ECLI:NL:RBNNE:2023:4058

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
18-336996-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en mishandeling met betrekking tot uitgaansgeweld en drugshandel

Op 1 november 2021 vond er in Leeuwarden een gewelddadig voorval plaats waarbij de minderjarige verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij een poging tot doodslag op een persoon genaamd [slachtoffer 1]. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer met kracht tegen het lichaam geduwd, waardoor hij over zijn fiets viel. Vervolgens hebben zij het slachtoffer meermalen geschopt en geslagen, ook toen hij op de grond lag. Het geweld leidde tot ernstig letsel bij het slachtoffer, waaronder een hersenkneuzing en gebroken tanden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte en zijn medeverdachte in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij de verkoop en het vervoer van harddrugs, waarvoor hij eveneens werd veroordeeld. De rechtbank hield rekening met de positieve veranderingen in de persoonlijke situatie van de verdachte en de impact van het geweld op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-336996-21 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-244093-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2023. De strafzaak tegen de verdachte is eerder behandeld op de zitting van 30 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Diemen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-336996-21
1.
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Leeuwarden, op of aan de openbare weg, Het [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hebben verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen het lichaam geduwd en/of (vervolgens) met kracht in het gezicht gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] over zijn fiets heen is gevallen en/of die [slachtoffer 1] bij het lichaam gepakt en voorover getrokken en/of (met kracht) een knie tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gedrukt en/of Die [slachtoffer 1] opgetild en/of (met kracht) hard tegen het wegdek gegooid en/of meermalen, althans eenmaal - ook als die [slachtoffer 1] op de grond ligt- (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Leeuwarden openlijk, te weten op of aan het [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen het lichaam geduwd en/of (vervolgens) met kracht in het gezicht gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] over zijn fiets heen is gevallen en/of die [slachtoffer 1] bij het lichaam gepakt en voorover getrokken en/of (met kracht) een knie tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gedrukt en/of Die [slachtoffer 1] opgetild en/of (met kracht) hard tegen het wegdek gegooid en/of meermalen, althans eenmaal - ook als die [slachtoffer 1] op de grond ligt- (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten
  • een hersenkneuzing en/of
  • een hersenschudding en/of
  • een bloeding in het hoofd en/of
  • een scheurtje bij het (linker)oog en/of
  • een gebroken enkel (die operatief moest worden gezet) en/of
  • vier, althans meerdere naar achter geslagen tanden en/of deels afgebroken tanden en/of
  • een gekneusde elleboog voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze (met kracht) met gebalde vuist tegen (de linkerkant van) het hoofd en/of in het gezicht te stompen en/of te slaan.
Parketnummer 18-244093-22
hij op of omstreeks 9 april 2022 te [adres] , althans in de gemeente Waadhoeke, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1.57 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 14.09 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-336996-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 1 primair, gelet op de aangifte, de letselverklaring, de camerabeelden en verklaringen van getuigen.
De officier van justitie heeft tevens veroordeling gevorderd van feit 2, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 18-244093-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde (in de variant van het vervoeren), gelet op het aantreffen van MDMA en cocaïne bij verdachte en zijn bekennende verklaring.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-336996-21
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. Er is onvoldoende bewijs voor het medeplegen, omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking was tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Tevens ontbreekt het (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever, omdat er nimmer sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op overlijden.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18-244093-22
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18-336996-21, feit 1 primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 september 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 1 november 2021 was ik aanwezig op Het [adres] te Leeuwarden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2021,opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021300705 d.d. 10 december 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op maandagochtend, 1 november 2021, omstreeks 01:30 uur, ben ik, samen met mijn vriendin, naar huis gegaan. Wij fietsten op dat moment ongeveer bij [bedrijf] , gevestigd aan het [adres] . [medeverdachte] liep uit de groep naar voren naar mij toe, en ging gelijk neus aan neus met mij staan. [medeverdachte] gaf mij op een bepaald moment een harde duw tegen mijn borstkas. Hij deed dit met twee handen en veel kracht. Ik deinsde daardoor een stukje achteruit maar viel niet om. Ik had mijn fiets op dat moment nog in mijn hand. Ik weet dat ik toen een harde klap kreeg en daarna werd alles "zwart". Het eerste wat ik mij kan herinneren, is dat ik wakker werd en op de straat lag.
3. Een forensisch geneeskundig letselverslag, op 23 november 2021 opgemaakt en ondertekend doormw. drs. A.W. Westerveld, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Betrokkene [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] 1997 Letselbeschrijving:
Oogleden links
In de huid aan de buiten- en onderzijde van de linker oogkas een geelgroene verkleuring passend bij onderhuidse bloeduitstortingen.
