ECLI:NL:RBNNE:2023:3870

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
18-019372-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling van ex-partner en mishandeling van kinderen met vrijspraak voor ontucht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling van zijn ex-partner en mishandeling van zijn kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 november 2021 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan zijn ex-partner, [slachtoffer 1], door haar met kracht tegen het hoofd te stompen, waardoor haar cochleair implantaat beschadigd raakte en zij doof werd. De rechtbank heeft dit feit als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd, omdat het letsel blijvend van aard is en de ex-partner een operatie en langdurige revalidatie heeft moeten ondergaan.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen mishandeling van zijn kinderen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], in de periode van 1 januari 2017 tot en met 22 januari 2022. De mishandelingen omvatten onder andere het slaan en schoppen van de kinderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en heeft een maatregel opgelegd die hem verbiedt contact op te nemen met zijn ex-partner en kinderen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ontucht met zijn kinderen, omdat de verklaringen van de kinderen onvoldoende steunbewijs boden voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in aanmerking genomen bij de strafoplegging, maar heeft desondanks een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het gebrek aan inzicht van de verdachte in zijn laakbare handelen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.019372.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te P.I. [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 september 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C.E.A. Kloosterman, advocaat te Laren. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging en na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2021 tot en met 9 januari 2022, in elk geval in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) november 2021 en/of december 2021 en/of januari
2022, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hoofdletsel en/of (ernstige) gehoorschade heeft toegebracht, ten gevolge waarvan een operatief ingebracht cochleair implantaat (zijnde een gehoorprothese die geïmplanteerd wordt in het binnenoor) beschadigd is geraakt en/of buiten werking is geraakt en die [slachtoffer 1] (mede) daardoor oorsuizingen heeft ondervonden en/of (nagenoeg) geen gehoor meer heeft (en dien ten gevolge een operatie heeft moeten ondergaan om dat implantaat te herstellen en/of te vervangen) en/of een langdurig revalidatieproces heeft moeten ondergaan, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] in voornoemde periode meermalen (met kracht) tegen het hoofd (ter plaatse van dat cochleair implantaat) gestompt en/of geslagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2021 tot en met 9 januari 2022, in elk geval in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) november 2021 en/of december 2021 en/of januari 2022, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in voornoemde periode meermalen (met kracht) tegen het hoofd (ter plaatse van dat cochleair implantaat) te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hoofdletsel en/of (ernstige) gehoorschade heeft toegebracht, ten gevolge waarvan een operatief ingebracht cochleair implantaat (zijnde een gehoorprothese die geïmplanteerd wordt in het binnenoor) beschadigd is geraakt en/of buiten werking is geraakt en die [slachtoffer 1] (mede) daardoor oorsuizingen heeft ondervonden en/of (nagenoeg) geen gehoor meer heeft (en dien ten gevolge een operatie heeft moeten ondergaan om dat implantaat te herstellen en/of te vervangen) en/of een langdurig revalidatieproces heeft moeten ondergaan, ten gevolge heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 9 januari 2022, in elk geval in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) november 2021 en/of december 2021 en/of januari 2022, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in een woning (gelegen aan of bij de [adres] ) opzettelijk en
wederrechtelijk een laptop (van het merk HP) en/of een bril en/of een deur (van die woning), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2021 tot en met 9 januari 2022, in elk geval in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) november 2021 en/of december 2021 en/of januari 2022, te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en/of in de/een arm(en) te knijpen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 22 januari 2022, in elk geval in het jaar
2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 en/of het jaar 2020 en/of het jaar 2021 en/of het jaar 2022 (tot en met 22 januari 2022) te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, A.
zijn kind, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- aan de oren te trekken en/of een draaiende beweging te maken terwijl verdachte het oor van die
[slachtoffer 2] vast had en/of in het oor te knijpen en/of
  • tegen de grond te slaan en/of te stompen en/of
  • een zeepspuit tegen het hoofd te gooien en/of
  • een (motor)laars tegen het hoofd te gooien en/of
  • tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te trappen en/of te schoppenen/of
  • tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaanen/of
B.
zijn kind, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • tegen de buik en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te trappen en/of te schoppenen/of
  • tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaanen/of
  • in het lichaam te knijpen;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 22 januari 2022, in elk geval in het jaar
2017 en/of het jaar 2018 en/of het jaar 2019 en/of het jaar 2020 en/of het jaar 2021 en/of het jaar 2022 (tot en met 22 januari 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, A.
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2012, door opzettelijk ontuchtig in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "zit even aan mijn piemel", althans woorden vangelijke aard en/of strekking, en/of
  • zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] te doen of laten aftrekken, althans aanraken en/of- de penis van die [slachtoffer 2] af te trekken, althans aan te raken en/of
B.
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2009, door opzettelijk ontuchtig in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
  • zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 3] te doen of laten aftrekken, althans aanraken en/of(daarbij) de hand van die [slachtoffer 3] naar verdachtes penis te brengen en/of
  • de/een borst(en) van die [slachtoffer 3] te betasten, althans aan te raken en/of (daarbij) tegen die[slachtoffer 3] te zeggen dat hij later wel even aan die borsten) kon zitten omdat hij haar vader is, althans mededelingen van gelijke aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5.
Zij acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte.
De feiten 1 primair en 3 acht zij bewezen op grond van aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en getuige [naam] en het feit dat het cochleaire implantaat is stukgegaan. De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 primair aangevoerd dat het letsel van aangeefster, te weten het door het handelen van verdachte kapot gaan van het cochleaire implantaat waardoor aangeefster vele maanden doof is geweest en een hersteloperatie heeft moeten ondergaan, als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Op het toebrengen daarvan heeft verdachte volgens haar ook het opzet gehad.
De officier van justitie acht ook feit 4 wettig en overtuigend bewezen, waarbij het accent ligt op de periode vanaf begin 2021 tot en met 22 januari 2022. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en steun vinden in de overige bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van hun moeder [slachtoffer 1] , de verklaringen van getuige [naam] en [naam] , en de medische gegevens.
