,
(gemachtigde: mr. S.A. Bruinsma),
tezamen: eisers
en

Het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân,

(gemachtigde: mr. R. Snel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het besluit tot vaststelling van het projectplan ‘Aanpassen watersystemen Oldelamer - Nijelamer’ (hierna: het projectplan).
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 februari 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [eiser 1] , [eiser 2] met gemachtigde mr. Wols, [eiser 3] met gemachtigde mr. Steenbergen, T [namen] met gemachtigde mr. Bruinsma namens [eiser 5], [namen 4] met gemachtigde mr. Bruinsma namens [eiser 6] en [naam 1] met gemachtigde mr. Steenbergen namens [eiser 4]. Voor verweerder hebben deelgenomen [namen 3] , bijgestaan door gemachtigde mr. Snel.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1.
Het bestreden besluit betreft een besluit tot vaststelling van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet. Verder betreft het besluit een wijziging van de legger als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet en het vaststellen van de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. Gelet op de inhoud van de beroepsgronden zal de rechtbank uitsluitend het projectplan behandelen.
4.2.
Het project waar het projectplan op ziet behelst het verbreden van hoofdwatergangen en het verflauwen van de taluds in het deelgebied Oldelamer – Nijelamer (watersystemen de Ontginning, Boelstrapolder en Auke Algera). Daarbij wordt een aantal onderhoudsdammen (inclusief inliggende duikers) verplaatst.
4.2.1.
Blijkens het bestreden besluit zijn - samengevat - de hoofddoelstellingen voor het projectplan: het verbeteren van de wateraan- en afvoer van de hoofdwatergangen, het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit van de hoofdwatergangen en het extensiveren van het onderhoud. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat het behalen van de ecologische kwaliteitsdoelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) de voornaamste reden van het besluit vormt. Het effect op de waterbergingsmogelijkheden vormt een nevengeschikt doel.
4.3.
Eisers zijn eigenaren van of exploiteren gronden die grenzen aan watergangen waarop het bestreden besluit betrekking heeft.
4.4.
Het ontwerpprojectplan heeft in de periode van 10 oktober tot 22 november 2022 ter inzage gelegen. Eisers hebben zienswijzen ingediend. Het definitieve projectplan is op 24 februari 2023 gepubliceerd.
5. Gelet op de merendeels gelijkluidende beroepsgronden behandelt de rechtbank de beroepen in één uitspraak. Daar waar wezenlijk andere gronden aan de orde komen zal de rechtbank deze behandelen onder verwijzing naar het betreffende zaaknummer.
6. Ingevolge artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, geschiedt de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.
6.1.
Ingevolge artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet, bevat het plan ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Voor in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevat het plan een inventarisatie van maatschappelijke functies en ambities en mogelijke innovaties waarmee de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gecombineerd zou kunnen worden, inclusief de mogelijkheden om het desbetreffende werk middels een concessie voor werken of andere vorm van publiek-private samenwerking te realiseren.
6.2.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 25 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1311) en de uitspraak van 4 juni 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2046)) blijkt dat het bevoegd gezag bij het vaststellen van een projectplan beleidsvrijheid toekomt. Daarbij is het aan het bevoegd gezag om alle verschillende bij het projectplan betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de toetsing van het projectplan aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te beperken tot de vraag of het bevoegd gezag in redelijkheid het projectplan heeft kunnen vaststellen.
Beroep 23/1680: verzakkingen en overlastgevende begroeiing
7. Eiser stelt dat het verbreden van de sloot, het flauwer maken van het talud en het weghalen van beschoeiing het proces van verzakking van zijn woning en de grond daaronder verergeren. Eiser verwacht daardoor bouwtechnische en daarmee samenhangende financiële en sociaal emotionele schade. Daarnaast vreest eiser overlast van het plan om op de flauwere hellingshoek van de sloot bio-diverse planten te laten groeien omdat zich daar metershoge zadende rietplanten, bramen, brandnetels, distels en berenklauw zullen gaan ontwikkelen.
