waaronder een complexe breuk van het rechterslaapbeen met uitlopende breuklijnen. Bij de breuken was uitgebreide omgevende bloeduitstorting. Er was circa 50 ml bloedophoping onder het harde hersenvlies.
(…)
Interpretatie van resultaten
Letsels aan het hoofd en de hals
Ter hoogte van de behaarde hoofdhuid en het aangezicht (rechts meer dan links) waren uitgebreide huidletsels met onderliggende schedelbreuken. Hierbij was er bloedophoping onder het harde hersenvlies en plaatselijke destructie van hersenweefsel. Op basis van het schedelhersenletsel kan het overlijden zonder meer worden verklaard (via hersenfunctiestoornissen). Genoemd letsel is bij leven ontstaan door meervoudige (en hevige) stomp botsende krachtinwerking op het hoofd, minstens gedeeltelijk door slagen met of op één of meerdere harde voorwerpen en/of structuren. Karakteristieken van enkele letsels duiden hierbij op zowel een kantig als breedvlakkig aspect van het veroorzakende voorwerp en/of structuur. De bloeduitstortingen en het slijmvliesletsel ter hoogte van de mond zijn bij leven ontstaan door stomp botsende en/of (samen)drukkende krachtinwerking.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
In de ochtend van 13 augustus 2022 is op de grond naast een chalet aan het [bedrijf 3] te [plaatsnaam 1] een reeds overleden persoon aangetroffen van wie later de identiteit is vastgesteld als zijnde [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1976. In het chalet waarnaast het lichaam van
[slachtoffer] liggend op de rug is aangetroffen, verbleven ten tijde van het aantreffen daarvan en ook in de dagen daarvoor twee personen, te weten verdachte en voornoemde
[slachtoffer] . Op de ochtend van 13 augustus 2022, ten tijde van het aantreffen van het lichaam van [slachtoffer] , bevond ook verdachte zich in en rondom het betreffende chalet. Daarbij is aan omstanders en aanwezige verbalisanten opgevallen dat de rechterhand van verdachte op dat moment gezwollen was en meerdere verwondingen bevatte. Ter plaatse heeft verdachte aanvankelijk verklaard dat er een persoon het chalet was binnengedrongen, dat hij niet wist wie die persoon was en dat hij, verdachte, uit zelfverdediging heeft gehandeld. In zijn eerste politieverhoor heeft verdachte verklaard dat er zowel binnen als buiten het chalet een ruzie is geweest tussen twee mannen, dat het niet is gelukt de twee mannen uit elkaar te halen en dat de levenloos aangetroffen [slachtoffer] één van die twee ruziënde mannen was. Verdachte heeft uitdrukkelijk ontkend dat hij “die andere man” was en heeft voorts verklaard dat hij die andere man niet kende. In de daaropvolgende verhoren heeft verdachte voor het overgrote deel gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.
Bevindingen pathologisch- en forensisch (DNA-)onderzoek
Nadat het lichaam van [slachtoffer] is overgebracht en onderzocht door een forensisch patholoog, zijn onder meer meerdere schedelbreuken en (complexe) breuken in het aangezicht van [slachtoffer] vastgesteld. Door de forensisch patholoog wordt geconcludeerd dat [slachtoffer] om het leven is gekomen als gevolg van voornoemd letsel en dat het letsel is ontstaan door meervoudige en hevige stomp botsende krachtinwerking op het hoofd, door middel van slagen met of op één of meer harde voorwerpen en/of structuren.
Ten behoeve van nader forensisch onderzoek zijn kort na het aantreffen van het lichaam van [slachtoffer] onder meer bebloede straatklinkers - die nabij het lichaam van [slachtoffer] zijn aangetroffen - veiliggesteld en bemonsterd op biologische sporen. Daarnaast zijn in de slaapkamer van het slachtoffer (onder andere) bebloede restanten van een glazen fles wodka (scherven en met intacte dop) aangetroffen. Ook deze restanten zijn veiliggesteld en bemonsterd op biologische sporen. Uit het daaropvolgende vergelijkend DNA-onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) is gebleken dat zowel op de bebloede straatklinkers als op de restanten van de glazen fles, de DNA-profielen van zowel verdachte als die van [slachtoffer] zijn aangetroffen. Het NFI concludeert dat voornoemde DNA-mengprofielen elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van respectievelijk verdachte en een willekeurige onbekende persoon en [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van twee willekeurige personen.
In een aanvullend rapport concludeert het NFI voorts dat er uit het verrichte DNA-onderzoek geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van DNA van een andere (derde) persoon in de onderzochte bemonsteringen.
Voorts is, bij forensisch onderzoek in de slaapkamer van [slachtoffer] , een kapotte glazen fles wodka van het merk Bols aangetroffen. Vastgesteld is dat deze kapotte fles wodka van het merk Bols soortgelijk is aan de fles wodka die door verdachte op 12 augustus 2022 bij de [bedrijf 2] in [adres 1] is gekocht. Deze kapotte fles lag op de grond tussen het uiteinde van het bed en de kastdeur. Op het bed en op de grond rondom het bed lagen meerdere glasscherven. Een aantal van die scherven was bebloed. De dop van de fles zat nog op de flessenhals, met de verzegeling van de dop intact. Hieruit volgt dat de fles nog volledig gevuld was op het moment dat deze kapot ging. Bij het forensisch onderzoek is voorts gezien dat, op het hoofdeinde van het bed, een kussentje lag, dat leunde tegen de kast. Achter dit kussentje waren geen bloedspatten zichtbaar, terwijl naast het kussentje wél bloedspatten zichtbaar waren. Het kussentje had in het impactpatroon een leemte veroorzaakt.
