Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden van opname in een zorginstelling, een meldplicht en een ambulante behandeling zonder mogelijkheid van een klinische opname. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte baat heeft bij structuur en het is belangrijk deze structuur voort te zetten. Daarnaast heeft de officier van justitie een alcohol- en drugscontrole gevorderd in plaats van een verbod op deze middelen. Hij heeft daartoe aangevoerd problemen te voorzien bij oplegging van een en alcohol- en drugsverbod, nu verdachte heeft aangegeven soms de fout in te gaan en het traject van stoppen met een verslaving met vallen en opstaan gaat.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd het voorwaardelijke deel van de door de officier van justitie geëiste straf te hoog te vinden en zij heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het voorwaardelijke deel ten hoogste dertig dagen bedraagt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte hulp moet krijgen en dat het voor de motivatie van verdachte niet uitmaakt of het voorwaardelijk deel van zijn straf dertig of honderd dagen bedraagt. Nu verdachte op alle mogelijke manieren heeft meegewerkt en van zijn verblijf in de FPA tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis ook kan worden gezegd dat het een vorm van vrijheidsbeneming betreft, is de raadsvrouw van mening dat kan worden volstaan met een voorwaardelijk deel van dertig dagen, als stok achter de deur. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw aangevoerd zich te kunnen vinden in oplegging van een meldplicht, ambulante behandeling zonder mogelijkheid van een klinische opname, begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang en geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering. Gelet op de psychotische problemen van verdachte is drugs uit den boze. Om verdachte tegen zichzelf in bescherming te nemen stelt de raadsvrouw voor om aan verdachte een alcohol- en drugsverbod op te leggen voor de duur van negen maanden en gedurende de rest van de proeftijd te volstaan met controle op alcohol en drugs.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van reclassering Nederland van 14 januari 2022 en 26 april 2022, het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 23 januari 2023, de psychiatrische rapportage van 6 april 2022 en de psychologische rapportage van 14 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 4 mei 2021 schuldig gemaakt aan diefstal, vernieling en bedreiging van politieagenten. Verdachte is, direct nadat hij die ochtend vrij was gekomen uit detentie, na het innemen van een grote hoeveelheid alcohol, naar het tuincentrum gegaan om een bijl te stelen. Vervolgens is verdachte naar de brandweerkazerne gegaan en heeft hij met de gestolen bijl ramen vernield. Vervolgens heeft verdachte de op de melding afgekomen politieagenten bedreigd met de bijl. Ondanks aanroepen door de agenten bleef verdachte met de bijl opgeheven in zijn hand en bedreigingen roepend op de agenten af lopen, ook nadat de agenten tweemaal met pepperspray in zijn ogen hadden gespoten. De agenten voelden zich hierdoor zo bedreigd, dat zij zich genoodzaakt voelden om driemaal een waarschuwingsschot te lossen. Pas toen de pepperspray na enige tijd ging werken gooide verdachte de bijl weg en kon hij worden aangehouden. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten niet alleen angst veroorzaakt bij de politieagenten, die op dat moment bezig waren met de uitoefening van hun politietaak, maar ook bij de in de brandweerkazerne aanwezige personen, die ineens geconfronteerd werden met een man met een bijl voor de deur en die probeerde naar binnen te komen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de hiervoor weergegeven psychiatrische- en psychologische rapportage blijkt dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat. Geadviseerd wordt om verdachte klinisch te laten behandelen, uitmondend in een ambulante begeleiding/behandeling.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de rapportages van Reclassering Nederland. Hieruit blijkt dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 22 juli 2021 voor behandeling heeft verbleven in de FPA te [plaats]. Eind september 2022 is verdachte uitgestroomd naar een beschermd woonlocatie op het terrein van de FPA. Hoewel tot op heden het traject van verdachte goed is verlopen, heeft de reclassering ook nog zorgpunten. Zo scoorde verdachte kort geleden positief op het gebruik van amfetamine. Het gebruik van middelen kan impact hebben op het psychische toestandsbeeld van verdachte en is daarmee een grote risicofactor om te recidiveren. Verdachte doet het goed als hij bij de hand wordt genomen en houvast heeft. De reclassering acht het daarom van belang dat verdachte structuur blijft houden. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alcohol en drugsverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met naleving van die voorwaarden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal en vernieling en dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Hoewel de ernst van de feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen, ziet de rechtbank in de grotendeels positief verlopen lange schorsingsperiode reden om te volstaan met een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest, overeenkomstig de eis van de officier van justitie. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcohol- en drugsverbod en controle daarop, meewerken aan schuldhulpverlening en geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering. De rechtbank zal aan de ambulante behandeling niet de mogelijkheid verbinden van een klinische opname, nu oplegging van een klinische opname is voorbehouden aan de rechter op het moment dat de noodzaak voor klinische opname zich aandient, hetgeen op dit moment niet aan de orde is. Gelet op het advies van de reclassering dat het gebruik van middelen impact kan hebben op het psychische toestandsbeeld van verdachte en daarmee een grote risicofactor is, ziet de rechtbank geen aanleiding om het alcohol- en drugsverbod in duur te beperken of alleen een controle op het gebruik van deze middelen op te leggen. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding het voorwaardelijke deel te beperken, zoals verzocht door de raadsvrouw. De rechtbank acht een voorwaardelijk deel van 100 uren passend, gelet op de ernst van de feiten en bovendien noodzakelijk als stevige stok achter de deur voor verdachte om zich aan de bijzondere voorwaarden te (blijven) houden.