Eiser zou graag zien dat verweerder walbeschoeiing aanlegt. Verweerders stelling dat dit niet duurzaam en te duur is, bevreemdt hem, nu eisers buren wel deels walbeschoeiing krijgen. Het voorstel van verweerder om een lage betonbodem onder de waterlijn aan te leggen voor minder uitspoeling en plantengroei heeft weinig effect, omdat het waterpeil niet altijd hetzelfde is. Eiser stelt voor het laatste stukje oostelijk slootdeel te dempen en de duiker te verlengen met negen meter; dan is er geen onderhoud meer nodig.
7.1.
Verweerder stelt dat, in aanmerking genomen de afstand van 13 meter tussen het water en de woning na het verflauwen van het talud, er geen aanwijzingen of gegevens zijn op grond waarvan het aannemelijk is dat de maatregel effect heeft op de stabiliteit van de grond onder de woning. Verweerder heeft ter onderbouwing van dat standpunt in het verweerschrift nog de notitie “ [notitie] ” (hierna: de notitie) van [deskundige] overgelegd. Daarbij wordt als aanvullende maatregel bij de uitstroom van de duiker op de bodem en het talud van de watergang een stortbed van gewapend beton aangebracht. Gelet op het deskundigenrapport vormt dit aanvullende bescherming en waarborgt dit de situatie voor de toekomst. Verder betekent het onderhoudsregime voor de verbrede watergang niet dat het deel van het talud dat is gelegen één meter boven de waterlijn niet kan worden gemaaid. Explosies van plantengroei kunnen daarom worden voorkomen en bestreden
.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de gegeven motivering en onder verwijzing naar de notitie, voldoende gemotiveerd dat niet aannemelijk is dat als gevolg van de aanpassing van de watergang verzakking optreedt of dat de reeds bestaande verzakking hierdoor verergert. In dat verband is van belang dat verweerder, zoals in de notitie wordt geadviseerd, als aanvullende maatregel een stortbed van gewapend beton bij de uitstroom van de duiker op de bodem aanbrengt. Eiser heeft geen tegenrapport ingediend of anderszins kritische kanttekeningen geplaatst op grond waarvan moet worden geoordeeld dat niet van de notitie kan worden uitgegaan of op grond waarvan moet worden geoordeeld dat verweerder andere aanvullende maatregelen zou moeten treffen. Verder heeft verweerder zich met de gegeven motivering voorts op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat overlast optreedt in de vorm van toename van en/of andersoortige begroeiing.
7.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Beroep 23/1681: belangenafweging
8. Eiser stelt dat verweerder de betrokken belangen niet goed heeft afgewogen. De geplande maatregelen vormen in zijn geval een ongerechtvaardigde inbreuk op het eigendomsrecht. Door de aanwezigheid van de hoge leemrug op de betreffende locatie grijpen de betreffende maatregelen veel extremer in op eisers gronden dan in andere delen van het gebied Nijelamer – Oldelamer. Voor de aanleg van het profiel zal door de fysische situatie ter plaatse aanzienlijk grondverzet nodig zijn en dit zal een groter verlies aan grond met zich meebrengen. Niet valt in te zien dat niet een profiel van 1:1,5 kan worden aangebracht nu dit minder belastend is. Met het door eiser voorgestane profiel van 1:1,5 zal voorts bespaard worden op brandstofverbruik en inzet van arbeidsuren. Er hoeft minder landbouwgrond afgegraven en opgeofferd te worden en daarnaast zal dit profiel minder onderhoudskosten meebrengen.
8.1.
Verweerder stelt dat de maatregel slechts een kleine gebruiksbeperking van de grond van eisers betekent, die wordt gerechtvaardigd door de ecologische en maatschappelijke belangen die gemoeid zijn met het bereiken van de KRW-doelstellingen. Daarbij wordt een financiële compensatie geboden, zodat van financieel nadeel geen sprake is. De maatschappelijke belangen wegen op tegen de nadelen voor eisers. De keuze voor de verhouding 1:2 betekent reeds een compromis ten opzichte van de meest wenselijke situatie, te weten 1:3 of flauwer, zoals neergelegd in het integrale leggerprofiel. Als zou worden gekozen voor een nog steiler profiel wordt in onvoldoend mate tegemoetgekomen aan de doelstellingen van het onderhavige projectplan. De marginale winst die een nog steiler talud zou opleveren in termen van de gebruiksmogelijkheden van de grond weegt niet op tegen het verlies van effectiviteit van de maatregel.