Tot slot acht de officier van justitie ook feit 5 bewezen. Zij acht de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook op dit punt betrouwbaar. Die verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door de eigen verklaring van verdachte, de verklaring van getuige [naam] en de verklaring van [slachtoffer 1] , welke verklaringen betrekking hebben op de context waarbinnen de verweten ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat enkel de periode november 2021 bewezen kan worden geacht nu verdachte erkent in die periode een klap te hebben gegeven. Voor de overige periode is geen bewijs voorhanden.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent een vuistslag te hebben gegeven. Verdachte heeft met een enkele klap met de vlakke hand op de wang van aangeefster geen (voorwaardelijk) opzet gehad om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij kon niet weten dat een enkele klap het cochleaire implantaat zodanig zou kunnen beschadigen.
Met betrekking tot feit 1 subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat het cochleaire implantaat door het toedoen van verdachte is vernield en aangeefster daarvan doof is geworden. In het deskundigenrapport staat opgenomen dat dergelijke schade kan intreden als de stompen zeer krachtig waren en precies op de headpiece terecht kwamen. Aangeefster heeft verklaard dat zij na één vuistslag op 25 november 2021 direct doof is geworden. [slachtoffer 2] heeft echter verklaard over het slaan met de vlakke hand, zoals verdachte ook heeft verklaard. Blijkens het deskundigenrapport kan dit niet de oorzaak zijn van de schade aan het implantaat.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 5. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte deze beschuldiging stellig ontkent. Daarnaast zijn de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar om als wettig en overtuigend bewijs te kunnen dienen. Voordat zij door de politie zijn gehoord, waren er meerdere momenten waarop [slachtoffer 3] dan wel [slachtoffer 2] in elkaars bijzijn hebben gesproken over hetgeen verdachte zou hebben gedaan. Hierdoor kan sprake zijn van beïnvloeding door elkaar. Daarnaast zijn de verklaringen onvoldoende gedetailleerd en soms tegenstrijdig, en ook daarom niet betrouwbaar.
Indien de rechtbank de verklaringen wel betrouwbaar oordeelt, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende ondersteunend bewijs aanwezig is. Met enkel de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] wordt niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv.
Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 4 eveneens aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar zijn, mede omdat deze onvoldoende gedetailleerd zijn. Daarnaast is er onvoldoende steunbewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De vermeende handelingen van verdachte zoals opgenomen in de tenlastelegging zijn ook verder om verschillende redenen niet bewijsbaar. Soms hebben de handelingen slechts een onschuldig karakter, zoals het gooien van de zeepspuit, en verder wijst de raadsvrouw er bijvoorbeeld op dat sommige handelingen hebben plaatsgevonden in plaatsen die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Oordeel van de rechtbankFeit 5.
De rechtbank acht feit 5 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Juridisch kader
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie waarbij slechts twee personen aanwezig zijn: een verondersteld slachtoffer en een veronderstelde dader. Als de veronderstelde dader ontkent moet de rechter beoordelen of aan het bewijsminimum is voldaan. De bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Sv houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De Hoge Raad heeft het belang van deze bepaling bij herhaling onderstreept door te overwegen dat deze strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan voormeld bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan voorts worden opgemaakt dat niet is vereist dat het ten laste gelegde steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag dan geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De slachtoffers, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , hebben uitgebreid verklaard over de ten laste legde handelingen tijdens een studioverhoor. Deze verklaringen zijn door een deskundige beoordeeld als in aanzienlijke mate betrouwbaar, met welk oordeel de rechtbank zich kan verenigen.
Dat gegeven alleen is echter, zoals uit de hierboven weergegeven wettelijke bepaling en de uitleg daarvan door de Hoge Raad blijkt, niet genoeg om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of er naast deze verklaringen voldoende ondersteunende bewijsmiddelen voorhanden zijn.
De rechtbank stelt daarbij in de eerste plaats vast dat er geen verklaringen voorhanden zijn van getuigen die bij de onder 5 ten laste gelegde handelingen aanwezig zijn geweest en daarover uit eigen waarneming kunnen verklaren. [slachtoffer 3] heeft weliswaar verklaard dat [slachtoffer 2] enkele keren aanwezig is geweest toen zij de piemel van verdachte moest aanraken, maar die verklaring vindt geen bevestiging in de verklaring van [slachtoffer 2] .
De officier van justitie heeft in haar requisitoir gewezen op de verklaringen van [slachtoffer 1] , getuige [naam] en de eigen verklaring van verdachte. Deze verklaringen zouden een aantal specifieke onderdelen van verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ondersteunen, zoals het feit dat de kinderen bij verdachte in bed sliepen en verdachte dan alleen een onderbroek droeg. Verdachte heeft zelf toegegeven een enkele keer de piemel van [slachtoffer 2] en ook de borsten van [slachtoffer 3] te hebben aangeraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het feit dat verdachte met zijn kinderen in bed heeft geslapen en dan een onderbroek droeg te algemeen en niet concreet en onderscheidend genoeg om voldoende steunbewijs te bieden. Ook de verklaring van verdachte zelf kan naar het oordeel van de rechtbank niet gebruikt worden als steunbewijs. Uit deze verklaring volgt dat verdachte andere handelingen erkent dan de specifiek aan verdachte verweten gedragingen en deze bovendien een heel andere duiding heeft gegeven.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] onvoldoende worden ondersteund door andere bewijsmateriaal. Daarom is niet bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 september 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 januari 2022, opgenomen oppagina 46 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022019482 d.d. 14 april 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
BewijsoverwegingenFeit 1 primair.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] door haar met kracht op het haar hoofd te stompen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar een keiharde dreun aan de rechterkant tegen haar hoofd achter haar oor heeft gegeven. Aangeefster droeg een cochleair implantaat aan de rechterkant van haar hoofd. Na de klap van verdachte werkte haar cochleair implantaat niet meer en als gevolg daarvan hoorde aangeefster niets meer. Daarnaast had ze last van oorsuizen. Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte aangeefster op haar hoofd heeft geslagen en dat zij sindsdien doof was. Op grond van deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte aangeefster tegen haar hoofd, op het cochleair implantaat, heeft gestompt waardoor deze kapot is gegaan.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, zijn de volgende gezichtspunten van belang: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt aan de hand van de hierna opgenomen bewijsmiddelen vast dat door verdachte aan het slachtoffer letsel is toegebracht, te weten een defect cochleair implantaat met als gevolg communicatienood (doofheid). Dit letsel is zonder operatie blijvend van aard en als gevolg van de operatie heeft het slachtoffer een langdurig revalidatieproces moeten ondergaan.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van art. 82 Sr oplevert.
