ECLI:NL:RBNNE:2023:3838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
18.330850.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door verdachte en medeverdachten in Hoogeveen

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met twee anderen op 18 december 2022 in Hoogeveen een gewelddadige diefstal heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1994, zich schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van goederen van het slachtoffer, waaronder geld, medicatie, en persoonlijke bezittingen, met gebruik van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, en is er een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblemen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdediging van de verdachte verworpen, waarbij is vastgesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstal met geweld. De rechtbank heeft ook de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling behandeld, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/330850.22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/196676.20 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 96/178412.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1994 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instantie] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 september 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of medicatie en/of (een) jas(sen) en/of sigaretten en/of een horloge en/of een telefoon en/of een tas, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • die [slachtoffer] vast te pakken/houden, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan,en/of
  • meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer] te trappen, en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en/of te richten opdie [slachtoffer] , en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte erkent dat hij het slachtoffer vanuit boosheid heeft geslagen, maar niet met het doel om te stelen. Derhalve ontbreekt het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en heeft het geweld niet gediend ter vergemakkelijking van de diefstal. De getuigenverklaring van [getuige] maakt dit niet anders, nu die verklaring enkel belastend is voor verdachte wat betreft de geweldshandelingen.
Voorts dient het overige bewijsaanbod in deze zaak onderworpen te worden aan twee juridische leerstukken, namelijk de Post-Vidgen jurisprudentie en de sole-or-decisive-toets.
De verklaring van aangever is zonder meer decisive, nu zijn aangifte de start en basis van het onderzoek vormt. Nu er onvoldoende compensatie is geboden voor het niet kunnen horen van aangever, doorstaat de verklaring van aangever de sole-or-decisive-toets niet en kan de verklaring van aangever geen bewezenverklaring dragen. Ten aanzien van de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] heeft geen effectieve ondervragingsmogelijkheid bestaan. Uit de Post-Vidgen jurisprudentie blijkt immers dat een weigerende getuige geen effectieve uitoefening van het onderragingsrecht oplevert. Bovendien worden die belastende verklaringen onvoldoende gesteund door overige bewijsmiddelen. Hetgeen betekent dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] vanwege de onmogelijkheid deze op betrouwbaarheid te toetsen niet tot het bewijs kan worden gebezigd. Gelet op al het vorenstaande ontbreekt er wettig en overtuigend bewijs en dient verdachte vrij te worden gesproken van het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 5 september 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 18 december 2022 vanaf het station in Hoogeveen met een voor mij onbekende buitenlandse man naar het huis van [medeverdachte 2] ben gelopen. [medeverdachte 3] kwam ons toen tegemoet lopen, waarna we samen naar het huis van [medeverdachte 2] zijn gegaan. Het klopt ook dat ik thuis bij [medeverdachte 2] als eerste de onbekende man een klap in het gezicht heb gegeven. Daarna hebben ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de onbekende man geslagen. Daarbij is ook een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond. Vervolgens heb ik een jas en een tas van de man meegenomen vanuit het huis van [medeverdachte 2] .
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2022,opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022335907 d.d. 10 maart 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Waar was je vanmiddag? [de rechtbank begrijpt: 18 december 2022] A: Ik ben geslagen door die twee en door een dame met een hond.
V: Ben je aangesproken door de drie personen?
A: Ze hebben mij geslagen en ze hebben mijn geld gepakt en mijn medicatie gepakt en mijn telefoon. Dat hebben ze gedaan wegens het geld. Een man had een tatoeage op de armen en een staartje. Hij heeft mij gevloerd. Samen met zijn vriend heeft hij dat gedaan. Ze gingen elkaar alle twee helpen en de vriend had een militaire jas aan. Ze hebben mij geslagen en ook de vrouw heeft mij geslagen.
V: Hoe werd je geslagen?
A: In eerste instantie hebben ze mij gedreigd met een geweer. Ik ben op mijn hoofd geslagen met dat geweer.
V: Wat is er bij jou gestolen?
A: Ze hebben mijn telefoon weggenomen, mijn medicatie, 55 euro, sigaretten en mijn spullen. Horloge en mijn rugtas.
V: Wat zat er in je rugtas?
A: Mijn horloge, mijn medicatie en waarschijnlijk een capuchon van de jas met een bontkraag, pregabaline is mijn medicatie. V: Waar had je de 55 euro bij je?
A: In de zak van mijn jas en ook mijn jas hebben ze van mij afgepakt. De jas hebben ze volledig meegenomen met alle spullen.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 21 december 2022, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Hoe laat ben je afgelopen zondag in Hoogeveen aangekomen? [de rechtbank begrijpt: 18 december 2022]
A: Dat was rond half 4 's middags vlak voor het begin van de voetbalwedstrijd van de WK tussen Argentinië en Frankrijk.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december
2022, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
V: Er wordt aangebeld of?
