ECLI:NL:RBNNE:2023:403

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
18.119742.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, vernieling en bedreiging van politieagenten met een bijl

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 4 mei 2021 een bijl heeft gestolen en vervolgens ruiten van de brandweerkazerne heeft vernield. De verdachte bedreigde ook politieagenten die op de melding afkwamen met de bijl in zijn hand. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De voorwaardelijke straf is onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, en een alcohol- en drugsverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische stoornissen en verslavingen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, vernieling en bedreiging, en de rechtbank heeft geoordeeld dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat bijdraagt aan de ernst van de zaak.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.119742.21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

7.februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 4 mei 2021, te Leeuwarden, een bijl, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 4 mei 2021, te Leeuwarden, bij de brandweerkazerne, opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan Veiligheidsregio Fryslan, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 4 mei 2021, te Leeuwarden, een of meerdere politieagenten van
de Politie Eenheid Noord Nederland, te weten [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door, duidelijk zichtbaar, een bijl ter hand te nemen en/of deze naast zich vast te houden en/of deze op te heffen en/of daarmee in de richting van die politieagenten te lopen en/of daarbij woorden te uiten als: "Je denkt toch niet dat ik bang ben voor jullie, kankerlijers. Kankerlijers, kom hier dan kankerlijers. Schiet dan, schiet dan kankerlijers, dat boeit mij niet. Schiet dan, gaan jullie op mij schieten. Kankerlijers, jullie kunnen de kanker krijgen" en/of, door, niet op de eerste vordering van die politieagenten die bijl te laten vallen of weg te gooien maar daarmee langere tijd te wachten;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangegeven dat de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 4 mei 2021 te Leeuwarden een bijl, die aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 4 mei 2021 te Leeuwarden bij de brandweerkazerne opzettelijk en wederrechtelijk ruiten, die aan Veiligheidsregio Fryslân toebehoorden, heeft vernield;
3.
hij op 4 mei 2021 te Leeuwarden meerdere politieagenten van de Politie Eenheid Noord Nederland, te weten [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door, duidelijk zichtbaar, een bijl ter hand te nemen en deze naast zich vast te houden en deze op te heffen en daarmee in de richting van die politieagenten te lopen en daarbij woorden te uiten als: "Je denkt toch niet dat ik bang ben voor jullie, kankerlijers. Kankerlijers, kom hier dan kankerlijers. Schiet dan, schiet dan kankerlijers, dat boeit mij niet. Schiet dan, gaan jullie op mij schieten. Kankerlijers, jullie kunnen de kanker krijgen" en, door niet op de eerste vordering van die politieagenten die bijl te laten vallen of weg te gooien maar daarmee langere tijd te wachten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort, vernielen
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling,meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische rapportage van 6 april 2022, opgemaakt door dr. J.J.H. Eijsink, psychiater in opleiding, en dr. T.W.D.P. van Os, psychiater en de psychologische rapportage van 14 januari 2022, opgemaakt door drs. M. Krops en dr. R.W. Blaauw, gezondheidspsychologen. De conclusie van deze rapportages luidt dat verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol, cannabis, cocaïne en amfetamine. Daarnaast is er sprake van laagbegaafdheid. Deze stoornissen speelden ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten en de deskundigen concluderen dat de gedragingen van verdachte ten tijde van deze feiten door zijn stoornissen werden beïnvloed. Dit leidt tot het advies van de psychiaters om het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen en van de psychologen om het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, en neemt de conclusie van de psychiaters over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte is daarmee strafbaar, nu er geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden van opname in een zorginstelling, een meldplicht en een ambulante behandeling zonder mogelijkheid van een klinische opname. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte baat heeft bij structuur en het is belangrijk deze structuur voort te zetten. Daarnaast heeft de officier van justitie een alcohol- en drugscontrole gevorderd in plaats van een verbod op deze middelen. Hij heeft daartoe aangevoerd problemen te voorzien bij oplegging van een en alcohol- en drugsverbod, nu verdachte heeft aangegeven soms de fout in te gaan en het traject van stoppen met een verslaving met vallen en opstaan gaat.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd het voorwaardelijke deel van de door de officier van justitie geëiste straf te hoog te vinden en zij heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het voorwaardelijke deel ten hoogste dertig dagen bedraagt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte hulp moet krijgen en dat het voor de motivatie van verdachte niet uitmaakt of het voorwaardelijk deel van zijn straf dertig of honderd dagen bedraagt. Nu verdachte op alle mogelijke manieren heeft meegewerkt en van zijn verblijf in de FPA tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis ook kan worden gezegd dat het een vorm van vrijheidsbeneming betreft, is de raadsvrouw van mening dat kan worden volstaan met een voorwaardelijk deel van dertig dagen, als stok achter de deur. