Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de onder parketnummer 18.020280.22 ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 en de onder parketnummer 18.176272.22 ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden
met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, alsmede de (ongemaximeerde) terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt opgelegd en verzocht deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. De raadsman heeft zich daarnaast, mede gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder parketnummer 18.020280.22 onder feit 5 ten laste gelegde (het seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaar) en de geringe ernst van de overig ten laste gelegde feiten, verzet tegen het opleggen van een ongemaximeerde maatregel TBS. De raadsman heeft daarbij benadrukt dat de gepleegde feiten moeten worden bezien binnen een bepaalde context en rekening houdend met de achtergrond en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het multidisciplinair gedragsdeskundig triple-onderzoek van 12 juli 2022, opgemaakt door drs. A. van der Waal, psychiater, drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog en J. Hein, forensisch milieuonderzoeker, het rapport van Reclassering Nederland van 15 juli 2022, het aanvullend psychologisch onderzoek van 26 mei 2023, het aanvullend psychiatrisch onderzoek van 21 juli 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 september 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode (juni 2021 tot en met februari 2022) schuldig gemaakt aan stalking, dwang en bedreiging van meerdere jonge, kwetsbare vrouwen (slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ) die allen een relatie met verdachte hebben gehad. Daar komt bij dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer 1] , vernieling van haar spullen alsmede het uit wraak seksueel getinte foto’s en een video van haar online zetten. Hierdoor heeft hij ernstig misbruik gemaakt van de vertrouwensband die hij met haar had. Het is algemeen bekend dat foto’s en video’s lange tijd op het internet blijven staan waardoor het slachtoffer hiermee nog lang geconfronteerd zal kunnen worden. Dit zijn telkens ernstige strafbare feiten waarmee verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans privacy, lichamelijke integriteit en eigendom. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen gevoelens van frustratie en ongenoegen. Bovendien hebben deze feiten een grote impact gehad op de slachtoffers, hetgeen eveneens is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Daarnaast heeft verdachte met een 13-jarig meisje, tegen haar wil, seks gehad.
Verdachte wist dat zij kwetsbaar was. Zij was weggelopen en voor onderdak afhankelijk van hem. Verdachte, die zo’n zeven jaar ouder was, had echter enkel oog voor zijn eigen gevoelens van lust en heeft zich niet bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Dit feit neemt de rechtbank verdachte dan ook zeer kwalijk.
Verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno. Hierdoor heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden en bevorderen van de productie daarvan, waarvoor kinderen zeer ernstig worden misbruikt. Ook dit feit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte eerder voor misdrijven met politie en justitie in aanraking geweest. Veelal zijn de zaken wegens gebrek aan bewijs geseponeerd, met uitzondering van een voorwaardelijk sepot voor het onttrekken van een minderjarige aan het gezag in begin 2021. Dit betrof het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Verdachte is door deskundigen drs. A. van der Waal (psychiater), drs. J.A.M. Gresnigt (klinisch psycholoog) en J. Hein (forensisch milieuonderzoeker) onderzocht.
De bevindingen zijn weergegeven in voornoemd multidisciplinair gedragsdeskundig triple-onderzoek van 12 juli 2022.
Uit dit onderzoek volgt -onder meer- dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, zijnde een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met op de voorgrond antisociale kenmerken en daarnaast borderline en afhankelijke kenmerken. Kijkend naar zijn persoonlijkheidsstructuur is deze te kenmerken als ego- en identiteitszwak, weinig gevormd, met primitieve afweermechanismen als acting out, vermijding, somatisatie en projectie. Mede als gevolg van zijn egozwakke persoonlijkheidsstructuur is hij erg prikkelgevoelig.
Hij raakt daardoor gemakkelijk emotioneel ontregeld waarop angst, achterdocht en frustraties ontstaan. Emoties die hij nauwelijks zelf kan kanaliseren. Daarnaast is sprake van zwakbegaafdheid. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was de genoemde psychische problematiek aanwezig.
De deskundigen concluderen dat, indien de rechtbank de onder parketnummer 18.020280.22 onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten (bedreiging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ) bewezen acht, er sprake is van een doorwerking van de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis, met name van de antisociale en borderline kanten in zijn persoon. Volgens de deskundigen geldt deze doorwerking mogelijk ook voor de onder parketnummer 18.020280.22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten (belaging van [slachtoffer 1] en dwang in de richting van [slachtoffer 2] ). Omdat verdachte de onder parketnummer 18.020280.22 onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten (seksueel binnendringen van iemand beneden de zestien jaar en het bezit van kinderporno) ontkent, en er geen delictscenario kan worden opgesteld met betrekking tot deze feiten, kunnen er geen uitspraken worden gedaan over de doorwerking van mogelijke psychopathologie/verstandelijke beperkingen ten aanzien van deze feiten.
De deskundigen achten een klinische forensische behandeling gericht op verdachtes ernstige gedrags, ontwikkelings -en persoonlijkheidsproblematiek geïndiceerd. De inschatting is dat een langdurige, klinische, sterk gestructureerde setting noodzakelijk is, zeker ook om de kans op recidive in vormen van antisociaal, gewelddadig en/of seksueel grensoverschrijdend delictgedrag en/of stalking te voorkomen. Een klinische setting is daarnaast noodzakelijk, om hem, zijn gedrag en problematiek goed in beeld te krijgen en omdat hij begrensd moet worden in negatief, antisociaal en/of impulsief gedrag. De inschatting is, gezien de ernst van zijn problematiek en eerdere mislukte behandelervaringen, dat de klinische behandeling meerdere jaren in beslag zal nemen.