A: Nee, die jongen belde mij. Het was de bedoeling om hem eigenlijk al te rippen op het station. Ik ben toen naar buiten gelopen, hun tegemoet zeg maar. Die jongen is dus naar binnen gegaan. Daar is het uit de hand gelopen. V: Door wie werd jij gebeld?
A: [verdachte] V: Waar is gevochten?
A: In de woonkamer.
V: Voor de duidelijkheid, dat was [verdachte] , de asielzoeker, [medeverdachte 2] en jij?
A: Ja
V: Wat heb jij gedaan tijdens het gevecht?
A: Ik heb hem eerst vastgehouden. Hij luisterde niet. We wilden hem eerst de handen bij elkaar tapen. Hij trok steeds zijn handen weg. Toen hebben we al zijn zakken nagekeken. We hebben al zijn spullen eruit gehaald. Ik heb hem twee of drie keer een klap op zijn hoofd gegeven met een nepwapen zeg maar.
V: Wat heeft [verdachte] gedaan? A: Een paar keer een rake klap gegeven, V: En [medeverdachte 2] ?
A: Die was ondertussen ook zo kwaad geworden. Die heeft hem ook een paar klappen gegeven.
V: Dus jullie waren alle drie betrokken?
A: Ja
V: Je gaf eerder aan: Het was de bedoeling om hem te rippen bij het station. Hoe zit dat? A: Hij wilde zoveel cocaïne kopen. Het leek mij dat hij dan heel veel geld bij zich zou hebben V: Wat hebben jullie afgepakt.
A: Jas, pet, tas met daarin een pet en oordopjes.
V: Heeft [verdachte] spullen meegenomen?
A: De jas als het goed is.
V: Wat hebben jullie hierna besproken?
A: Niet veel maar wel dat we zorgen dat de spullen uit huis moesten.
V: Was dat voor of na het gebruik van het lijntje speed?
A: Erna. Ik had [verdachte] eerst het wapen gegeven. [verdachte] trok eigenlijk uit het niets en richtte hem op de asielzoeker
.Toen liep het helemaal uit de hand.
V: Was dat nadat jij ermee dreigde?
A: Nee, ik gaf het aan [verdachte] . [verdachte] richtte het wapen en legde het later weg. Ik heb vervolgens het wapen gepakt en dreigde er ook mee en sloeg hem op zijn hoofd
.V: Was het de bedoeling om hem te beroven?
A: Ja
V: Wanneer is het plan bedacht. Toen [verdachte] jou belde of al eerder?
A: Nee toen [verdachte] belde.
V: Wie heeft het bedacht?
A: [verdachte] .
V: Is er al lopend gesproken over beroven?
A: Ja. We vroegen ons wat het beste zou zijn. Het was toen nogal licht buiten. Dan zouden er natuurlijk omstanders zijn.
V: En toen besloten om door te lopen? A: Ja
V: Als je kijkt naar het geweld, wie hebben dan het meeste geweld gebruikt? A: Ik denk [verdachte] en [medeverdachte 2]

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 januari

2023, opgenomen op pagina 178 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
V: Wat hebben [verdachte] en jij verder besproken?
A; Dat ik hem eerst zou ophalen van het station. Onderweg hebben we besproken wat we zouden doen eigenlijk.
V: Wat zouden jullie doen, wat is er afgesproken?
A: We wilden hem op straat beroven maar dat was te licht. Toen hebben we hem meegenomen naar huis.
[verdachte] kwam met het idee. [verdachte] zei dat hij een boel geld bij zich zou hebben omdat hij de cocaïne wilde kopen. We wilden hem geld afhandig maken.
V: Wat voor plan is er gemaakt?
A: Eerst is hij meegekomen naar huis. Toen is er in de woning gesproken over hoe we het zouden aanpakken. Daarna heb ik het wapen aan [verdachte] gegeven. [verdachte] die trok het wapen uit het niets zonder overleg. Daar zijn wij eigenlijk in meegegaan V: Hoe het zou gaan, wie waren erbij en er actief bij betrokken?
A: [verdachte] , ik en [medeverdachte 2] .
V: Slachtoffer is weg, wat bespreken jullie dan?
A: [verdachte] wilde graag de jas hebben, dat was prima, we vonden dat horloge op tafel. We hebben de tas nog nagekeken.
V: Wat voor tas was dat?
A: Een grijze rugzak.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2022, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :

Op zondag 18 december 2022 is de telefoon, een Oppo, van verdachte [verdachte] , inbeslaggenomen. In de belhistorie van 18 december 2022 zag ik onder meer dat er vijf maal telefonisch contact is geweest tussen het toestel van [verdachte] en een toestel van [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) met telefoonnummer [telefoonnummer] . Om 14.28:18 (UTC+0) heeft het toestel van [verdachte] gedurende 13:49 minuten contact met het toestel van [medeverdachte 3] .