8.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met de gegeven motivering in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de algemene belangen bij uitvoering van de KRW-doelstellingen zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij behoud van zijn gronden en de situatie in de oude toestand. Verweerder heeft in dat verband voldoende gemotiveerd waarom niet met een profiel met verhouding 1:1,5 kan worden volstaan. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat aan eiser een financiële compensatie wordt geboden voor de door hem als gevolg van de maatregelen geleden of nog te lijden schade. Indien eiser het met de geboden schadevergoeding niet eens is kan hij tegen dat besluit rechtsmiddelen aanwenden. Slechts indien de gevolgen van een besluit zo onevenredig zijn dat verweerder daartoe ondanks de geboden compensatie niet heeft kunnen komen, moet het besluit onrechtmatig worden geacht, maar daarvan is de rechtbank niet gebleken.
8.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Onzorgvuldige voorbereiding
9. Eisers stellen dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Nu er, gelet op het aantal zienswijzen, onvoldoende draagvlak is voor het plan had verweerder moeten afzien van de uitvoering daarvan.
9.1.
Verweerder stelt dat het project en het projectplan zorgvuldig zijn voorbereid. In juni 2018 heeft een schetsavond plaatsgevonden, die is gevolgd door verschillende gebiedsbijeenkomsten, veldbezoeken per deelgebied en aansluitend individuele gesprekken. In overleg met betrokkenen is een maatregelenkaart uitgewerkt die tijdens een inloopbijeenkomst is gepresenteerd. Daarna zijn vooronderzoeken verricht en heeft overleg met de eigenaren van de betrokken percelen plaatsgevonden. Hierna is het ontwerp tot stand gekomen. Dit is vervolgens met de eigenaren besproken. Getracht is om overeenstemming te bereiken over een schadevergoeding ter compensatie van de nadelige gevolgen.
Het gebiedsproces had niet tot doel om de uitvoering van het project als zodanig ter discussie te stellen, maar was erop gericht om de wijze van uitvoering ter discussie te stellen teneinde te bezien of er kansen of wensen waren die gecombineerd konden worden gerealiseerd. Dat onvoldoende draagvlak zou bestaan is geen reden om van het projectplan af te zien. Het plan dient bredere maatschappelijke belangen dan alleen die van de direct aangelegen betrokkenen.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op alle inspanningen die hij heeft verricht ter voorbereiding van het bestreden besluit, het besluit voldoende zorgvuldig voorbereid. Eisers zijn in voldoende mate in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. Dat de uitkomsten van de inspraak niet hebben geleid tot een andersluidend besluit maakt niet dat de besluitvorming niet onzorgvuldig is.
9.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Doelstellingen projectplan
10. Eisers stellen - samengevat - dat niet gebleken is dat het projectplan dient tot realisering van de in artikel 2.1. eerste lid, van de Waterwet genoemde doelstellingen. Eisers ervaren geen knelpunten in de betrokken watersystemen die met de in het projectplan neergelegde maatregelen worden opgelost.
10.1.
Verweerder stelt dat het projectplan dient ten behoeve van de opgave voor de verwezenlijking van de KRW-doelstellingen, namelijk het verbeteren van de ecologische draagkracht van watergangen door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en extensief onderhoud daarvan. Deze beide doelstellingen vergen dat de onderhavige watergangen worden verbreed teneinde de waterkwantiteitsfuncties daarvan te kunnen borgen. Het plan dient niet om eventuele lokale knelpunten in het waterkwantiteitsbeheer op te lossen. Nevengevolg is wel dat wordt bijgedragen aan de doelstellingen op het gebied van de gevolgen van klimaatverandering, nu door het verbreden van de watergangen meer water kan worden geborgen. De toename van de bergingscapaciteit is echter niet beslissend of redengevend voor de ingrepen.
