Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn de op de belastingplichtige drukkende:
drukkenop de belastingplichtige (eiser in dit geval), kan eiser de premies niet aftrekken, ook al heeft hij ze (uiteindelijk) wel zelf (in privé) betaald, zo stelt verweerder. Dat laatste betekent volgens verweerder alleen dat eiser de premies eigenlijk onverschuldigd heeft betaald.
nietdegene was die in 2016 en 2017 civielrechtelijk, op grond van de verzekeringsovereenkomst, verplicht was om de verschuldigde premies te betalen. Als de woorden ‘op de belastingplichtige drukkende’ in de wettekst uitgelegd moeten worden als ‘door de belastingplichtige op grond van de verzekeringsovereenkomst jegens de verzekeraar verschuldigde’ heeft verweerder dus zonder meer gelijk en zijn de premies niet aftrekbaar.
nietals wettelijke voorwaarde voor premie-aftrek te stellen. In plaats daarvan is de term ‘drukkend’ gebruikt.
in de hoedanigheid van verzekeringnemerhoeft te hebben betaald aan de verzekeraar. Als de verzekeringnemer een ander is dan de belastingplichtige, moet wel duidelijk zijn dat de premies uiteindelijk voor rekening komen van de belastingplichtige.
Doorgaans zal de voor de verzekering verschuldigde premie worden betaald door de verzekeringnemer. Dit neemt niet weg dat het kan voorkomen dat een ander dan degene die op de polis is vermeld als verzekeringnemer, zich tegenover de verzekeraar heeft verplicht tot het betalen van de premies. In dat geval kan deze persoon, als het gaat om premies die op zich genomen tot aftrek kunnen leiden, de betaalde bedragen bij de bepaling van zijn inkomen in mindering brengen. Het hof heeft beslist dat in casu aannemelijk is dat belanghebbende de jaarlijkse premie verschuldigd was. Dit oordeel is van feitelijke aard en het is, gezien de bewijsstukken waarop belanghebbende zich ter staving van zijn standpunt kan beroepen, niet onbegrijpelijk te noemen.”
tegenover de verzekeraarverplicht tot het betalen van de premies. De feiten verschillen dus. Daar staat tegenover dat het Hof als juridisch uitgangspunt voor zijn beoordeling had genomen dat voor het bestaan van het recht op aftrek geen voorwaarde was dat de verplichting tot het betalen van de premies berust bij de verzekeringnemer. Het Hof baseerde dat oordeel op de (destijds toepasselijke) wettekst, waaruit op geen enkele wijze een dergelijke beperking volgde, en op de bedoeling van de wetgever (zie rechtsoverweging 6.1 van de uitspraak van het Hof). Dat komt overeen met hoe de rechtbank naar de (huidige) wettelijke bepaling kijkt (zie 7.1 tot en met 7.5.).
6.2. De Hoge Raad kan de zaak echter niet afdoen, omdat de vraag of de (…) aanspraak op pensioen berust op een pensioenregeling (…), nog wel van belang is voor het bedrag van de (…) jaarpremie (…), waarvan het bedrag door de Inspecteur is gerekend tot belanghebbendes belastbare inkomen. Verwijzing dient daarom plaats te vinden voor onderzoek van deze vraag. Bij ontkennende beantwoording van die vraag dient nog aan de orde te komen in hoeverre de premie kan worden aangemerkt als premie voor een lijfrente, die - hoezeer door de werkgeefster voldaan - onder de gegeven omstandigheden moet worden behandeld als persoonlijke verplichting op de voet van het bepaalde in artikel 45 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.”
De genoemde aanspraken hebben altijd betrekking op de persoon in privé. Dat wil zeggen dat ook als een ondernemer de verzekerde persoon is en de premies betaalt, de betalingen niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht, maar aftrekbaar zijn als uitgaven voor inkomensvoorzieningen.
tegenover de verzekeraardoor eisers BV waren verschuldigd (omdat de BV toen de verzekeringnemer was), maakt voor de rechtbank niet uit. In de eerste plaats omdat de wet niet eist dat eiser in privé de verzekeringnemer is. In de tweede plaats omdat de rechtbank ervan overtuigd is dat in de rechtsverhouding tussen eiser en zijn BV al die tijd heeft gegolden dat de premies ten laste van eiser in privé kwamen.
gedrukt. Eiser mag die premies daarom aftrekken. De beroepen zijn gegrond en de navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd. Dat geldt ook voor de belastingrentebeschikkingen.
Beslissing
mr. M.A. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.