Op de grens van het bovenooglid met het voorhoofd een in de huidlijnen verlopende roze gekleurde verdikking in de huid waarin een donker korstje en twee witte uitstekende draadjes te zien zijn. Dit past bij een gehechte en inmiddels vrijwel genezen huidklieving.
Gebit
Van de voortanden in bovengebit ontbreken enkele stukjes. Deze tanden staan evenals de middelste tanden van het ondergebit niet meer in lijn met de overige gebitselementen. Dit is passend bij direct op het gebit inwerkend geweld.
Linker been
Om het linker onderbeen bevindt zich een gipsverband. Uit gegevens ziekenhuis blijkt dit te zijn aangelegd na een operatieve stabilisatie van een enkelfractuur links met drie schroeven. In de huid van de knieschijf aan de bovenzijde een min of meer rond gebied met schilfering van geschat 1,5 cm doorsnede passend bij een genezende schaafwond.
Vermoeden inwendig letsel
Uit door betrokkene aangeleverde medische gegevens bleek dat er op de CT van de hersenen aanwijzingen waren voor mogelijk een kleine kneuzing links voor in de hersenen.
Genezingsduur/ beperking
Nog niet te voorspellen, met name met betrekking tot de enkel
Subjectieve klachten:
Is minder belastbaar, kan zijn werk niet doen, functie linker oog nog niet 100%, zorgen of toekomstperspectief qua opleiding en toekomstig werk nu wegvalt. De geconstateerde letsels passen goed bij de toedracht zoals aangegeven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 november 2021 opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik zag dat de jongen op de fiets op de grond werd gegooid en dat [medeverdachte] en [verdachte] op hem in schopten. De jongen op die fiets, het slachtoffer, lag in elkaar op de grond.
Ik zag wel dat er een vechtpartij was tussen [medeverdachte] en de jongen. Ik zag dat de jongen ineens op de grond lag. Er werd tegen hem aangeschopt door [medeverdachte] . Er zaten in ieder geval 2 mensen boven op het slachtoffer. Dat was in ieder geval [medeverdachte] . Volgens mij was de andere jongen die er boven op zat [verdachte] , maar dat weet ik niet zeker.
V: Wat heb je [medeverdachte] zien doen?
A: Schoppen. Tegen het hoofd van het slachtoffer.
V: Hoe vaak?
A: Ik weet niet hoe vaak. Maar hij was wel aan het doortrappen. Hij nam geen pauze.
Het slachtoffer lag op de grond terwijl [medeverdachte] op hem inschopte
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 november2021 opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik liep dus in de richting van het [adres] . Ik zag dat er een man links voor mij op de grond lag. Ik zag dat hij deels tegen een wegafzetting aan lag. Ik zag dat de man een halfzittende en halfliggende positie aannam. Ik zag dat zijn schouders en zijn hoofd tegen de wegafzetting leunde. Ik zag dat de man zijn beide armen omhoog bracht, kennelijk om zichzelf te verdedigen. Ik zag dat een andere onbekende man bij hem probeerde te komen. Ik zag op dat moment dat de voor mij onbekende man met kracht zijn rechterbeen naar achteren haalde. Ik zag dat hij ditzelfde been vervolgens met veel kracht naar voren bewoog. Ik zag dat zijn voet met veel kracht terecht kwam tegen het gezicht van de man welke op de grond lag. Ik kan u het voorbeeld geven dat iemand tegen een voetbal trapt. Ik zag als gevolg van deze trap dat het gezicht en het lichaam van de man, welke op de grond lag, naar achteren bewoog. Ik kan u vertellen dat dit een behoorlijk impact had op de man welke op de grond lag.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2021,opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 1 november 2021, rond 02.00 uur, vond er op het [adres] te Leeuwarden, een (zware) mishandeling plaats. Bij het beschrijven van de beelden zal ik hem, [medeverdachte] , VD1 noemen. Verder blijkt uit het onderzoek dat een andere verdachte [verdachte] heeft. Hij zal bij het beschrijven van de beelden VD2 genoemd worden. Er zijn twee aangevers, te weten [slachtoffer 1] . Bij het beschrijven zal ik hem AG1 noemen.
Door mij werd het volgende op de bekeken beelden gezien:
AG1 loopt op VD1 af en geeft met zijn linkerhand een duw tegen de rechterschouder van VD1. VD1 geeft met zijn rechterhand vervolgens een duw tegen de linkerschouder van AG1.