Bij de voorbereiding van het projectplan is voorts onderzocht of zich knelpunten voordoen die in combinatie met de uitvoering van het projectplan opgelost konden worden. Het niet bestaan van knelpunten of combinatiemogelijkheden betekent echter niet dat wordt afgezien van het realiseren van de maatregelen.
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de gegeven motivering voldoende onderbouwd dat het projectplan dient ter verwezenlijking van de KRW-doelstellingen. De omstandigheid dat geen knelpunten worden ervaren dan wel de omstandigheid dat de wel ervaren knelpunten met het projectplan niet worden opgelost maakt niet dat het projectplan niet kon worden vastgesteld.
10.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Loopzand
11. Eisers stellen dat als gevolg van de maatregelen een verhoogd risico bestaat op instabiliteit van de taluds vanwege de aanwezigheid van loopzand in het bodemprofiel. De aanwezige walbeschoeiing zit er niet voor niets.
11.1.
Verweerder stelt dat geen gevaar bestaat voor de stabiliteit van de taluds. Verweerder wijst op de Notitie [notitie 2] (hierna: de notitie). Daaruit volgt dat de boringen laten zien dat de ondergrond mogelijk leidt tot instabiele taluds langs de watergang. Geadviseerd wordt om het talud zo flauw mogelijk te houden en om drukregulerende maatregelen te treffen, te weten het aanbrengen van een drain langs de watergang met diverse uitstroompunten om het water naar de watergang te leiden. Die maatregel wordt getroffen. En als gevolg van het projectplan wordt het talud verflauwd tot 1:3. Door deze beide maatregelen wordt het risico op instabiliteit afdoende ondervangen.
11.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met de gegeven motivering en onder verwijzing naar de notitie in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van de geplande maatregelen geen risico’s of nadelige gevolgen of effecten bestaan voor de stabiliteit van de taluds dan wel de aangrenzende gronden. Eisers hebben geen tegenrapport van een deskundige overgelegd of anderszins onderbouwd waarom niet van de notitie kan worden uitgegaan.
11.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Bedreiging van weidevogels
12. Eisers stellen dat het met het projectplan voorgestane profiel van het talud ruimte geeft voor verruiging. Dit zal predatoren aantrekken die een ernstige bedreiging vormen voor de weidevogels.
12.1.
Verweerder stelt voorop dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de weg staat aan beoordeling van de beroepsgrond, nu niet valt in te zien dat zorgen over de weidevogels de belangen van eisers dienen.
Verweerder stelt verder dat de wijziging van het profiel geen effect heeft op de verruiging van het talud. Als gevolg van het gewijzigde profiel zal met name extra vegetatie in het water ontstaan en in een smalle strook direct daarnaast. De strook aquatische beplanting is juist geen voor de hand liggende schuilplaats voor de genoemde predatoren. Er zijn ook geen gegevens bekend waaruit volgt dat vossen in (water)taluds overnachten of schuilen. Het besluit heeft geen gevolgen voor het onderhoud van het (1 meter) boven het waterpeil gelegen talud. Het staat de beheerder vrij dat deel op dezelfde wijze als thans het geval is te onderhouden. Als gevolg van het onderhoudsregime zal de wijziging van het profiel niet tot gevolg hebben dat een biotoop ontstaat dat aantrekkelijk is voor de vos of andere landpredatoren. Het jaarlijks om en om maaien van het talud waarborgt dit, mede in combinatie met het onderhoud van het droge talud door de beheerder. Verder kunnen in het kader van wildbeheer maatregelen worden genomen om schade door predatoren te beperken. Verweerder acht een flauwer talud juist gunstig voor ecologie en weidevogels nu weidevogels hierdoor makkelijker in en uit het water kunnen komen.
12.2.
Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
12.3
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
12.4.
Artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet luidt:
"De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen."
12.5.
De rechtbank stelt voorop dat, in aanmerking genomen het specialiteitsbeginsel, de belangenafweging die verweerder bij het nemen van een besluit dient te maken, beperkt dient te blijven tot die belangen die de desbetreffende wet beoogt te beschermen.
12.6.