(voorwaardelijk) opzet
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het strafdossier niet vast te stellen dat verdachte vol opzet had om het cochleair implantaat van het slachtoffer kapot te maken en daardoor het slachtoffer doof te maken. Vervolgens moet beoordeeld worden of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet, namelijk of verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte het slachtoffer met kracht tegen haar hoofd heeft gestompt op de plek waar haar cochleair implantaat zich bevond. Uit het strafdossier volgt dat verdachte en aangeefster jaren getrouwd zijn geweest in welke periode aangeefster het cochleair implantaat al droeg. Verdachte wist van het cochleair implantaat en waar dit zich in het hoofd van aangeefster bevond. Verdachte wist ook dat aangeefster zonder dit implantaat doof zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn gedragingen dus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het cochleair implantaat kapot zou gaan en aangeefster daardoor doof zou zijn. Het primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3.
De rechtbank stelt op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] in de periode van 5 november 2021 tot en met 9 januari 2022 meermalen tegen haar hoofd heeft geslagen. De op dit punt gevoerde verweren vinden weerlegging in de bewijsmiddelen.
Feit 4.
De slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn beide gehoord in een kindvriendelijke studioverhoor. Beiden hebben uitgebreid en gedetailleerd verklaard. De mate van betrouwbaarheid van deze verklaringen is onderzocht door deskundige dr. G. Wolters. De deskundige acht de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in aanzienlijke mate betrouwbaar. De deskundige ziet anders dan de verdediging geen aanwijzingen dat dat zij hebben verklaard onder invloed van hun moeder De rechtbank kan zich met dit oordeel verenigen en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . De rechtbank gebruikt die verklaringen dan ook voor het bewijs en komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde mishandelingen, nu die verklaringen elkaar ondersteunen en ook steun vinden in andere bewijsmiddelen. In lijn met het standpunt van de officier van justitie acht de rechtbank bewezen dat de mishandelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 22 januari 2022.
Voor zover er verder bewijsverweren zijn gevoerd, vinden die hun weerlegging in de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 primair, 3 en 4 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1 primair.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2022,opgenomen op pagina 46 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022019482
d.d. 14 april 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Het was op 25 november 2021 bij mij thuis op de [adres] te Leeuwarden. Ik verstond het verkeerd en zag en voelde dat [verdachte] mij een kei harde dreun aan de rechterkant van mijn hoofd achter het oor gaf. Ik voelde een erge stekende pijn aan de rechterzijde van mijn hoofd. Ik zag dat hij dit met zijn rechter tot vuist gebalde hand deed. Hij stond op dat moment rechts naast mij. Ik zag in een flits zijn vuist aankomen en probeerde nog weg te draaien en te duiken
.Door de klap was ik erg duizelig. Door deze harde klap is het implantaat zijn functie verloren. Ik hoor nu niets meer. Ook kreeg ik meer last van oorsuizen. Ik zag dat hij bloed aan zijn rechter hand had. Dit komt vermoedelijk van het uitwendige apparaatje van het implantaat. Niet alleen het uitwendige gedeelte is defect maar ook het inwendige implantaat.
4. Een geschrift, te weten een brief opgemaakt door J.W.A. Wasmann, klinisch fysicus-audioloog en dr.R.J.E. Pennings, KNO-arts, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Onderwerp: [slachtoffer 1] , geb. 13-11-1971 Bevindingen:
  • Cochleair implantaat (CI) intern in het hoofd is defect. Dit is vastgesteld op 6 december 2021. Hetdefect is hoogstwaarschijnlijk ontstaan door een hoofdtrauma. Er is een CI herimplantatie nodig. Dit is een traject dat nu opgestart wordt, bestaande uit een operatie en opnieuw fitten van het CI. Gemiddeld genomen wordt zo’n traject pas na 1 jaar afgesloten.
  • Er is op dit moment geen geholpen spraakverstaan mogelijk. Hierdoor is sprake vancommunicatienood. In september 2021 tijdens de laatste evaluatie alhier werd een geholpen spraakverstaanvaardigheid van 70 gemeten op conversatiesterkte.
5. Een geschrift, te weten een definitief Forensisch deskundigenrapport, opgemaakt en ondertekend op 31 mei 2022 door prof. dr. ir. Johan HM. Frijns, KNO-arts, voor zover inhoudend zijn verklaring:
2.
Welke kracht is er voor nodig om het Cl implantaat intern in het hoofd los te krijgen/te latenverschuiven?
Het C-l implantaat werd 4 mm diep ingefreesd in het schedelbot en met onoplosbare hechtingen in het bot gefixeerd. Hieromheen groeide binnen enkele weken een bindweefselkapsel. In de jaren daarna werd het in het algemeen rondom overgroeid met nieuwgevormd bot, waardoor verschuiving als geheel door externe traumata na circa 25 jaar zeer onwaarschijnlijk is, tenzij er ook een schedelfractuur optreedt. Daarvoor is dus veel kracht nodig
.
3.
Past dit letsel bij de toedracht zoals in de aangifte omschreven?
