ECLI:NL:RBNNE:2023:4180

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C18/226443 / KG RK 23-295
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegronde wraking van rechters in civiele procedure

Op 12 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekster, die betrokken is in een civiele procedure tegen haar voormalige werkgever, De Stichting Antonius Zorggroep. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. H.H. Kielman en mr. A.R. van der Winkel, die niet belast zijn met de behandeling van de zaak. Verzoekster had eerder mr. J.E. Biesma gewraakt, maar deze wraking was geaccepteerd. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking ongegrond was, omdat de gewraakte rechters niet betrokken waren bij de behandeling van de zaak en de wrakingskamer niet kon oordelen over de gang van zaken rondom de zaakstoedeling. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank verklaarde het verzoek kennelijk ongegrond en bepaalde dat de procedure met nummer 10465533 VZ VERZ 23-10 voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C18/226443 / KG RK 23-295
beslissing van de meervoudige kamer van 12 oktober 2023
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat: mr. R.M. van der Horn te Groningen.

1.1. Procesverloop

1.1.
Bij de afdeling civiel van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is - voor zover hier van belang - een (deelgeschil)procedure aanhangig tussen [verzoekster] (verzoekster) en haar voormalige werkgever De Stichting Antonius Zorggroep. Deze zaak is geregistreerd onder zaaknummer 10465533 VZ VERZ 23-10.
1.2.
In die zaak heeft op 27 juni 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van mr. J.E. Biesma, kantonrechter. Op 30 juni 2023 heeft verzoekster mr. Biesma gewraakt vanwege (één van) zijn nevenfunctie(s). Bij brief van 13 juli 2023 heeft mr. Biesma laten weten in de wraking te berusten.
1.3.
Bij brief van 24 juli 2023 heeft de griffier van de rechtbank verzoekster laten weten dat de deelgeschilprocedure wordt voorgezet ten overstaan van een andere rechter en er opnieuw een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Aan verzoekster is verzocht haar verhinderdata door te geven.
1.4.
Bij brief van 31 juli 2023 heeft mr. Van der Horn namens verzoekster om aanhouding van de deelgeschilprocedure verzocht om getuigen te kunnen horen. Daartegen is door de wederpartij bezwaar gemaakt.
1.5.
Bij e-mail van 3 augustus 2023 heeft de griffier van de rechtbank laten weten dat het aanhoudingsverzoek is afgewezen. Mr. Van der Horn heeft in reactie daarop verzocht om inhoudelijk te mogen reageren op het bezwaar van de wederpartij.
1.6.
Bij e-mail van 8 augustus 2023 heeft de griffier van de rechtbank namens een (niet nader genoemde) kantonrechter laten weten dat mr. Van der Horn daartoe niet in de gelegenheid zal worden gesteld.
1.7.
Bij brief van 18 augustus 2023 heeft mr. Van der Horn het aanhoudingsverzoek herhaald en verzocht om bekend te maken aan welke kantonrechter de zaak inmiddels is toegedeeld.
1.8.
Bij e-mail van 7 september 2023 heeft de griffier van de rechtbank namens een (niet nader genoemde) kantonrechter laten weten dat er geen uitstel wordt verleend en de gelegenheid geboden om verhinderdata op te geven. Aan mr. Van der Horn is niet bekend gemaakt aan welke rechter de zaak is toegedeeld.
1.9.
Op 19 september 2023 heeft mr. Van der Horn - namens verzoekster - een verzoek ingediend tot wraking van mr. H.H. Kielman, in zijn hoedanigheid van teamvoorzitter van het team civiel/kanton te Leeuwarden verantwoordelijk voor de zaakstoedeling, en mr. A.R. van der Winkel, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het gerechtsbestuur eindverantwoordelijk voor de zaakstoedeling.
Mr. Kielman en mr. Van der Winkel hebben niet in de wraking berust.

2.2. Beoordeling

2.1.
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten - voor zover hier van belang - een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 36 Rv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees van bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.3.
Voorts is van belang dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige (processuele) beslissingen. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Slechts indien de genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, bestaat aanleiding om vooringenomenheid te vermoeden.
2.4.
Verzoekster heeft - samengevat - het volgende aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft ten onrechte de naam van de behandelend kantonrechter niet bekend gemaakt, terwijl de zaak - zo stelt verzoekster - volgens de Code zaakstoedeling al aan een behandelend rechter had moeten worden toegedeeld. Voor dit verzuim zijn de teamvoorzitter handel/kanton locatie Leeuwarden en de president van de rechtbank (eind)verantwoordelijk, aldus verzoekster. Ook de ongemotiveerde afwijzing van het aanhoudingsverzoek door de niet bij naam bekend gemaakte rechter is voor verzoekster een reden voor wraking. Verzoekster heeft vanwege de hele gang van zaken zodanige twijfels over de rechterlijke onpartijdigheid dat zij verzoekt de behandeling van de zaak te verwijzen naar de rechtbank Overijssel.
2.5.
De wrakingskamer stelt voorop dat aan de wrakingskamer geen oordeel toekomt over de gang van zaken rondom de zaakstoedeling. Evenmin ligt het op de weg van de wrakingskamer om te oordelen over het door verzoekster gedane verzoek tot verwijzing van de deelgeschilprocedure naar de rechtbank Overijssel. Het is de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of de behandelend rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, dan wel dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Aangezien mr. Kielman en mr. Van der Winkel beiden niet belast zijn met de behandeling van de zaak, dient het wrakingsverzoek reeds om die reden kennelijk ongegrond te worden verklaard.
2.6.
Daarenboven betreft de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een (processuele) beslissing van de (rol)rechter, waarover aan de wrakingskamer in beginsel geen oordeel toekomt. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.3. is overwogen, is er slechts aanleiding om vooringenomenheid te vermoeden, indien de genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven. Dat van dergelijke feiten of omstandigheden sprake is, is gesteld noch gebleken.
2.7.
Het vorenstaande brengt, naar het oordeel van de wrakingskamer, met zich dat het verzoek kennelijk ongegrond verklaard dient te worden. Een mondelinge behandeling van het verzoek kan daarom achterwege blijven.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek kennelijk ongegrond;
3.2.
bepaalt dat de procedure met nummer 10465533 VZ VERZ 23-10 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en aan
mr. H.H. Kielman en mr. A.R. van der Winkel.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. H.J. Idzenga en
mr. S.T. Kooistra, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023.
coll: 853