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw aangevoerd zich te kunnen vinden in oplegging van een meldplicht, ambulante behandeling zonder mogelijkheid van een klinische opname, begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang en geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering. Gelet op de psychotische problemen van verdachte is drugs uit den boze. Om verdachte tegen zichzelf in bescherming te nemen stelt de raadsvrouw voor om aan verdachte een alcohol- en drugsverbod op te leggen voor de duur van negen maanden en gedurende de rest van de proeftijd te volstaan met controle op alcohol en drugs.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van reclassering Nederland van 14 januari 2022 en 26 april 2022, het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 23 januari 2023, de psychiatrische rapportage van 6 april 2022 en de psychologische rapportage van 14 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 4 mei 2021 schuldig gemaakt aan diefstal, vernieling en bedreiging van politieagenten. Verdachte is, direct nadat hij die ochtend vrij was gekomen uit detentie, na het innemen van een grote hoeveelheid alcohol, naar het tuincentrum gegaan om een bijl te stelen. Vervolgens is verdachte naar de brandweerkazerne gegaan en heeft hij met de gestolen bijl ramen vernield. Vervolgens heeft verdachte de op de melding afgekomen politieagenten bedreigd met de bijl. Ondanks aanroepen door de agenten bleef verdachte met de bijl opgeheven in zijn hand en bedreigingen roepend op de agenten af lopen, ook nadat de agenten tweemaal met pepperspray in zijn ogen hadden gespoten. De agenten voelden zich hierdoor zo bedreigd, dat zij zich genoodzaakt voelden om driemaal een waarschuwingsschot te lossen. Pas toen de pepperspray na enige tijd ging werken gooide verdachte de bijl weg en kon hij worden aangehouden. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten niet alleen angst veroorzaakt bij de politieagenten, die op dat moment bezig waren met de uitoefening van hun politietaak, maar ook bij de in de brandweerkazerne aanwezige personen, die ineens geconfronteerd werden met een man met een bijl voor de deur en die probeerde naar binnen te komen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de hiervoor weergegeven psychiatrische- en psychologische rapportage blijkt dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat. Geadviseerd wordt om verdachte klinisch te laten behandelen, uitmondend in een ambulante begeleiding/behandeling.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de rapportages van Reclassering Nederland. Hieruit blijkt dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 22 juli 2021 voor behandeling heeft verbleven in de FPA te [plaats]. Eind september 2022 is verdachte uitgestroomd naar een beschermd woonlocatie op het terrein van de FPA. Hoewel tot op heden het traject van verdachte goed is verlopen, heeft de reclassering ook nog zorgpunten. Zo scoorde verdachte kort geleden positief op het gebruik van amfetamine. Het gebruik van middelen kan impact hebben op het psychische toestandsbeeld van verdachte en is daarmee een grote risicofactor om te recidiveren. Verdachte doet het goed als hij bij de hand wordt genomen en houvast heeft. De reclassering acht het daarom van belang dat verdachte structuur blijft houden. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alcohol en drugsverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met naleving van die voorwaarden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal en vernieling en dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Hoewel de ernst van de feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen, ziet de rechtbank in de grotendeels positief verlopen lange schorsingsperiode reden om te volstaan met een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest, overeenkomstig de eis van de officier van justitie. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcohol- en drugsverbod en controle daarop, meewerken aan schuldhulpverlening en geen andere huisvesting zonder toestemming van de reclassering. De rechtbank zal aan de ambulante behandeling niet de mogelijkheid verbinden van een klinische opname, nu oplegging van een klinische opname is voorbehouden aan de rechter op het moment dat de noodzaak voor klinische opname zich aandient, hetgeen op dit moment niet aan de orde is. Gelet op het advies van de reclassering dat het gebruik van middelen impact kan hebben op het psychische toestandsbeeld van verdachte en daarmee een grote risicofactor is, ziet de rechtbank geen aanleiding om het alcohol- en drugsverbod in duur te beperken of alleen een controle op het gebruik van deze middelen op te leggen. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding het voorwaardelijke deel te beperken, zoals verzocht door de raadsvrouw. De rechtbank acht een voorwaardelijk deel van 100 uren passend, gelet op de ernst van de feiten en bovendien noodzakelijk als stevige stok achter de deur voor verdachte om zich aan de bijzondere voorwaarden te (blijven) houden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 100 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde contact blijft onderhouden met Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 teLeeuwarden en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Bezoeken in de kliniek en huisbezoeken vormen onderdeel van de meldplicht;
dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van het Forensisch Factteam, de PolikliniekForensische Psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
dat de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijkeopvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht tenbehoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek, bloedonderzoek of urineonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd en hoe lang het verbod, gedurende de proeftijd, geldt en voor welke middelen;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en hettreffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan bewindvoering of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet vestigt op een ander adres zondertoestemming van de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Meulen, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2023.