ECLI:NL:RBNNE:2023:3854

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
18-290069-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van een minderjarige en bedreiging met geweld

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 26 september 2021 schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van een zesjarig meisje en bedreiging met geweld. Het slachtoffer was buiten aan het spelen toen de verdachte haar tegenkwam op de terugweg van de kroeg. Hij heeft haar betast bij het kruis, waarna zij dit direct aan haar moeder heeft verteld. Vervolgens zijn zij de verdachte gaan zoeken, waarbij hij hen bedreigde met een steen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zelf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de psychische gesteldheid van de verdachte, die op het moment van de feiten 81 jaar oud was en mogelijk verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 58, 246 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/290069-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1940 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 september 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 september 2021 te [adres] , gemeente Heerenveen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
onverhoeds en zonder dat zij dit kon verhinderen, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2015) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken / betasten van haar kruis door zijn hand op en/of in haar onderbroek te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te [adres] , gemeente Heerenveen, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2015, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het aanraken / betasten van haar kruis door zijn hand op en/of in haar onderbroek te brengen;
2.
hij op of omstreeks 26 september 2021 te [adres] , gemeente Opsterland, een persoon, genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door, duidelijk zichtbaar, een steen ter hand te nemen en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Wegwezen. Anders gooi ik een dikke steen door het raam heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een veroordeling kan volgen voor feit 1 primair en feit 2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 september
2021, opgenomen op pagina 172 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021263767 d.d. 26 september 2022, inhoudend de verklaring van verdachte;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal samenvatting studioverhoor d.d. 29 september 2021, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 oktober 2021,opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.10.19.114 van 21 april 2022 opgemaakt door dr. J. Warnaar en opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de door hem afgelegde verklaring op algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 september 2021 te [adres] , gemeente Heerenveen, door een feitelijkheid, te weten door onverhoeds en zonder dat zij dit kon verhinderen, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2015) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het betasten van haar kruis door zijn hand op en in haar onderbroek te brengen.
2.
hij op 26 september 2021 te [adres] , gemeente Opsterland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling door duidelijk zichtbaar een steen ter hand te nemen en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Wegwezen. Anders gooi ik een dikke steen door het raam heen".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair feitelijke aanranding van de eerbaarheid
bedreiging met zware mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, gevorderd. De officier van justitie acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 15 maart 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 26 september 2021 schuldig gemaakt aan aanranding van een meisje van zes jaar oud. Het slachtoffer was buiten aan het spelen en bloemen aan het plukken. Verdachte kwam haar tegen op de terugweg van de kroeg naar huis en heeft haar toen betast bij het kruis. Het slachtoffer heeft het daarna direct thuis aan haar moeder verteld. Niet veel later is zij met haar vader in de auto gestapt om verdachte te gaan zoeken. Toen zij verdachte gevonden hadden en volgden met de auto, heeft verdachte hen bedreigd met een steen. Dit zijn ernstige feiten waardoor gevoelens van angst en onveiligheid worden veroorzaakt. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring kan worden afgeleid wat voor impact de feiten, met name de aanranding, op het slachtoffer en haar familie hebben gehad. De angst dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan aanranding van het slachtoffer, dan wel een ander kind in het dorp, is groot.
De persoon van verdachte
Verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten 81 jaar oud. Hij is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport kan worden afgeleid dat de reclassering ten aanzien van de psychische gesteldheid van verdachte, aanwijzingen ziet voor een stoornis in het autistisch spectrum. Het is onduidelijk wat er precies door het hoofd van verdachte ging ten tijde van het plegen van de delicten. De reclassering adviseert daarom om bij een strafoplegging een meldplicht, ambulante behandeling, contact- en locatieverbod en het vermijden van contact met minderjarigen als bijzondere voorwaarden op te leggen. Het is belangrijk dat er zicht blijft op het functioneren van verdachte en dat er nader onderzocht wordt wat er noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Binnen een toezicht kan ook meer zicht worden gekregen op de seksualiteitsbeleving van verdachte en wat er eventueel voorafging aan de bewezen verklaarde feiten.
De raadsman heeft bepleit dat de strafbare feiten verdachte in verminderde mate toegerekend kunnen worden. De officier van justitie acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank stelt vast dat een onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van verdachte en zijn toerekeningsvatbaarheid ontbreekt. Bij de stukken in het dossier zit wel een beschikking van de kantonrechter van 17 november 2021. De kantonrechter heeft daarin overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is om ten volle zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter heeft daarom een mentor aangewezen. Daarnaast heeft verdachte een bewindvoerder voor zijn financiële zaken.
De rechtbank is van oordeel dat dit, samen met de informatie uit het reclasseringsrapport en de indruk die de rechtbank van verdachte heeft gekregen op de zitting, voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
Overwegingen over strafsoort en strafmaat
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daarnaast een taakstraf. Omdat de rechtbank tot de conclusie komt dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in verminderde mate toegerekend kunnen worden, komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om als bijzondere voorwaarde in het vonnis op te nemen dat verdachte het contact met minderjarigen moet vermijden. Deze voorwaarde is namelijk niet concreet genoeg en het toezicht hierop is praktisch onuitvoerbaar. De overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zal de rechtbank wel opleggen.
Contact- en locatieverbod
De benadeelde partij heeft verzocht om een contact- en locatieverbod als gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Oplegging van een 38v-maatregel is alleen mogelijk ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Dadelijke uitvoerbaarheid kan worden opgelegd als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. De strafbare feiten zijn in 2021 gepleegd. Het is inmiddels bijna twee jaren later en verdachte heeft in die tijd geen nieuwe delicten gepleegd. Ook heeft hij de afgelopen jaren geen contact gezocht met het slachtoffer of haar familie. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak om een 38v-maatregel op te leggen en kiest ervoor om het locatie- en contactverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Conclusie
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van 93 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Dit betekent concreet dat verdachte niet naar de gevangenis hoeft zolang hij zich aan de gestelde voorwaarden houdt. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op van 60 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 58, 246 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bijReclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, dient te blijven melden, zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, laat behandelen door de[instelling] of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de volgende straten in [adres] : De [adres] , [adres] en [adres] , en daarnaast, op dagen dat de basisschool geopend is, tussen 8:00 uur en 14:30 uur: de [adres] ter hoogte van de basisschool; dit alles zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2015 te Heerenveen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2023.