De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 8 augustus 2003 heeft het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden de veroordeelde wegens het plegen van ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 21 september 2004 en laatstelijk op 28 september 2021 verlengd met twee jaren.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een pedofiele stoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Vanwege het uitblijven van enig behandelresultaat, gebrek aan motivatie tot verandering en onbetrouwbaar gedrag wordt in maart 2014 de [inrichting] status aangevraagd en toegekend. Veroordeelde verblijft sinds maart 2015 binnen de [inrichting] ( [inrichting] ) in [inrichting] . Tot op heden wil veroordeelde binnen de huidige kliniek niet meewerken aan behandeling gericht op vermindering van het delictgevaar. Zichtbaar is een man die voornamelijk bezig is met strijd voeren tegen de tbs oplegging en de [inrichting] -status, vanuit zijn overtuiging dat foutief gehandeld is in de gerechtelijke procedures en door eerdere tbs-instellingen.
Pogingen om te komen tot behandeling zijn onvoldoende effectief gebleken en veroordeelde wil binnen de [inrichting] ook niet meewerken aan enige vorm van gesprekken gericht op behandeling. De afgelopen periode zijn de problematiek, de risicofactoren en het algemeen toestandsbeeld onveranderd gebleven. Er worden vooralsnog geen aanknopingspunten gezien om de (on)mogelijkheden wat betreft uitstroom te onderzoeken. Het probleembesef is gering, er is onverminderd sprake van cognitieve vervormingen met betrekking tot zijn pedofilie en hij houdt krampachtig vast aan zijn herzieningszaak. Dit staat een behandelinhoudelijke samenwerking met het team in de weg. Er worden nu geen mogelijkheden gezien om verlof vorm te geven, omdat het risico op onttrekking hoog is. Veroordeelde heeft geleerd van de vorige onttrekking waardoor hij deze nu nog beter zal voorbereiden om zijn punt alsnog te kunnen maken. Veroordeelde blijft wat betreft het verminderen van delictgevaar afhankelijk van verblijf binnen een hoog beveiligde omgeving. Binnen de [inrichting] zijn er voldoende beschermende structuren om veroordeelde heen. Alles overziend kan niet anders dan gesteld worden dat de kernproblematiek onvoldoende behandelbaar is gebleken en nog immer op de voorgrond staat. Dit maakt dat kans op herhaling nog altijd als onveranderd hoog wordt ingeschat. De kliniek heeft in februari geadviseerd om de [inrichting] -status te verlengen met twee jaren.
De deskundige S.J.C. van der Sluis heeft ter terechtzitting het advies bevestigd.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid Sv.
Beide deskundigen hebben geadviseerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren.
Uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 8 juni 2023, opgesteld door J.R. Nijdam, psychiater, blijkt onder meer als volgt.
Bij veroordeelde is sprake van pedofilie, van het niet exclusieve type, gericht op minderjarige meisjes in de leeftijd vanaf vijf tot zes jaar en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en dwangmatige kenmerken. Zonder de bestaande structuur en setting moet het recidiverisico op een zedendelict als hoog worden ingeschat.
Veroordeelde vindt behandeling eigenlijk niet nodig of nuttig en vindt ook bij een potentiële resocialisatie geen externe steun, hulp of toezicht nodig. Binnen de bestaande extern opgelegde structuur, zonder verlof buiten de kliniek, waarbij veroordeelde niet met minderjarigen in aanraking kan komen is het recidiverisico nauwelijks aanwezig. Veroordeelde heeft geen probleembesef ontwikkeld en heeft zelf geen negatieve gevoelens over zijn pedofilie en de schadelijkheid daarvan voor de slachtoffers. De kenmerken van de persoonlijkheidsstoornis met narcistische en dwangmatige kenmerken zijn niet wezenlijk beïnvloed door de jarenlange behandelpogingen. Gelet daarop moet het risicomanagement voornamelijk extern vorm worden gegeven, zoals dat al jarenlang bij de [inrichting] plaatsvind.