Ja, mits de stompen zeer krachtig waren en precies op de headpiece ('spoel') of-als deze op dat moment niet gedragen werd- op de huid over de interne casing terecht kwamen.
11. Wat is de herstelperiode na de operatie voor het slachtoffer en hoe verloopt het hersteltraject?Aan het eind van de operatie wordt een drukverband op het hoofd aangebracht, dat enkele dagen moet blijven zitten
.Ongeveer een week na de operatie worden de hechtingen verwijderd, na vier tot zes weken wondgenezing kan de processor worden aangesloten (dwz de headpiece weer worden opgezet) en afgesteld ('gefit'). Omdat het implantaat anders zal klinken dan het vorige zal opnieuw een periode van hoorrevalidatie volgen, die echter korter zal zijn dan na de eerste implantatie. Naar verwachting zal het spraakverstaan na enkele weken tot maanden oefenen weer op het oude niveau zijn.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuige verhoor d.d. 21 maart 2022,opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
A: En mama is doof geworden door papa A: En hij sloeg heel vaak hierop.
O: De getuige tikt met zijn vlakke rechterhand tegen de rechterzijkant van zijn hoofd terwijl hij bovenstaande zegt.
A: En in één keer hoorde ze helemaal niks meer. Toen zei ze: “Ik hoor helemaal niks meer.” Toen zei papa: “Ja, eigen schuld.” Want het magneetje in haar hoofd is kapot gegaan. En nu moet ze helemaal geopereerd worden met een boormachine in haar hoofd.
A: Toen is het magneetje in het hoofd kapot gegaan, en toen werkte die niet meer.
V: En hoe weetje dat het daardoor kwam? Door die klap?
A: Omdat hij sloeg. En toen zei mama: “Auw.” En toen hoorde ze in één keer niks meer.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 januari2022, opgenomen op pagina 295 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als verklaring van [verdachte] :
O: Ik wil het met je hebben over dat kapotte implantaat.
V: Maar eerst wil ik graag weten hoe zo'n ding volgens jou er uit ziet bij [slachtoffer 1] .
A: Dat kun je niet zien, dat zit in de schedel, dat zit binnen onder de huid. Daarvoor is het een implantaat. Die processor vangt het op en stuurt het weer naar boven. Dan hoort ze. Ik weet er alles van.
V: Aan welke kant van haar hoofd zit dat microfoontje?
O: Verdachte wijst de rechterkant van zijn hoofd aan, achter het oor.
V: Rechts achter het oor?
A: Ja.
V: En waar zit dat implantaat dan in haar schedel?
A: Waarschijnlijk zit dat ook achter het oor, daar is een gaatje geboord, daar hebben ze het in gedaan, aan de binnenkant zit een magneet en daar plakt ze dan die microfoon op.
Feit 3.
8. De door verdachte ter zitting van 4 september 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 1] op haar wang geslagen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2022,opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 30 november 2021 was ik thuis aan de [adres] . [slachtoffer 3] heeft zonet een filmpje aan de familie hier laten zien. Daarop is te zien dat [verdachte] mij slaat en is te horen op wat voor manier hij dan tegen mij praat.
Op dinsdag 28 december 2021 vroeg [verdachte] of ik bij hem wilde komen. Ik daar weer heen. Het was op [adres] te Leeuwarden. Ik kreeg toen weer een harde klap op mijn hoofd. Ik voelde pijn door deze klap aan mijn hoofd.
Op vrijdagavond, oudejaarsavond 2021 waren de kinderen bij [verdachte] thuis aan [adres] te Leeuwarden. Ik heb oud en nieuw daar uitgezeten. Ik zag dat hij weer ontzettend kwaad werd. Ik zag en voelde dat ik weer een harde klap kreeg van [verdachte] . Ik zag dat hij dit met een tot vuist gebalde rechter hand deed. Ik kreeg de klap weer vol op mijn implantaat. Ik voelde door deze klap weer pijn aan de rechterzijde van mijn hoofd, achter mijn oor.
Op zondag 9 januari 2022 was ik bij [adres] . Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met kracht en gebalde vuist hard sloeg. Ik voelde weer pijn op de plek waar hij mij raakte. Hij raakte mij weer op mijn implantaat.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2022,opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend het relaas van verbalisant:
Op woensdag 9 februari 2022 leverde aangeefster [slachtoffer 1] nog eens acht videofragmenten aan ten behoeve van het onderzoek. Net als bij de eerdere videofragmenten betreft het video-opnamen, die gemaakt werden door de dochter [slachtoffer 3] met haar mobiele telefoon.
Zesde fragment: VID-20220122-WA0006.mp4. Tijdsduur 01:04 minuut.
Omschrijving video-opname (beeld):
[verdachte] komt gedurende het fragment de kamer binnen en kijkt richting [slachtoffer 1] , eerst met de handen in de broekzakken. Daarna loopt hij naar haar toe en slaat haar dan met de rechterarm/vuist
.Er is niet zichtbaar dat [slachtoffer 1] geraakt wordt doordat de jongen in het beeld van de camera staat. [slachtoffer 1] roept hard “au".
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 januari 2022,opgenomen op pagina 178 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [naam] :
Moet ik ook vertellen over oud en nieuw? Ik was die avond bij hun. Later die avond nam [verdachte] [slachtoffer 1] mee naar achteren en toen hoorde ik haar ineens "au" roepen, heel duidelijk.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuige verhoor d.d. 21 maart 2022,opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
A: En mama is doof geworden door papa V: Daar gaan we het ook zo over hebben, ja A: En hij sloeg heel vaak hierop.
O: De getuige tikt met zijn vlakke rechterhand tegen de rechterzijkant van zijn hoofd terwijl hij bovenstaande zegt.
V: Heb jij dat gezien, dat papa dat toen deed bij mama?
A: Ik stond ernaast.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal getuige verhoor d.d. 24 februari 2022,opgenomen op pagina 239 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] :
1:08:30-
Eerste filmpje wordt opnieuw afgespeeld. De uitwerking van het filmpje is schuingedrukt.
