ECLI:NL:RBNNE:2023:3936

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
18-147217-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige stiefdochter

Op 26 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1970, gedurende een periode van bijna drie jaar, van 6 september 2018 tot en met 5 september 2021, zijn stiefdochter, geboren in 2005, seksueel heeft misbruikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar meegewogen, gezien de langdurige en ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die zich in een onveilige thuissituatie bevond. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, die een licht verstandelijke beperking en sociale tekorten aantoonden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 16.000,- voor immateriële schade, gedeeltelijk toegewezen en vastgesteld op € 10.000,-. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingsmaatregel na te komen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/147217-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2018 tot en met 5 september 2021 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in genoemde periode, (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, althans (telkens) geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2018 tot en met 5 september 2021 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [ [slachtoffer] ], geboren op [geboortedatum] 2005, bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht, althans (telkens) geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primaire feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primaire feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2022,opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022-052023 d.d. 7 juni 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2018 tot en met 5 september 2021 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in genoemde periode, telkens zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: 38z-maatregel) op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie in haar strafeis onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoon van verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen in de rapportage van GZ-psycholoog D.R. van der Velden d.d. 13 juli 2023. Daarbij heeft hij gewezen op de LVB-problematiek van verdachte en het advies van de psycholoog om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Hij heeft voorgesteld om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en een taakstraf op te leggen. Verder heeft de raadsman zich ten aanzien van de proeftijd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft hij verzocht om de 38z-maatregel niet aan verdachte op te leggen. Dit omdat het recidiverisico door de psycholoog als laag wordt ingeschat en een dergelijke maatregel ook niet door de deskundigen is geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van GZ-psycholoog D.R. van der Velden d.d. 13 juli 2023 en Reclassering Nederland d.d. 15 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna drie jaren zijn stiefdochter veelvuldig seksueel misbruikt door haar vaginaal te penetreren. Het slachtoffer was dertien jaar toen het begon en bijna 16 jaar toen het stopte. Het seksueel misbruik vond plaats in de thuissituatie. Verdachte heeft gedurende langere tijd op een zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn stiefdochter en een zeer onveilige thuissituatie voor zijn stiefdochter gecreëerd. De woning is bij uitstek een plaats waar mensen zich veilig zouden moeten voelen. Dit geldt vooral voor kinderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de psychische gezondheid van de slachtoffers. Dit wordt ook bevestigd door de op de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de ingediende vordering van de benadeelde partij. Hieruit volgt dat het slachtoffer zich zorgen heeft gemaakt hoe ze het misbruik moest verbergen en bang was voor de reactie van verdachte als het misbruik bekend zou worden. Het slachtoffer staat nog steeds onder de behandeling van een psycholoog. Extra kwalijk hierbij is dat verdachte zichzelf in de slachtofferrol plaatst. Hij gaat daarmee volstrekt voorbij aan de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het daadwerkelijke slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Over verdachte is door voornoemde psycholoog een rapportage opgesteld. In deze rapportage concludeert de psycholoog het volgende, zakelijk weergegeven.
Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijk beperkt adaptief niveau van functioneren en ernstige structurele sociale tekorten. Deze stoornis was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde aanwezig en heeft de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloed. Hij is terechtgekomen in een gezinscontext waarin hij door zijn structurele ontwikkelingstekort (licht verstandelijke beperking) in zijn vaderrol werd overvraagd. Zicht op rolverschillen, sociale verwachtingen en verantwoordelijkheden heeft hij niet. Verdachte heeft weliswaar enig cognitief besef van het strafbare karakter van zijn gedrag, maar mist volstrekt de voeling met de ernst en het ongewenste, schadelijke en strafbare karakter van zijn gedrag. Hij heeft werkelijk geen idee van sociale normen en waarden. Daarnaast bestaan er duidelijke tekorten in gedragsinhibitie en interne locus of controle. Het advies luidt om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico op seksueel delictgedrag wordt ingeschat als laag. Dit risico kan naar verwachting direct oplopen als verdachte in de toekomst opnieuw in een gezinscontext terecht komt. Geadviseerd wordt om een ambulante forensische zedenbehandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Ook Reclassering Nederland heeft een rapportage over verdachte opgesteld. In deze rapportage wordt door de reclassering -zakelijk weergegeven- het risico op recidive ingeschat als gemiddeld en geadviseerd om de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, contactverbod met het slachtoffer, meewerken aan schuldhulpverlening, geen andere huisvesting zonder toestemming en ambulante woonbegeleiding. Daarbij heeft de reclassering wel opgemerkt dat de verwachting is dat een behandeling gering effect zal hebben gezien het beperkte leervermogen, zijn rigide denken en de stellige overtuiging van verdachte dat hij het slachtoffer is.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan met een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte daarvan acht geslagen op hetgeen in vergelijkbare zaken is opgelegd. De rechtbank heeft als strafverzwarend meegewogen dat sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en zijn stiefdochter. Bovendien heeft het seksueel misbruik een periode van bijna drie jaar geduurd. Het seksueel misbruik vond veelvuldig en telkens in de thuissituatie plaats. De rechtbank zal het advies van de psycholoog om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, vanwege zijn verstandelijke beperking en ernstige sociale tekorten, volgen en ook daarmee in strafmatigende zin rekening houden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Weliswaar wordt het recidiverisico op dit moment niet als hoog ingeschat, maar met de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat de risico’s direct kunnen oplopen als verdachte opnieuw in een gezinssituatie terecht komt. Gelet daarop acht de rechtbank het dan ook noodzakelijk dat aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zodat verdachte handvatten zal krijgen om in een eventuele nieuwe gezinssituatie wél de juiste keuzes te maken.
De rechtbank ziet voor de gevorderde proeftijd van vijf jaren geen ruimte. Op grond van artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht kan de proeftijd ten hoogste tien jaren bedragen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het door de deskundigen ingeschatte recidiverisico (op dit moment laag of gemiddeld) is niet aan dit criterium voldaan.
De rechtbank ziet daarnaast ook geen aanleiding om een 38z-maatregel op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank met name gelet op het ingeschatte (lage tot gemiddelde) recidiverisico, het ontbreken van justitiële documentatie en het feit dat de maatregel ook niet door de deskundigen is geadviseerd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 16.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag tussen de € 5.000,- en € 10.000,-.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 10.000,-. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank zal de vordering tot voornoemd bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 7 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, locatie Leeuwarden, Zoutbranderij 1. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
dat de veroordeelde, zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dit nodig acht, en indien de reclassering het nodig vindt, ambulant laat behandelen door de forensische polikliniek van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde verleent hierbij zijn medewerking aan nader diagnostisch onderzoek, het opstellen van een seksuele anamnese, een delictscenario en terugvalpreventie plan. Indien nodig geacht door de reclassering verleent de veroordeelde zijn medewerking aan een educatieve training, gericht op seksualiteit en relatievorming, en voor zolang de reclassering dat nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en indien de reclassering het nodig vindt, zijn medewerking verleent aan ambulante woonbegeleiding geboden door een instantie te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de begeleidende instantie hem geeft;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van het primaire feit:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2023.
Mr. A. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.