ECLI:NL:RBNNE:2023:400

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
18/103113-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het binnendringen van het lichaam van een minderjarige en het plegen van ontucht wegens het ontbreken van wettig bewijs

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1973, die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van zijn minderjarige kind, geboren in 2014, en het plegen van ontucht. De zaak kwam ter terechtzitting op 24 januari 2023, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.C.L. Crozier, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. R.G. de Graaf. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 16 april 2020 en 22 januari 2022 in Leeuwarden.

De officier van justitie vorderde vrijspraak, omdat het dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen bevatte. De verdediging steunde deze vordering en voerde aan dat de verklaringen van het vermeende slachtoffer, [slachtoffer], niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat in zedenzaken vaak slechts de verklaringen van het slachtoffer als bewijs beschikbaar zijn, maar dat deze niet voldoende waren zonder steunbewijs van andere bronnen.

De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de moeder en oma van [slachtoffer] en andere bewijsstukken gaven geen voldoende steun aan de verklaringen van het slachtoffer. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de primaire als subsidiaire tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit niet bewezen was.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/103113-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

7.februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode 16 april 2020 tot en met 22 januari 2022 te Leeuwarden, althans in
Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2014, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
  • het met zijn tong likken aan de vagina en/of met zijn tong binnendringen in devagina van die [slachtoffer] en/of
  • het met zijn piemel binnendringen in de vagina van die [slachtoffer] en/ofmet zijn piemel drukken tegen de vagina van die [slachtoffer] en/of - het met zijn vinger(s) binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] en/of het met zijn vinger(s) aanraken van de vagina van die [slachtoffer];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 16 april 2020 tot en met 22 januari 2022 te Leeuwarden, althans
in Nederland ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2014, door
  • het met zijn tong likken aan de vagina en/of met zijn tong binnen te dringen in devagina van die [slachtoffer] en/of
  • het met zijn piemel binnendringen in de vagina van die [slachtoffer] en/ofmet zijn piemel drukken tegen de vagina van die [slachtoffer] en/of - het met zijn vinger(s) binnendringen van de vagina van die [slachtoffer] en/of het met zijn vinger(s) aanraken van de vagina van die [slachtoffer];

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde, nu het dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen bevat en er evenmin steunbewijs gevonden kan worden voor de verweten gedragingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er door de moeder van [slachtoffer] aangifte wordt gedaan, naar aanleiding van een gesprek tussen haar en [slachtoffer] onder de douche. Verder bevat het dossier de uitwerking van een geluidsopname van een gesprek tussen [slachtoffer] en een kennis. Pas daarna heeft er een studioverhoor met [slachtoffer] plaatsgevonden. Daardoor kan niet worden gezegd dat het studioverhoor van [slachtoffer] een zuiver verhoor is geweest, nu haar verklaring ook ingeprent kan zijn.
Verdachte heeft vanaf het begin consequent verklaard dat het seksueel misbruik nooit heeft plaats gevonden. De verklaringen in het dossier komen steeds uit één bron, te weten de verklaringen van [slachtoffer]. Hoewel vast staat dat [slachtoffer] rode plekken in haar schaamstreek had, is het onbekend wat de oorzaak hiervan is. Ook is niet bekend wat de oorzaak is van de bij [slachtoffer] vastgestelde herpesbesmetting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Steunbewijs
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is in zedenzaken niet vereist dat de seksuele handelingen zelf steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het kan voldoende zijn dat de verklaringen van het slachtoffer op bepaalde punten worden bevestigd door andere bewijsmiddelen, mits die afkomstig zijn van een andere bron. Daarbij mag tussen deze verklaringen en het overige gebezigde bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaan.
1
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of naast de verklaring van [slachtoffer] in het procesdossier ondersteunende bewijsmiddelen aanwezig zijn die redengevend zijn voor het tenlastegelegde en voldoende inhoudelijk verband hebben met haar verklaring. De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door [naam 1] (moeder van [slachtoffer]) en [naam 2] (oma van [slachtoffer]) afgelegde verklaringen, de weergave van het gesprek van [slachtoffer] met een kennis van moeder en de bij [slachtoffer] geconstateerde herpesbesmetting (HSV-1) en rode schaamlippen niet het benodigde inhoudelijke steunbewijs op ten aanzien van het tenlastegelegde. De verklaringen van de moeder en oma van [slachtoffer] en het gesprek met een kennis – voor zover betrekking hebbende op de ten laste gelegde handelingen – zijn immers afkomstig uit één bron: de verklaringen van [slachtoffer].
Ten aanzien van de HSV-1 besmetting en de rode schaamlippen valt niet uit te sluiten dat deze een andere oorzaak hebben dan seksueel misbruik. Immers uit het proces-verbaal blijkt op pagina 6 dat door de verbalisant contact is opgenomen met een NFI arts en dat deze aan gaf “dat er meerdere scenario’s mogelijk zijn over hoe dat virus op de vagina is terecht gekomen en dat er niet direct sprake is van mogelijk seksueel misbruik”.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, buiten de verklaringen van [slachtoffer] om, niet het benodigde bewijs opleveren voor het tenlastegelegde.
Dit brengt met zich mee dat er geen wettig bewijs in het dossier aanwezig is om het aan verdachte primair en subsidiair tenlastegelegde bewezen te verklaren. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 16.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de gevorderde vrijspraak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. F. van der Meulen en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2023.