ECLI:NL:RBNNE:2023:4178

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
18-027095-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens brandstichting en vernieling in asielzoekerscentrum

Op 28 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die bij verstek is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en vernieling. De feiten vonden plaats op 29 januari 2021 in de gemeente De Fryske Marren, waar de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een matras in een asielzoekerscentrum, wat leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige goederen. Daarnaast heeft hij opzettelijk een spiegel en een deur vernield die toebehoorden aan het COA.

De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 14 september 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd op basis van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte de ten laste gelegde feiten bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was, zonder dat er omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Bij de strafmotivering heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. Ondanks de vordering van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van 8 maanden, heeft de rechtbank besloten om een lagere straf op te leggen van 4 maanden, mede vanwege het tijdsverloop en vergelijkbare straffen in soortgelijke zaken. Tevens is besloten tot teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-027095-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te onbekend ( [geboorteplaats] ), zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2023. De zaak is eerder op 17 augustus 2023 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. De raadsvrouw mr. L.I. Veenstra, advocaat te Leeuwarden, heeft verklaard dat zij niet uitdrukkelijk gemachtigd is verdachte ter zitting te verdedigen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 januari 2021, te [adres] , in elk eval in de gemeente De Fryske Marren, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een matras, welk matras was gelegen in een op het aan de [adres] gelegen asielzeoeksrcetrum staande unit, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dat matras geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde unit en de daarin aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 januari 2021, te [adres] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren opzettelijk en wederrechtelijk een matras, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan het COA toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 29 januari 2021, te [adres] , in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de COA toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en 2, gelet op de aangiftes, de processen-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van verdachte.

Oordeel van de rechtbank 1

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen.
Uit de aangifte van [naam]
2en de bekennende verklaring van verdachte
3blijkt genoegzaam dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde op de wijze zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 29 januari 2021 te [adres] , in de gemeente De Fryske Marren, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een matras, in een op het aan de [adres] gelegen asielzoekerscentrum staande unit, gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde unit en de daarin aanwezige goederen, te duchten was;
2 hij op 29 januari 2021 te [adres] , in de gemeente De Fryske Marren, opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en een deur, die aan het COA toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
2 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte voor zover daarvan blijkt uit het procesdossier, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een asielzoekerscentrum. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en wordt als een zeer ernstig strafbaar feit gekwalificeerd. Naast gevoelens van onrust en onveiligheid voor omstanders veroorzaakt brandstichting doorgaans ernstige schade. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een deur en een spiegel.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 19 juli 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft, omdat een reclasseringsrapport ontbreekt, geen onafhankelijke visie op de persoon van verdachte gekregen. Ook uit het dossier blijkt niet van bijzondere persoonlijke omstandigheden waar de rechtbank rekening mee kan houden.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf geboden is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank zal aan verdachte een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd opleggen, vanwege het tijdsverloop. Tevens is rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd voor brandstichting met enkel gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank zal aan verdachte daarom een gevangenisstraf van 4 maanden opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een zwarte broek, een groene tui, een rood shirt, een blauwe jas en schoeisel, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een zwarte broek (goednummer 1354725);
  • een groene trui (goednummer 1354726);
  • een rood shirt (goednummer 1354727);- een blauwe jas (goednummer 1354728); - schoeisel (goednummer 1354729).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. F. van der Meulen, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2023.
Mr. G.C. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL01002021025955, doorgenummerd 1 tot en met 36.
Pagina’s 7 en 8.
Pagina’s 34 en 35.