Door het nu bestaande risicomanagement is het risico op een zedendelict onder controle. De behandelbaarheid van veroordeelde is zeer gering gebleken en er lijken dan ook geen verdere behandelmogelijkheden meer te zijn. De kernpedofilie is een deel van het wezen van veroordeelde en zal ook in de toekomst niet echt te beïnvloeden zijn. De persoonlijkheidsstoornis is ook niet door behandeling beïnvloedbaar gebleken. Daar komt bij dat veroordeelde zelf in het geheel niet is gemotiveerd voor welke behandeling dan ook en van de behandelmogelijkheden die er in de huidige kliniek zijn geen gebruik maakt.
In 2019 heeft veroordeelde zich onttrokken aan de begeleiding en dat zorgvuldig voorbereid. Ook nu nog suggereert veroordeelde tegen de kliniek, maar ook tegen de psychiater, dat hij een onttrekking de volgende keer beter zal voorbereiden. Vanwege deze houding zal het in de toekomst uiterst moeilijk zijn om met veroordeelde wederom een traject van verloven op te starten. Het gevolg hiervan is dat er, als begeleid verlof niet verantwoord is, ook geen zicht zal komen op een plaatsing van veroordeelde buiten de [inrichting] . Op dit moment zijn er geen reële alternatieven voor een verblijf binnen de [inrichting] aanwezig en moet ook het verlenen van begeleid verlof voorlopig vanwege de onbetrouwbaarheid van veroordeelde niet als verantwoord worden gezien. Geadviseerd wordt de maatregel met twee jaar te verlengen met continueren van de dwangverpleging. Het is niet te verwachten dat er zich binnen die tijd wezenlijke veranderingen zullen voordoen. Langdurige externe structuur, toezicht en controle zullen nodig blijven.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 29 mei 2023, opgesteld door A.G.M. Weenink, GZpsycholoog, blijkt onder meer als volgt.
Bij veroordeelde is sprake van pedofilie en van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het is met name de persoonlijkheidsproblematiek, die bij veroordeelde leidt tot een onverzoenlijke houding tegenover zijn verblijf in de kliniek en leidt tot een gebrek aan samenwerking met het team. Binnen de huidige setting van de longstay is het risico op recidive laag, in de maatschappij is dit op termijn matig tot hoog. Het risicomanagement wordt verantwoord vorm gegeven door zijn verblijf in de longstay. Veroordeelde voert op grond van zijn pathologie een ‘kat en muis spel’ op met zijn dreiging zich bij een volgende gelegenheid wederom te zullen onttrekken. Geadviseerd wordt de maatregel met twee jaren te verlengen. Gezien het gebrek aan samenwerking vanuit veroordeelde en zijn overtuiging via de Hoge Raad uiteindelijk op vrije voeten te komen, wordt geen verandering in de nabije toekomst voorzien. Twee jaar aan tbs-behandeling zal nog zeker nodig zijn om het recidivegevaar te doen verminderen Er valt niet te verwachten dat binnen een jaar een verandering van juridisch kader aan de orde kan zijn.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de terbeschikkingstelling verlengd moet worden met één jaar. Veroordeelde heeft na een aantal jaren de motivatie gevonden om behandeld te worden. Het is daarom van belang dat de rechtbank over één jaar weer kan bekijken hoe het dan gaat.
Veroordeelde heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij graag naar de [inrichting] in Groningen wil en dat hij dan ook wel behandeld wil worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in het onderliggende arrest voorkomende bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de opgelegde straf en maatregel, in onderling verband en samenhang bezien vast, dat het evident is dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het plegen van ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren. Dit betekent dat de maatregel niet in duur beperkt is en dus verlengd kan worden.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundigen gegeven toelichtingen en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
Uitgangspunt in de jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is dat de terbeschikkingstelling verlengd moet worden met een termijn van twee jaren, wanneer aannemelijk is dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar (ECLI:GHARL:2013:7285). Veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat hij in tegenstelling tot de afgelopen jaren, nu wel openstaat voor behandeling. De rechtbank is positief verrast door deze gewijzigde houding van veroordeelde en het zou een doorbraak zijn als een behandeling de komende tijd van de grond kan komen. Desondanks is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de behandeling van veroordeelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij verlenging met één jaar. Tot nu toe is er namelijk slechts sprake van een voornemen bij de veroordeelde en is er nog niet daadwerkelijk gestart met de behandeling van zijn problematiek. De rechtbank is daarom van oordeel dat de termijn van de terbeschikkingstelling moet worden verlengd met twee jaren.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.