Voorwaardelijke kaders zijn door de deskundigen overwogen. Echter, eerdere behandelingen laten zien dat verdachte zich niet houdt aan opgelegde voorwaarden en zich meerdere keren, al dan niet in samenspraak met zijn ouders, heeft onttrokken aan behandeling, begeleiding en behandelkaders. In het verlengde hiervan, en gezien zijn geringe intrinsieke motivatie voor behandeling, is de kans groot dat hij zich niet langdurend, dat wil zeggen meerdere jaren, zal committeren aan behandeling, begeleiding en toezicht. Vervolgens is behandeling in het kader van een zorgmachtiging door de deskundigen overwogen. Echter, verdachte dient langdurend in een forensische kliniek te worden behandeld, hetgeen niet mogelijk is in het kader van een zorgmachtiging. Daarom achten de deskundigen een TBS maatregel geïndiceerd. Bij onttrekking aan behandeling, begeleiding en toezicht, wanneer hij zichzelf alleen moet redden, is de kans dat verdachte, vanuit zijn problematiek, snel weer contact zal zoeken en krijgen met kwetsbare jonge vrouwen groot. De kans op recidive in vormen van delictgedrag (stalking, geweldsdelicten) wordt dan als hoog ingeschat. Een maatregel TBS met verpleging van overheidswege heeft als voordeel dat verdachte langdurig, meerdere jaren behandeld en begeleid kan worden binnen een hoog beveiligingsniveau. Alles overwegend, adviseren rapporteurs daarom om verdachte de TBS maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
Reclassering Nederland conformeert zich aan het advies van de deskundigen.
De inhoudelijke behandeling van de zaak is vervolgens aangevangen ter terechtzitting van
21 februari 2023. Verdachte heeft eerst toen (uit het niets) aangegeven dat hij de psychologische testen niet zelf heeft ingevuld, maar heeft laten invullen door een (met naam genoemde) medegedetineerde. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens geschorst.
De betreffende medegedetineerde is op 28 maart 2023 door de rechter-commissaris gehoord en heeft verklaard dat verdachte hem niet heeft gevraagd om de testen in te vullen en dat hij dit ook niet heeft gedaan voor verdachte.
Op respectievelijk 26 mei 2023 en 21 juli 2023 heeft een aanvullend psychologisch en psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden. Verdachte heeft met veel weerstand hieraan meegewerkt. Uit de aanvullende psychologische en psychiatrische rapportages blijkt dat het nu aanvullend afgenomen testonderzoek geen aanleiding geeft om de uiteindelijke diagnostische -en forensische overwegingen, de conclusies en adviezen aan te passen.
De deskundigen staan nog steeds achter de bevindingen en conclusies zoals opgenomen in voornoemd multidisciplinair gedragsdeskundig triple-onderzoek van 12 juli 2022. Het advies luidt nog steeds TBS met verpleging van overheidswege.
De rechtbank verenigt zich met voornoemde bevindingen en conclusies van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek, mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over. Gelet op de aard en ernst van de psychische problematiek en het feit dat deze problematiek ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig was, acht de rechtbank verdachte ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
TBS-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle wettelijke vereisten van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) om tot oplegging van de TBS-maatregel te komen.
Het bewezen verklaarde seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaar is immers een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, terwijl de bewezen verklaarde bedreigingen en belaging misdrijven betreffen omschreven in de artikelen 285 en 285b Sr.
Ook bestond tijdens het begaan van deze feiten bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen blijkt uit voornoemde rapportages van de deskundigen omtrent de problematiek van verdachte en het geschatte recidiverisico.
Een langdurige, klinische, sterk gestructureerde setting is noodzakelijk om de kans op recidive in vormen van antisociaal, gewelddadig en/of seksueel grensoverschrijdend delictgedrag en stalking te voorkomen. De inschatting is, gezien de ernst van de problematiek van verdachte en eerdere mislukte behandelervaringen, dat de klinische behandeling meerdere jaren in beslag zal nemen. Gezien zijn geringe intrinsieke motivatie voor behandeling, is de kans groot dat verdachte zich niet langdurend, meerdere jaren, zal committeren aan behandeling, begeleiding en toezicht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorenstaande de algemene veiligheid van personen eist dat aan verdachte de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de oplegging van de maatregel in overeenstemming is met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en noodzakelijk is op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten.
Duur van de maatregel
Op grond van artikel 38e Sr mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de TBS is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Verdachte heeft zich -onder meer- schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van een
13-jarig meisje. Enkel dit feit levert al een handelen op van verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Aan voornoemd criterium is dus voldaan en de rechtbank zal de maatregel ongemaximeerd aan verdachte opleggen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren overschrijden.
Straf
De rechtbank acht, naast oplegging van de TBS maatregel, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en gelet op het feit dat de rechtbank het van belang acht dat verdachte op korte termijn behandeld zal gaan worden, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest
(592 dagen).
Vrijheidsbeperkende maatregel (38v Sr)
De rechtbank ziet ter beveiliging van aangeefsters aanleiding om op grond van artikel 38v Sr daarnaast ook een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van één week, met een maximum van zes maanden.
Hoewel de rechtbank zich realiseert dat de dreiging van een vervangende hechtenis voor verdachte, gelet op de TBS-maatregel, wellicht een minder afschrikkende werking heeft, gaat hiermee in ieder geval een signaal uit richting verdachte dat hij de aangeefsters met rust moet laten.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er -gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van verdachte- ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen (aangeefsters), zal de rechtbank bepalen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.