VD2 gaat op zijn fiets richting het midden van de weg. Hij zet de op de stander. AG1 en VD2 staan tegen over elkaar.
AG1 krijgt op dat moment een harde duw van VD1. Die duwt hem met beide handen tegen de borst.
Die valt of beweegt naar achteren en wordt gelijk door VD2 beetgepakt bij zijn bovenlichaam. VD2 worstelt met AG1. VD1 gaat op hen af. VD1 werkt AG1 tegen de grond.
VD1 komt VD2 te hulp. VD2 worstelt met AG1. Terwijl hij hem voorover trekt, waardoor AG1 gebukt staat, geeft VD2 hem met zijn rechterknie en trap tegen het hoofd. Het hoofd van AG1 gaat achterover door de impact. Op dat moment liggen dus VD1, VD2 en AG1 op de grond. VD2 staat op en loopt naar AG1 en pakt hem vast. Hij geeft hem een hoge trap met zijn rechtervoet. Het is niet te zien waar hij AG1 raakt. Die gaat naar achteren en neemt een gevechtshouding aan. AG1 en VD2 staan tegenover elkaar.
AG1 gaat er op af. VD2 pakt hem bij zijn kleren vast. VD1 komt er bij. Samen trekken ze hem voorover. Samen brengen ze AG1 naar de grond. Terwijl AG1 naar de grond gebracht wordt geeft VD2 hem een klap of een elleboogstoot in de rug. AG1 komt te zitten. Vervolgens trapt VD1 met zijn rechtervoet naar AG1. VD2 heeft hem nog steeds beet. AG1 ligt even later plat op de grond.
VD2 trekt AG1 over de weg heen. VD1 gaat om de lange jongen heen naar VD2 en AG1. AG1 staat voorovergebogen. VD1 trapt met zijn rechtervoet AG1.
VD1 neemt AG1 over van VD2. Hij tilt hem op en gooit hem hard tegen de weg. Die slaat door de kracht van de worp over de kop. Zijn benen vliegen door de lucht. AG1 komt op de weg. Hij rolt door de kracht waarmee hij op de grond wordt gesmeten min of meer achterover door, zodat hij bijna op zijn knieën zit. Zijn bovenlichaam hangt voorover. Direct nadat AG1 over de kop is geslagen, geeft VD1 hem met zijn rechtervoet een harde trap. Hij raakt hem waarschijnlijk op zijn bovenlichaam. Het hoofd van AG1, tijdens de worsteling bedekt door zijn capuchon, beweegt namelijk niet. Wel zie ik de rechterarm van AG1 door de impact van de trap, de lucht ingaan. Gedurende de vechtpartij is er alleen gevochten door VD1, VD2 en AG1.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 november 2021 opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Ik zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] schopte. Ik zag vervolgens dat [verdachte] [slachtoffer 1] een schop gaf. Ik zag dat [slachtoffer 1] op dat moment op nog op de grond lag. Ik schat dat ik [medeverdachte] [slachtoffer 1] 2 à 3 keer opzettelijk en met kracht heb zien schoppen toen [slachtoffer 1] op de grond lag.
Medeplegen
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat aangever door twee personen (onder meer) is geslagen en getrapt, ook tegen het hoofd en in het gezicht.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten vereist, waarbij de bijdrage van verdachte intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is, hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat beide verdachten een wezenlijke materiële bijdrage hebben geleverd aan de voltooiing van het delict. De medeverdachte heeft aangever al geduwd op het moment dat verdachte van zijn fiets stapt en gaat bijdragen aan het geweld tegen aangever. Beiden zijn in gevecht gegaan met aangever en beiden hebben aangever geschopt dan wel geslagen. Ze zijn gezamenlijk opgetreden en hebben elkaar versterkt in de aanval jegens aangever. Waar verdachte aangever vasthield en naar de grond bracht kon de medeverdachte aangever schoppen. Van een nauwe en bewuste samenwerking is derhalve sprake geweest. Het medeplegen zal bewezen worden geacht.
Opzet
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het voorliggende strafdossier niet vast te stellen dat de verdachte vol opzet had om aangever van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet van verdachte om aangever van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte zou overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat het geweld tegen aangever onder meer bestond uit het schoppen tegen het hoofd. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Uit het forse letsel dat aangever heeft opgelopen, onder meer een hersenkneuzing, kapotte tanden en bloeduitstortingen in het gezicht, blijkt dat er (meermalen) met kracht tegen het hoofd en het gezicht geweld is gebruikt.