A: Toen deed ‘ie echt zo.
O. De getuige houdt beide armen voor haar lichaam ter hoogte van haar borst met gebalde vuisten.
A: En toen ja...
O. De getuige doet haar rechtervuist naast haar hoofd en maakt een vervolgens een slaande beweging naar beneden.
V1: En dan loopt ‘ie naar je moeder toe, en dan? Want je moeder zegt ‘au’. Heb je ook gezien wat er gebeurde?
A: Nou, toen deed ie zo.
O De getuige doet beide armen voor haar lichaam, ter hoogte van haar borst, met gebalde vuisten.
A: En toen duwde hij haar zo.
O. De getuige brengt beide armen naar voren.
Als mijn moeder bij is, slaat hij ons alle drie, en als mijn moeder er niet bij is dan gewoon mij en m’n broertje. Maar meestal als mijn moeder erbij is, wordt die beetje sneller boos op mijn moeder.
Feit 4.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2022,opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op dinsdag 28 december 2021 was [slachtoffer 2] bij [verdachte] en [slachtoffer 3] bij mij. [verdachte] vroeg of ik bij hem wilde komen. Ik daar weer heen. Het was op [adres] te Leeuwarden. Meteen daarop zag ik dat [verdachte] onze zoon [slachtoffer 2] een harde vuistslag gaf tegen de bovenkant van zijn hoofd. Ik zag dat [verdachte] , [slachtoffer 2] hard in de wang kneep.
Op zondag 9 januari 2022 zag ik dat [verdachte] onze zoon [slachtoffer 2] een harde klap tegen zijn hoofd gaf. Vervolgens zag ik dat onze dochter [slachtoffer 3] werd geslagen door [verdachte] .
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 februari 2022,opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Wat weet u nog meer over de fysieke mishandeling van de kinderen door [verdachte] ? A: Dat is de afgelopen periode wel vaker gebeurd dat de kinderen een tik kregen. Maar dan was ik er dus niet bij. Eén keer vertelde [slachtoffer 2] mij dat dat in het hok gebeurd was en toen zag ik hem later, toen was hij heel bleek. Toen is het hard geweest.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2022,opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend het relaas van verbalisant:
Uit de doktersverklaring blijkt, dat [slachtoffer 2] in 2021 drie keer bij de huisartsenpraktijk [naam] te
Leeuwarden c.q. de dokterswacht was verschenen: op 11/03/20221, op 17/05/2021 en op 06/06/2021.
11/03/2021: Hij verscheen met zijn vader bij de huisarts of dokterswacht. Drie weken ervoor zou
[slachtoffer 2] een stomp in het gezicht hebben gehad van een jongetje en had toen een lichte hersenschudding. Nu was hij bij de BSO achterover gevallen met het achterhoofd op een paaltje.
17/05/2021: [slachtoffer 2] heeft klachten na val op het oog met een wondje als gevolg: zwelling en blauw oog. Nu niet meer lijmbaar.
06/06/2021: [slachtoffer 2] is als fietser door een motor aangereden. Conclusie: trauma capitis (hersenschudding) + kneuzing bovenbeen. [slachtoffer 2] werd opgenomen voor verdere evaluatie. (....)
Ik heb vragen naar aangeefster [slachtoffer 1] gestuurd.
Vraag 4: In de doktersverklaring staat dat [slachtoffer 2] drie weken voor 11/03/2021 een stomp in zijn gezicht zou hebben gekregen van een jongetje. In de melding van Veilig Thuis staat dat u bij Veilig
Thuis op 17 januari 2022 hebt gemeld over een hersenschudding van [slachtoffer 2] en dat de kinderen van vader aan u moesten vertellen dat een jongetje die ze niet kenden dit gedaan had. Bedoelde u hiermee het voorval, drie weken voor 11/03/2021?
Antwoord: Ja, dat voorval is het waarschijnlijk geweest. Want het was het verhaal over een jongetje van verderop bij [adres] dat [slachtoffer 2] op het hoofd had gestompt. Wat achteraf het verhaal was wat ze destijds van hun heit aan mij moesten vertellen.
Vraag 5: Wie is er met [slachtoffer 2] bij de dokter of bij de dokterswacht geweest op 17/05/2021, toen [slachtoffer 2] een wondje bij het oog had na een val?
Antwoord: Ik weet niet meer 100% zeker of ik mee was of [verdachte] . Ik had een afspraak gemaakt per mail. Maar het duurde te lang voor dat er een reactie kwam. Volgens mij heeft [verdachte] daarom later nog voor een afspraak gebeld, omdat het per mail gewoon te lang duurde. En ik denk dat hij mee was, want [verdachte] kwam met het verhaal dat de huisarts had gezegd dat het te laat was om het wondje te hechten.
Vraag 6: Hoe kwam [slachtoffer 2] aan die verwonding op 17/05/2021?
Antwoord: Ik heb het verhaal gehoord, want het gebeurde bij [adres] (bij [verdachte] ). [slachtoffer 2] was [verdachte] aan het helpen met spullen uit tassen op te ruimen in het hok, want ze waren naar de camping geweest. [slachtoffer 2] was voor overgevallen en [verdachte] schrok en schoot uit met zijn motorlaars. Dat verhaal is mij tenminste verteld, toen de kinderen thuisgebracht werden (bij mij).
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 januari 2022,opgenomen op pagina 178 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [naam] :
Moet ik ook vertellen over oud en nieuw? Ik was die avond bij hun. [slachtoffer 2] liep toen per ongeluk tegen [verdachte] op en [verdachte] trapte hem toen zomaar onderuit.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuige verhoor d.d. 21 maart 2022,opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
V: En als ik het over jou heb, waar ben jij dan als hij slaat?
A: Gewoon bij papa thuis. En als we buiten zijn, dan gaat-ie in een hoekje staan en dan draait-ie m'n oor om. Zo, hard.