De rechtbank stelt vast dat de Waterwet onder meer beoogt bescherming te bieden tegen waterschaarste en wateroverlast alsmede dient ter bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen. Het bestreden besluit is in het onderhavige geval genomen ter bescherming van laatstgenoemd belang.
Naar het oordeel van de rechtbank vallen de belangen van weidevogels, waarvoor eisers met deze grond bescherming inroepen, onder de Wet natuurbescherming (Wnb) en niet onder de Waterwet. Indien eisers menen dat verweerder met het nemen van het bestreden besluit in strijd handelt met de Wnb kunnen zij een verzoek om handhaving indienen.
12.7.
Daargelaten de omstandigheid dat de belangen die de Wnb beoogt te beschermen buiten de omvang van het onderhavige geding vallen, hebben eisers de betreffende beroepsgrond niet onderbouwd. Niet aannemelijk is geworden dat de wijziging van het profiel effect heeft op de verruiging en daarmee op aanwezigheid van predatoren.
12.8.
De beroepsgrond slaagt niet.
Financiële compensatie
13. Eisers stellen dat de geboden financiële tegemoetkoming, door uit te gaan van onjuiste uitgangspunten, onjuist is berekend. Verder is onvoldoende onderbouwd hoe de standaardbedragen tot stand zijn gekomen en gaat het voorstel niet in op de jaarlijkse inkomensderving die gepaard gaat met het verlies aan agrarische gronden. Evenmin is aangetoond dat het te ontvangen bedrag overeenkomt met 100% van de waarde in het economische verkeer, zoals in het beleid is bepaald.
13.1.
Verweerder stelt dat de financiële vergoedingen worden aangeboden overeenkomstig de schadevergoedingsregeling waterstaatswerken. Indien het minnelijk overleg omtrent de schadevergoeding en het gebruik van de grond niet tot overeenstemming leidt, wordt de schade op verzoek vastgesteld bij afzonderlijk Awb-nadeelcompensatiebesluit. Voor zover ook geen overeenstemming kan worden bereikt over het gebruik van de grond of de overdracht daarvan, zal verweerder gebruik maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 5.24 van de Waterwet tot het opleggen van een gedoogplicht. Gelet op het zeer beperkte beslag van de onderhavige maatregelen op de relevante percelen is onteigening niet noodzakelijk. Noch de voorwaarden waaronder de gebruiksovereenkomst tot stand is gekomen, noch het eventuele gedoog- of nadeelcompensatiebesluit zijn voorwerp van het onderhavige geschil.
Voor de rechtmatigheid van het projectplan volstaat vast te stellen dat het nadeel van eiser niet zodanig groot is dat verweerder ondanks nadeelcompensatie niet tot het plan heeft kunnen komen.
13.2.
Ingevolge artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet wordt aan degene die als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade lijdt of zal lijden, op zijn verzoek door het betrokken bestuursorgaan een vergoeding toegekend, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
Ingevolge artikel 7.14, vierde lid, van de Waterwet wordt het besluit inzake de toekenning van de vergoeding genomen bij afzonderlijke beschikking.
13.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, mede gelet op de maatschappelijke belangen, de nadelige gevolgen van het projectplan niet zodanig zijn dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat verweerder heeft getracht de negatieve gevolgen voor eisers zoveel mogelijk te beperken. Slechts een beperkt oppervlak van de gronden van eisers in relatie tot het grondareaal zal gebruikt worden, terwijl aan eisers voorts een financiële compensatie wordt geboden voor de door hen als gevolg van de maatregelen geleden of nog te lijden schade. Indien eisers het met de geboden schadevergoeding niet eens zijn, kunnen zij tegen dat besluit rechtsmiddelen aanwenden. Slechts indien de gevolgen van een besluit zo onevenredig zijn dat verweerder daartoe ondanks de geboden compensatie niet heeft kunnen komen, moet het besluit onrechtmatig worden geacht. Daarvan is de rechtbank echter niet gebleken.
13.4.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat geen grond bestaat voor het oordeel dat verweerder het projectplan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzitter, mrs. L. Mulder en D. Pool, rechters, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.