Bij het forensisch onderzoek is, op/aan het hoofdeinde van het bed, voorts een saturatiespoor gezien. Gelet op de verspreiding van het bloed en de kleur van de vlekken op het onderlaken van dat bloed, kan niet worden uitgesloten dat het saturatiespoor (mede) is veroorzaakt door een andere vloeistof dan door bloed, of door bloed verdund met een andere vloeistof.
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige] , de echtgenote van [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij en
[slachtoffer] op de avond van 12 augustus 2022 met elkaar aan het videobellen waren, waarbij [slachtoffer] zich op het bed in zijn slaapkamer bevond. [getuige] heeft verklaard dat, tijdens dat gesprek, [slachtoffer] herhaaldelijk werd gestoord door zijn huisgenoot, die wilde dat [slachtoffer] wodka met hem ging drinken. [getuige] heeft voorts verklaard dat [slachtoffer] , nadat zij de stem van die huisgenoot duidelijk had gehoord (alsof de deur van de slaapkamer was opengegaan), van zijn bed is opgestaan en kort het videogesprek heeft verlaten. Toen [slachtoffer] terugkwam aan de telefoon, heeft hij gelijk tegen [getuige] gezegd dat zijn handen onder het bloed zaten en dat ‘zijn hoofd was kapotgemaakt’. Kort daarna kreeg [getuige] geen reactie meer van [slachtoffer] , heeft zij enige tijd later de verbinding verbroken en bleven haar daaropvolgende oproepen onbeantwoord.
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat zij op de avond van 12 augustus 2022 twee mannen bij het chalet - op de plaats waar later het lichaam van [slachtoffer] is aangetroffen - heeft gezien waarbij één man stond en de andere man op de grond lag. Zij zag dat de man die stond, de man die op de grond lag, sloeg. De man sloeg meerdere keren met kracht naar beneden, terwijl hij een donkergekleurd voorwerp van ongeveer 25 centimeter lang en 10 centimeter breed vasthield in de hand waarmee hij sloeg. De man die op de grond lag, beschermde zijn hoofd niet toen hij werd geslagen; hij bewoog in het geheel niet, aldus getuige [naam 4] . Ook getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij op de avond van 12 augustus 2022 een man al schreeuwend en met gebalde vuisten voorovergebogen heeft zien staan vóór het chalet. [naam 3] heeft voorts verklaard dat zij diezelfde man de volgende dag, 13 augustus 2022, opnieuw bij het chalet heeft gezien, toen stond hij bij de man die daar lag.
Op grond van al het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, gaat de rechtbank ervan uit dat het verdachte is geweest, die [slachtoffer] met de volle, intacte glazen fles met wodka, in diens slaapkamer - terwijl [slachtoffer] , op het bed in die slaapkamer, aan het videobellen was met zijn echtgenote -, op het hoofd heeft geslagen. Dit strookt ook met de verklaring van de echtgenote, inhoudende dat [slachtoffer] haar heeft gezegd dat ‘hij mijn hoofd heeft kapot gemaakt’. Gelet op de bewijsmiddelen, houdt de rechtbank het ervoor dat het slaan met de fles op het hoofd van [slachtoffer] , niet (direct) tot diens dood heeft geleid, nu hij kennelijk kans heeft gezien om naar buiten te gaan. Dat de geweldshandelingen binnenin het chalet zijn begonnen en buiten het chalet zijn voortgezet, strookt ook met de bevindingen van het forensisch onderzoek, te weten dat in het chalet op meerdere locaties bloedsporen zijn aangetroffen (al dan niet zichtbaar gemaakt bij luminolonderzoek). De rechtbank merkt hierbij voorts, in het bijzonder, nog op dat uit het forensisch onderzoek tevens is gebleken dat in het chalet schoonmaakactiviteiten (met een dweil of soortgelijk voorwerp) hadden plaatsgevonden. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat verdachte heeft gepoogd de sporen van zijn misdrijf te wissen. Eenmaal buiten, heeft verdachte het slachtoffer vervolgens, meermalen en met kracht, met een steen op het hoofd en in het gezicht geslagen. Uiteindelijk heeft het slachtoffer de dood gevonden buiten vóór het chalet, tussen een stapel met straatstenen en de openslaande (voor)deuren van het chalet.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat, ondanks het zeer uitgebreide (forensisch) onderzoek dat door de opsporingsautoriteiten is verricht, er geen enkele aanwijzing is gevonden dat er naast verdachte een andere (derde) persoon betrokken is geweest bij het tegen [slachtoffer] uitgeoefende geweld, zoals door verdachte is verklaard. Daarenboven heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de aangetroffen straatklinker en restanten van de glazen fles. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat er een derde betrokken zou zijn geweest bij de dood van het slachtoffer, vindt derhalve geen steun in, en wordt weersproken door de inhoud van het dossier. Gelet op het voorgaande zal het door de verdediging geschetste alternatieve scenario als zijnde niet aannemelijk worden gepasseerd.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd. Gelet op de inhoud van het dossier, meer in het bijzonder het omvangrijke letsel aan het hoofd en in het gezicht dat bij het slachtoffer is geconstateerd, en de daaruit door de rechtbank getrokken conclusie dat door verdachte herhaaldelijk met kracht met een steen en glazen fles op het hoofd en in het gezicht van [slachtoffer] is geslagen, is de rechtbank - anders dan de raadsvrouw van oordeel dat verdachte daadwerkelijk de bedoeling had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Het handelen van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht geweest op het om het leven brengen van [slachtoffer] dat het opzet van verdachte hierop gericht moet zijn geweest. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat er sprake is van ‘boos’ dan wel ‘vol’ opzet op de dood. De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.