O: De getuige pakt met zijn rechterhand zijn rechteroor vast en maakt hiermee een draaiende beweging terwijl hij bovenstaande zegt.
V: En hoe voelt dat?
A: Niet fijn, en soms trekt-ie er ook aan, en neemt-ie zo, trekt-ie me mee.
O: De getuige pakt met zijn rechterhand zijn rechteroor vast en trekt hieraan terwijl hij bovenstaande zegt.
V: Hoe vaak is dat gebeurd, van het oor?
A: Heel vaak.
A: Ja, hij pakt het vast, en dan pats, heel hard draait-ie, en dan trekt-ie me mee.
V: Vertel mij eens alles over dat slaan, hoe die dat doet.
A: Gewoon met de platte hand meestal..., zo. Hard.
O: De getuige houdt zijn vlakke rechterhand voor zich en vervolgens slaat hij hiermee tegen de rechterkant van zijn hoofd terwijl hij bovenstaande zegt.
V: En dan zie ik aan die kant, bij jou aan die kant.
A: Ja, en dan hard.
V: Hoe komt het datje op de grond valt?
A: Omdat-ie hard slaat. En hij heeft heel veel eelt, en dat is heel hard. En dan val je zo...op de grond.
V: Over dat slaan hè, als jij daar dan zo’n weekend bent, hoeveel keer slaat papa dan?
A: Soms slaat-ie niet, en wordt-ie wel heel boos. Maar meestal slaat-ie wel.
Eén (1) keer toen ging-ie met, wou die mij handen laten wassen, toen zat ik zo zonder zeep, en toen zei die: “Kom eens, ik wil je zeep geven." En toen kwam ik niet. En toen zeepsopspuit, die schoot-ie op me hoofd. En toen ging het helemaal open, en toen kwam er zeepsop in me ogen. En ik zei: “Het prikt." Toen zei die: “Het is maar een beetje zeepsop." Maar dat prikt.
V: Vertel mij eens alles over die motorlaars.
A: Kijk, hij was daar en toen sloeg-ie mij, en toen viel ik op de grond.
V: Waar was je?
A: In het hok
V: In het hok. En toen?
A: En toen viel ik zo op de grond, en toen wou die naar me toe lopen. En hij zei: “Het ging per ongeluk." Wou naar me toe lopen. Maar zo hard kan je toch niet met een motorlaars tegen me oog aan komen?
V: Maar je zegt: Hij slaat jou, dan val jij. En wanneer komt dan die motorlaars?
A: Nou, daarna. En dan schopt-ie mij zo in me oog En dan heb ik een heel blauw oog, had ik daarna.
V: Waar op jouw lichaam heeft papa jou geslagen?
O: De getuige tikt met zijn vlakke linkerhand op de rechterzijkant van zijn hoofd.
V: Ook nog op andere plekken op jouw lichaam?
A: Ook wel ’s geschopt, dat ik een blauwe plek hier had.
V: En waar heeft papa mee geschopt?
A: Met zijn voet. Punt van z’n voet.
V: Heeft papa ook nog anderen geslagen wat jij hebt gezien?
A: Ja, [slachtoffer 3] .
V: [slachtoffer 3] .
A: Wordt ook heel veel geslagen, net zoals mij.
V: Net zoals jou. En is het ook op dezelfde manier als jou, of anders?
A: Zelfde manier zoals mij.
V: Nou, en je zegt: Je hebt ook wel gezien dat [slachtoffer 3] geslagen is.
A: Ja.
V: Hoe ging dat slaan?
A: Gewoon, hetzelfde als bij mij.
V: Hetzelfde. En is dat één (1) keer of vaker gebeurd?
A: Vaker
V: Wat vind je het allerergste wat er gebeurd is?
A: Dat-ie mij schopte, tegen mij oog.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 februari 2022, opgenomen op pagina 239 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] :
A: Een keertje toen had ik de vaatwasser gedaan, want dat moet ik wel vaker doen, en dan...
En toen zei 'ie: Ben je al klaar? En toen zei ik: Ja. Want ik had de vaatwasser uitgeruimd en toen zei hij zo van. . En toen ging hij kijken en toen liep hij tegen een kastje die nog open stond, met zijn hoofd, en toen zei zo van; Je was niet klaar en toen sloeg hij mij helemaal en toen ging hij mij ook in mijn buik schoppen en toen kon ik bijna niet meer ademen.
V1: Oké. En nog meer, [slachtoffer 3] ?
A: Hij zat op de wc, en toen zei hij zo van: Ja, waarom geef je geen antwoord? Waarom kom je niet? Toen drukte hij mij in de wc, deed hij de deur dicht, toen sloeg hij mij heel hard
A: En een keertje toen deed hij de hele tijd de lamp aan. En toen zei hij zo tegen mij: Waarom heb je de lamp aangedaan? En toen sloeg hij mij.
A: Mijn vader, die moest op school komen. En toen ging hij helemaal ontkennen en zo en toen ik thuis was, was die woest op mij en m’n broertje. Moesten we helemaal zeggen het is niet waar en zo. En toen ging hij zeggen; Ja, ik doe het niet, ik kan dingen wel met de mond af en dan een kwartier later sloeg die ons al van: Ja, je had het echt niet moeten zeggen.
A: Ook een keer toen hoorde ik hem weer niet en toen ja, dat is wel een tijdje geleden, maar dat is ook wel vaker gebeurt maar ik weet niet wat er dan... Ja, en toen ehm... toen sloeg hij mij echt tien (10) keer ofzo, en daarna schopte hij mij ook nog een paar keer.
A: Ehm... o ja, ik was een keer aan het stofzuigen en toen had ik het niet goed gedaan, toen moest ik het weer opnieuw doen. Lag er één (1) kruimeltje die ik niet had gedaan, de tweede keer ook niet, en toen was die zo boos toen schopte hij mij op mijn been. En toen hoorde ik die knak volgens mij en daar zat toen de volgende dag was gewoon een blauw plek en dat was gewoon allemaal rood en blauw en zo. Het was echt heel groot.