De rechtbank concludeert daaruit dat de kans op de dood van aangever ten gevolge van het door verdachte en de medeverdachte uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest. Het uitgeoefende geweld was qua kracht zo groot dat dit onder meer voornoemd letsel veroorzaakte en zodanig dat de rechtbank concludeert dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de getuigenverklaringen en de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte en de medeverdachte met fors geweld uithaalden naar aangever, dat de medeverdachte moest worden tegengehouden door meerdere mensen en desondanks meermalen terugkeerde naar het slachtoffer en dat medeverdachte op een gegeven moment zelfs aangever optilt en hard op de weg gooit waarna hij aangever nog een harde trap na geeft. Door aldus te (blijven) handelen en reageren hebben verdachte en de medeverdachte naar het oordeel van de rechtbank de niet te verwaarlozen kans dat aangever door hun handelen het leven zou laten, bewust aanvaard.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Parketnummer 18-336996-21, feit 2 1

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Uit de verklaring van [slachtoffer 2]
2en de bekennende verklaring van verdachte
3blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.

Parketnummer 18-244093-22 4

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Uit de kennisgeving van inbeslagneming
5, het proces-verbaal van bevindingen verdovende middelen
6, de rapporten van het NFI
7en de bekennende verklaring van verdachte
8blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het met parketnummer 18-336996-21 onder 1 primair en 2 en met parketnummer 18-244093-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-336996-21
1.
hij op 1 november 2021 te Leeuwarden, op de openbare weg, Het [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte en diens mededader die [slachtoffer 1] met kracht tegen het lichaam geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] over zijn fiets heen is gevallen en die [slachtoffer 1] bij het lichaam gepakt en voorover getrokken en met kracht een knie tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gebracht en die [slachtoffer 1] opgetild en met kracht hard tegen het wegdek gegooid en meermalen - ook als die [slachtoffer 1] op de grond ligt met kracht tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 november 2021 te Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze met kracht met gebalde vuist tegen de linkerkant van het hoofd te stompen.
Parketnummer 18-244093-22hij op 9 april 2022 te [adres] , in de gemeente Waadhoeke, opzettelijk heeft vervoerd, 1,57 gram van een materiaal bevattende MDMA en 14,09 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-336996-21
1. primair medeplegen van poging tot doodslag
2 mishandeling
Parketnummer 18-244093-22opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het met parketnummer 18-33699621 onder 1 primair en 2 en met parketnummer 18-244093-22 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie, alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de door de officier van justitie gevorderde straf.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
In de nachtelijke uren van 1 november 2021 heeft verdachte samen met een ander na het uitgaan in Leeuwarden, en na het drinken van de nodige alcoholische consumpties, zonder enige aanleiding geweld gepleegd tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] . Dit geweld is juridisch gekwalificeerd als medeplegen van poging tot doodslag. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer meerdere keren geschopt en geslagen, ook toen het slachtoffer op de grond lag, waarbij ook tegen het hoofd is geschopt. Het slachtoffer is hierbij kortstondig bewusteloos geraakt en heeft fors letsel opgelopen.
Ook heeft verdachte tijdens deze geweldpleging de vriendin van voornoemd slachtoffer mishandeld.
Feiten als het onderhavige maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers. Ook heeft dit soort geweld in het uitgaansgebied een enorme impact op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft al veel dodelijke slachtoffers veroorzaakt en verdachte mag zich gelukkig prijzen dat in dit geval het daadwerkelijke letsel van het slachtoffer [slachtoffer 1] relatief beperkt is gebleven, omdat hij ook dood had kunnen zijn.
Verdachte heeft zich op 9 april 2022 schuldig gemaakt aan het vervoeren van MDMA en cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat het vervoeren van harddrugs een ernstig feit is. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 15 augustus 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder wegens soortgelijke feiten met politie en/of justitie in aanraking is gekomen. Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf, rekening met de straffen die aan verdachte zijn opgelegd bij de strafbeschikkingen van 30 december 2021 en 24 februari 2023.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het meest recente advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 7 augustus 2023. Uit dit advies komt naar voren dat er op dit moment geen dusdanige risicofactoren aanwezig zijn die maken dat de kans op herhaling aan de orde is. De uitkomst van het Totaal Dynamisch Risico Profiel is laag. Bij een veroordeling schat de Raad de risico’s bij de domeinen ‘agressie en houding’ hoger in dan nu is gescoord. Ondanks dat is de Raad van mening dat verdachte zijn leven het afgelopen jaar positief heeft veranderd. Hij heeft een adequate dagbesteding middels werk, heeft afstand genomen van antisociale vrienden, er is sprake van positieve relaties en hij is het afgelopen jaar niet gerecidiveerd. Ouders zijn tevreden en trots op verdachte en blijven hem, ondanks zijn meerderjarigheid, aansturen en begeleiden bij keuzes waar nodig.
