Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht gelet op de aangifte en de bekentenis van verdachte de diefstal van de telefoon bewezen en ook dat deze diefstal in vereniging is gepleegd. De bewuste en nauwe samenwerking blijkt volgens de officier van justitie uit het gezamenlijk in een auto arriveren bij de woning van aangeefster, het tezamen bekijken van de telefoon en het gezamenlijk na de diefstal weer in de auto vetrekken.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging heeft gepleegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de nacht naar de woning van aangeefster is gegaan. Verbalisant heeft verdachte en medeverdachte [medeverdachte] herkend op de camerabeelden, hij ziet hen beiden op het erf van de woning lopen, waarbij medeverdachte [medeverdachte] een pakketje van de grond pakt.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie acht het onder 3 primair ten laste gelegde, te weten diefstal, wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat een kassamedewerker van het tankstation ziet dat op 27 februari 2023 en 28 februari 2023 door “vrijwel” dezelfde persoon wordt getankt, waarbij deze persoon op 27 februari 2023 is weggereden zonder te betalen. Daarbij wordt verdachte [verdachte] herkend door de verbalisant op de camerabeelden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van het onder 1 primair tenlastegelegde en van de onder 2 en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat slechts sprake is van een eenvoudige diefstal (niet in vereniging) en niet met geweld. Verdachte bekent dat hij de telefoon heeft gestolen. Aangeefster heeft hem de telefoon laten zien. Hij heeft de telefoon vervolgens gepakt en is toen weggerend. Verdachte is niet in de woning geweest en heeft aangeefster ook geen duw gegeven. Aangeefster had ook geen letsel. Er was evenmin sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeverdachte [medeverdachte] bevond zich ten tijde van het wegnemen van de telefoon in de auto en wist niks van de diefstal af.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit en het daarbij gepleegde geweld maar met vrijspraak van het in vereniging plegen daarvan.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het wegnemen van het Lego bouwpakket, noch dat hij ervan op de hoogte was dat zijn medeverdachte dit had gedaan. De rechtbank spreekt verdachte gelet op het voorgaande vrij van het onder 2 ten laste gelegde.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die op 27 februari 2023 heeft getankt zonder te betalen en overweegt daarbij het volgende De verklaring van aangeefster Koning betreft een deaudituverklaring. Haar verklaring komt niet voort uit haar eigen wetenschap. De kassamedewerker van het tankstation ziet dat op 27 februari 2023 en 28 februari 2023 door vrijwel dezelfde bestuurder wordt getankt, waarbij deze bestuurder op 27 februari 2023 is weggereden zonder te betalen. De rechtbank stelt ten aanzien van deze verklaring vast dat hiermee niet met zekerheid is vast te stellen dat daadwerkelijk verdachte op 27 februari 2023 een hoeveelheid brandstof heeft gestolen. Verdachte ontkent dat hij op 27 februari 2023 heeft getankt bij het tankstation en het steunbewijs dat de officier van justitie ziet in het proces-verbaal van herkenning van verdachte door de verbalisant acht de rechtbank niet overtuigend, mede gelet op het feit dat de verbalisant stelt dat hij verdachte niet heel goed kent, slechts van de aanhouding en vanuit de ophoudkamer. Het contact duurde toen ongeveer 15 minuten.
De rechtbank acht gelet op het vorenoverwogene niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal hem dan ook hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.