En toen omdat de was een beetje verkeerd zat, een beetje gekreukeld, werd die helemaal boos. En toen sloeg hij mij heel hard.
VI: Altijd met zijn hand of ook met andere dingen?
A: Ehm... nou één (1) keer toen ging hij mij eerst knijpen met zijn vingers op mijn hand, en die was volgens mij licht gekneusd
.En toen ging hij eerst erin knijpen, ging hij een paar keer erop slaan, toen ging hij ook nog met zijn tand erin.
A: Toen ging hij naar mijn vader en toen zei hij dat tegen mijn vader, en toen ging hij mij daarop slaan. VI: Waarop slaan?
A: Op mijn hand.
V1: Ja
A: En die deed al heel veel pijn. V1: Ja.
A: En toen ging hij met z’n tand erin ofzo en hij ging er ook helemaal in knijpen met z’n nagels.
A: Ja, een keertje toen sloeg hij mij, ging ‘ie zo staan.
O. De getuige doet beide handen, gebald in een vuist, voor haar lichaam.
A: Om mij te slaan. Maar meestal is het gewoon in één keer zo, pats. O. De getuige beweegt haar vlakke rechterhand van achter naar voren.
V: (…) Nou, hij heeft jou geschopt op verschillende plekken tegen jouw benen aan, hè?
O. De getuige knikt met haar hoofd.
V1: En hij heeft jou ook geschopt met die werkschoenen aan en dat is waar jij nu nog een blauw plek hebt. Hoe vaak heeft hij jou geschopt, denk jij?
A: Weet ik niet. Ik denk... Ehm... nou, laatste tijd is het vooral echt slaan, maar eerst was het wel meestal schoppen.
V1: Eerst... en wat bedoel je met eerst en laatst?
A: Laatst is wel gewoon een beetje de laatste drie maanden ofzo.
20. De door verdachte ter zitting van 4 september 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het gooien met de zeepspuit naar [slachtoffer 2] was ouwehoeren.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij op 25 november 2021 te Leeuwarden, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige gehoorschade heeft toegebracht, ten gevolge waarvan een operatief ingebracht cochleair implantaat, zijnde een gehoorprothese die geïmplanteerd wordt in het binnenoor, beschadigd is geraakt en/of buiten werking is geraakt en die [slachtoffer 1] daardoor oorsuizingen heeft ondervonden en (nagenoeg) geen gehoor meer heeft en dientengevolge een operatie heeft moeten ondergaan om dat implantaat te vervangen en een langdurig revalidatieproces heeft moeten ondergaan, immers heeft verdachte [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd, ter plaatse van dat cochleair implantaat, gestompt;
2.
hij in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 9 januari 2022, te Leeuwarden, in een woning gelegen aan de [adres] , opzettelijk en wederrechtelijk een laptop van het merk HP, een bril en een deur van die woning, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft vernield;
3.
hij in de periode van 5 november 2021 tot en met 9 januari 2022, te Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] in voornoemde periode meermalen, tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
4.
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 22 januari 2022, te Leeuwarden, meermalen, A.
zijn kind, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in voornoemde periode meermalen, (met kracht)
  • aan de oren te trekken en een draaiende beweging te maken terwijl verdachte het oor van die[slachtoffer 2] vast had en
  • tegen de grond te slaan en/of te stompen en
  • een zeepspuit tegen het hoofd te gooien en
  • tegen het hoofd en andere delen van het lichaam te schoppen en
  • tegen het hoofd en andere delen van het lichaam te stompen en/of te slaan en
B.
zijn kind, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in voornoemde periode meermalen, (met kracht)
  • tegen de buik en een ander deel van het lichaam te schoppen en
  • tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en- in het lichaam te knijpen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair zware mishandeling
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,vernielen, meermalen gepleegd 3. mishandeling, meermalen gepleegd
4. A. mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd
en
B. mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft zij een maatregel ex artikel 38v Sr voor de duur van 3 jaren gevorderd in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , en een locatieverbod en voor elke overtreding een hechtenis te bepalen van 2 weken met een maximum van 6 maanden. De officier van justitie heeft de rechtbank tevens verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – voor het geval de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan waartoe zij heeft gepleit – verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte, waaronder de verminderde toerekeningsvatbaarheid. De raadsvrouw verzoekt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijk deel kunnen bijzondere voorwaarden
verbonden worden zoals geadviseerd door de psychologen. Verdachte is gemotiveerd voor een behandeling en begeleiding in een ambulant kader.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia rapportages van de psychiater en de psychologen, de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 4 juli 2023 en 22 december 2022 en het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 juli 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan (zware) mishandeling van zijn ex-partner, de moeder van zijn kinderen. Tijdens één incident heeft verdachte het slachtoffer op het hoofd geslagen waardoor haar cochleair implantaat beschadigd geraakt als gevolg waarvan het slachtoffer doof is geworden. Het slachtoffer is vijf maanden doof geweest tot een operatie waarbij een nieuw cochleair implantaat is geplaatst. Er volgde een revalidatieperiode van een jaar. Daarnaast heeft verdachte meerdere goederen van het slachtoffer vernield.
Verder heeft verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan (soms ernstige) mishandelingen van zijn twee kinderen.
Met het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit, gezondheid, veiligheid en eigendommen van zijn gezinsleden. De mishandelingen vonden mede plaats in de woning van de slachtoffers, een plek die bij uitstek een veilige omgeving hoort te zijn. De rechtbank rekent dit de verdachte, zeker nu het ook gaat om jonge kinderen als slachtoffer, zwaar aan. Kinderen behoren beschermd te worden door hun ouders en in een veilige omgeving op te kunnen groeien. De ervaring leert dat slachtoffers van huiselijk geweld daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting geen enkel inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen. Ook dit rekent de rechtbank hem aan.