Geadviseerd is de oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie, zodat verdachte een stok achter de deur krijgt om zijn positief ingezette lijn en focus op de toekomst zonder problemen vol te houden. Een maatregel vanuit de jeugdreclassering en/of gedragsinterventie is hierbij niet nodig.
LOVS oriëntatiepunten
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de oriëntatiepunten voor minderjarigen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS).
De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor:
- het aanwezig hebben van 5 tot 25 gram harddrugs uit van een taakstraf tussen de 60-120 uren; - mishandeling door middel van een enkele klap gaan uit van een taakstraf van 20 uren.
Er zijn geen oriëntatiepunten voor (poging tot) doodslag. De rechtbank merkt evenwel op dat de oriëntatiepunten van het LOVS in geval van zware mishandeling met zeer zwaar lichamelijk letsel door middel van schoppen tegen het hoofd uitgaan van jeugddetentie vanaf 6 maanden.
Straffen
De rechtbank overweegt dat de ernst van het bewezenverklaarde in beginsel zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur rechtvaardigt. De rechtbank zal daartoe in dit geval niet overgaan. Redengevend daarbij zijn het tijdsverloop en de positieve veranderingen in de persoonlijke situatie van de verdachte die zich hebben voorgedaan (op het gebied van werk en in de relationele sfeer) die erop wijzen dat de kans op recidive aanzienlijk is verminderd.
De rechtbank acht het in het belang van de destijds minderjarige verdachte én van de samenleving dat deze positief te waarderen ontwikkelingen niet worden doorkruist door het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden opleggen, om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank stelt de duur van de proeftijd vast op 2 jaren. De rechtbank heeft geen redenen om een kortere proeftijd op te leggen.
Om de ernst van het bewezen verklaarde te benadrukken acht de rechtbank in combinatie met voornoemde voorwaardelijke jeugddetentie tevens de maximaal aan een jeugdige op te leggen werkstraf van 200 uren passend en geboden.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1], tot een bedrag van € 2.519,67 ter zake van materiële schade en € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2]tot een bedrag van € 698,50 ter vergoeding van materiële schade en
€ 4.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schade telkens volledig kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de volgende bedragen kunnen worden toegewezen: een bedrag van
€ 10.000,00 aan [slachtoffer 1] en een bedrag van € 3.000,00 aan [slachtoffer 2] .
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte telkens hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de toe te wijzen
bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met daarbij nihil stelling van het aantal dagen gijzeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de door de officier van justitie ingenomen standpunten.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 18336996-21 onder feit 1 primair bewezen verklaarde.
De vordering ten aanzien van de materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te weten een bedrag van € 2.519,67.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat toewijzing van een bedrag van € 10.000,00 redelijk en billijk is, gelet op het buitensporige geweld, de grote gevolgen voor de benadeelde partij en de hoogte van de immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 12.519,67, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het met parketnummer 18336996-21 onder feit 1 primair en 2 bewezen verklaarde.
De vordering ten aanzien van de materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te weten een bedrag van € 698,50.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat toewijzing van een bedrag van € 3.000,00 redelijk en billijk is, vanwege het moeten aanschouwen van de forse mishandeling van haar partner (zogenoemde shockschade).
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.698,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het met parketnummer 18-336996-21 onder 1 primair bewezen verklaarde feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom telkens bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte telkens vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het met parketnummer 18-336996-21 onder 1 primair en 2 en met parketnummer 18244093-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 200 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , parketnummer 18-336996-21, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 1]aan de Staat te betalen een bedrag van € 12.519,67 euro (zegge: twaalfduizend vijfhonderdnegentien euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 2.519,67 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , parketnummer 18-336996-21, feit 1 primair en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.698,50 (zegge: drieduizend zeshonderdachtennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 698,50 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Meulen, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. M.J. Dijkstra, allen kinderrechter, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2023.
Mr. G.C. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2021300705, doorgenummerd 1 tot en met 122.
Pagina 64.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002022088284, doorgenummerd 1 tot en met 34.
Pagina’s 15 en 16.
Pagina’s 29 en 30.
Pagina’s 31 tot en met 34.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2023.