Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, gevorderd. De officier van justitie acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 15 maart 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 26 september 2021 schuldig gemaakt aan aanranding van een meisje van zes jaar oud. Het slachtoffer was buiten aan het spelen en bloemen aan het plukken. Verdachte kwam haar tegen op de terugweg van de kroeg naar huis en heeft haar toen betast bij het kruis. Het slachtoffer heeft het daarna direct thuis aan haar moeder verteld. Niet veel later is zij met haar vader in de auto gestapt om verdachte te gaan zoeken. Toen zij verdachte gevonden hadden en volgden met de auto, heeft verdachte hen bedreigd met een steen. Dit zijn ernstige feiten waardoor gevoelens van angst en onveiligheid worden veroorzaakt. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring kan worden afgeleid wat voor impact de feiten, met name de aanranding, op het slachtoffer en haar familie hebben gehad. De angst dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan aanranding van het slachtoffer, dan wel een ander kind in het dorp, is groot.
De persoon van verdachte
Verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten 81 jaar oud. Hij is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport kan worden afgeleid dat de reclassering ten aanzien van de psychische gesteldheid van verdachte, aanwijzingen ziet voor een stoornis in het autistisch spectrum. Het is onduidelijk wat er precies door het hoofd van verdachte ging ten tijde van het plegen van de delicten. De reclassering adviseert daarom om bij een strafoplegging een meldplicht, ambulante behandeling, contact- en locatieverbod en het vermijden van contact met minderjarigen als bijzondere voorwaarden op te leggen. Het is belangrijk dat er zicht blijft op het functioneren van verdachte en dat er nader onderzocht wordt wat er noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Binnen een toezicht kan ook meer zicht worden gekregen op de seksualiteitsbeleving van verdachte en wat er eventueel voorafging aan de bewezen verklaarde feiten.
De raadsman heeft bepleit dat de strafbare feiten verdachte in verminderde mate toegerekend kunnen worden. De officier van justitie acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank stelt vast dat een onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van verdachte en zijn toerekeningsvatbaarheid ontbreekt. Bij de stukken in het dossier zit wel een beschikking van de kantonrechter van 17 november 2021. De kantonrechter heeft daarin overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is om ten volle zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter heeft daarom een mentor aangewezen. Daarnaast heeft verdachte een bewindvoerder voor zijn financiële zaken.
De rechtbank is van oordeel dat dit, samen met de informatie uit het reclasseringsrapport en de indruk die de rechtbank van verdachte heeft gekregen op de zitting, voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
Overwegingen over strafsoort en strafmaat
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daarnaast een taakstraf. Omdat de rechtbank tot de conclusie komt dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in verminderde mate toegerekend kunnen worden, komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om als bijzondere voorwaarde in het vonnis op te nemen dat verdachte het contact met minderjarigen moet vermijden. Deze voorwaarde is namelijk niet concreet genoeg en het toezicht hierop is praktisch onuitvoerbaar. De overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zal de rechtbank wel opleggen.
Contact- en locatieverbod
De benadeelde partij heeft verzocht om een contact- en locatieverbod als gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Oplegging van een 38v-maatregel is alleen mogelijk ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten. Dadelijke uitvoerbaarheid kan worden opgelegd als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. De strafbare feiten zijn in 2021 gepleegd. Het is inmiddels bijna twee jaren later en verdachte heeft in die tijd geen nieuwe delicten gepleegd. Ook heeft hij de afgelopen jaren geen contact gezocht met het slachtoffer of haar familie. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak om een 38v-maatregel op te leggen en kiest ervoor om het locatie- en contactverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Conclusie
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van 93 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Dit betekent concreet dat verdachte niet naar de gevangenis hoeft zolang hij zich aan de gestelde voorwaarden houdt. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op van 60 uren.