Persoon van verdachte
Uit het rapport van psychologen R.W. Blauw en J.H. Viersen leidt de rechtbank af dat verdachte lijdende is aan een verstandelijke handicap in de vorm van een licht verstandelijke beperking en aan een psychische stoornis in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
Geadviseerd wordt om de feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Rapporteurs zijn van mening dat veroordeelde bij de ten laste gelegde feiten in zijn denken, voelen en handelen in enige mate werd gestuurd door beperkingen in de intellectuele en sociaal-emotionele functies voortkomend uit de licht verstandelijke beperking en door duidelijke impulsiviteit voortkomend uit de borderline persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rapporteurs verwachten dat vanuit de persoonlijkheidsstructuur van verdachte het risico op recidive met een geweldsdelict in intieme relaties hoger ligt. De rapporteurs adviseren daarom een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder langdurige behandeling en begeleiding.
Uit het meeste recente adviesrapport van Verslavingszorg Noord Nederland leidt de rechtbank onder meer af dat het voorarrest van verdachte geschorst is geweest waarbij verdachte zich aan een aantal voorwaarden diende te houden, welke voorwaarden in lijn zijn met de door de psychologen en reclassering voorgestelde voorwaarden. Tijdens de schorsingsperiode heeft verdachte enkele voorwaarden overtreden en is gebleken dat veroordeelde onvoldoende meewerkt aan behandeling. De reclassering heeft daarom een klinische opname overwogen, echter hiertoe is verdachte eveneens onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast bemoeilijkt de deels ontkennende proceshouding van verdachte de uitvoerbaarheid van de behandeling. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om de risico’s te beperken met justitiële interventies. Zij adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan – gelet op de ernst van de feiten – niet met een andere straf worden volstaan dan een gevangenisstraf. De omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, doet hier niet aan af. De rechtbank ziet geen reden een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gedurende het reclasseringstoezicht tijdens de schorsing is de reclassering immers gebleken dat verdachte niet gemotiveerd is voor een behandeling. Tijdens de behandeling ter zitting is de rechtbank ook niet gebleken van intrinsieke motivatie van verdachte om te werken aan verandering. De rechtbank zal dus een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles overwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten gericht tegen zijn ex-vrouw [slachtoffer 1] en kinderen, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , bestaande uit contactverboden en een gebiedsverbod, een en ander zoals vermeld in het dictum. Ter bescherming van de slachtoffers zal de rechtbank de 38v-maatregel wel dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er, gelet op de door rapporteurs en reclassering ingeschatte hoge kans op recidive, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt richting de slachtoffers.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. slachtoffer 1] tot een bedrag van € 3.526,04 ter zake van materiële schade en € 7.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2 [ slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] ) tot een bedrag van € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan; 3 [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] ) tot een bedrag van € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] dienen niet ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] moeten worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van enige onderbouwing. Indien de rechtbank wel van oordeel is dat er sprake is van immateriële schade, dan verzoekt de raadsvrouw het gevorderde bedrag te matigen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dan wel gematigd moet worden. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het schadebedrag van de laptop moet worden gematigd gezien de afschrijvingskosten.
De schade aan de wc-deur is niet onderbouwd en dient daarom te worden afgewezen.
Gelet op de bepleite vrijspraak van feit 1 dienen de verzochte reiskosten te worden afgewezen en subsidiair moet dit bedrag worden gematigd omdat niet is onderbouwd hoe vaak de benadeelde partij daadwerkelijk naar het ziekenhuis is afgereisd.
Het eigen risico van het jaar 2022 moet worden gematigd naar een bedrag van € 345,26 conform de overgelegde factuur.
De benadeelde partij dient ter zake van de post verlies van verdienvermogen niet ontvankelijk verklaard te worden omdat dit een onevenredige belasting van het strafproces meebrengt.
De raadsvrouw heeft verzocht bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling te bepalen op één dag gezien de financiële situatie van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 8.526,04, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 januari 2022.
Ten aanzien van de gestelde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de schade aan de laptop en de deur op de gevorderde bedragen begroten. Voorts acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat de gevorderde reiskosten naar het ziekenhuis daadwerkelijk zijn gemaakt. Verder is er geen grond om de benadeelde partij in de post verlies van verdienvermogen niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank acht een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade in relatie tot de gepleegde feiten en de gevolgen voor de benadeelde partij redelijk en billijk.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank ziet geen redenen om de maximale termijn van gijzeling te bepalen op één dag.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De aard en de ernst van de normschending (te weten meermalen plaatsgevonden mishandelingen gedurende een langere periode) brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de kinderen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder dat een verdere onderbouwing is vereist.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag in relatie tot het gepleegde feit en de gevolgen voor de benadeelde partijen redelijk en billijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding het gevorderde bedrag te matigen.
De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank ziet geen redenen om de maximale termijn van gijzeling te bepalen op één dag.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 300, 302, 304, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van drie jaren:

  • op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met
  • [slachtoffer 1] , slachtoffer, geboren op [geboortedatum] 1971 te Tietjerksteradeel;
  • [slachtoffer 3] , slachtoffer, geboren op [geboortedatum] 2009 te Leeuwarden;- [slachtoffer 2] , slachtoffer, geboren op [geboortedatum] 2012 te Leeuwarden, met uitzondering van de door Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (of anderszins
aangewezeninstantie/ jeugdinstelling) begeleide contacten met [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] ;

en/of

- zich niet zal ophouden in de Vijverstraat te Leeuwarden.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan het voornoemde contact- en/of locatieverbod wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 14 dagen voor iedere keer dat niet aan het contact- en/of locatieverbod wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van feit 1 primair, 2 en 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 8.526,04 (zegge: achtduizend vijfhonderdenzesentwintig euro en vier eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.526,04 (zegge: achtduizend vijfhonderdenzesentwintig euro en vier eurocent euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 3.526,04 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 77 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2023. mr. H. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.