Gezien de verklaring van aangever/slachtoffer [slachtoffer] komt bovengenoemd tijdstip overeen met het tijdstip waarop hij, aangever, in contact komt met verdachte [verdachte] bij het station te Hoogeveen.
Op 19 december 2022 stuurt [verdachte] enkele berichten aan een contactpersoon genaamd
Barry. In dit gesprek geeft [verdachte] aan dat hij moet uitkijken en dat eentje geript is en dat hij spullen moet weggooien In dit gesprek stuurt [verdachte] enkele screenshots van een politiebericht.
Op 19 december 2022 heeft [verdachte] een Whatsapp gesprek met een contacpersoon genaamd ‘ [naam] ’. In dit gesprek stuurt [verdachte] bovenstaande politieberichten naar ‘ [naam] ’ daarbij maakt [verdachte] de opmerking “Gvd ik ben de sjaak”.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2022,opgenomen op pagina 128 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op dinsdag 20 december 2022 omstreeks 11:00 uur, heb ik samen met collega [naam] een bezoek gebracht aan: [bedrijf] , [adres] te Hoogeveen. Door een medewerker van het [bedrijf] zijn ons de camerabeelden getoond van zondagavond 18 december 2022. Op de camerabeelden die opgenomen zijn van de ingang zag ik omstreeks 18:24 uur een manspersoon binnenkomen lopen. Wij verbalisanten herkenden deze persoon ambtshalve als [verdachte] . [verdachte] droeg een lange witte jas en had een rugzak op zijn rug. Het is ons bekend dat er bij de straatroof een witte jas en rugzak zijn weggenomen van het slachtoffer.
8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verstrekking gevorderde beeldengemaakt met camera’s voor de beveiliging van goederen, gebouwen of personen d.d. 12 januari 2023, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op de beelden zag ik dat er op 18 december 2022 te 18:24 uur een persoon het [bedrijf] binnen kwam lopen die zij herkenden als zijnde de bovengenoemde [verdachte] ,
-18:41:54 uur: [verdachte] doorzoekt zijn zakken en tassen en gaat weer achter het gokapparaat zitten
-18:58:05 uur: [verdachte] houdt een rugzak omhoog bij de medewerker van het [bedrijf] .
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
De verklaring van aangever wordt in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] , nu de verklaringen op belangrijke onderdelen met elkaar overeenkomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaringen van aangever en [medeverdachte 3] te twijfelen. Met betrekking tot de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] neemt de rechtbank in aanmerking dat medeverdachte [medeverdachte 3] vrijwel direct na het plaatsvinden van het ten laste gelegde feit een uitgebreide bekennende verklaring heeft afgelegd, waarbij hij gedetailleerd heeft verklaard over de aanleiding en de toedracht van het ten laste gelegde feit. Ook zijn de latere verklaringen van [medeverdachte 3] consistent en gedetailleerd.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft daarbij op geen enkele wijze zijn eigen rol bij het ten laste gelegde feit gebagatelliseerd, hetgeen de verklaringen van [medeverdachte 3] sterkt in authenticiteit. Bovendien worden de verklaringen van aangever en [medeverdachte 3] ondersteund door ander (objectief) bewijsmateriaal. Zo bevestigen de telefoongegevens van verdachte dat hij op het tijdstip dat hij met het aangever op het station is 13 minuten lang met [medeverdachte 3] heeft gebeld. Bovendien is verdachte met de jas en tas van aangever te zien op camerabeelden bij het [bedrijf] vlak nadat het ten laste gelegde feit heeft plaatsgevonden. Gelet op de opgenomen en voornoemde bewijsmiddelen verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat de verklaring van aangever als ‘sole or decisive’ moet worden aangemerkt, nu niet gezegd kan worden dat de bewezenverklaring uitsluitend of in beslissende mate is gebaseerd op de verklaring van aangever.
Anders dan de raadsman komt de rechtbank op basis van de opgenomen bewijsmiddelen tot het oordeel dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening goederen van het slachtoffer heeft gestolen en hij ter vergemakkelijking daartoe geweld heeft gebruikt.
Verdachte heeft samen met de medeverdachten een plan bedacht om het slachtoffer te bestelen, omdat aangever een hoeveelheid cocaïne wilde kopen en derhalve vermoedelijk veel geld op zak had. Gelet op het vorenstaande bestond bij verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de jas en tas van aangever waren toen hij die goederen meenam uit de woning, acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op de bewijsmiddelen zoals hierboven opgenomen. Bovendien neemt die verklaring van verdachte de wederrechtelijkheid van de toe-eigening van de goederen niet weg. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat het verdachte is geweest die, na enig overleg met zijn medeverdachten, als eerste geweld heeft gebruikt jegens aangever. Vervolgens hebben ook de medeverdachten grof geweld gebruikt tegen aangever.
Door het jegens aangever gebruikte geweld was aangever kwetsbaar en weerloos. Van die situatie heeft verdachte misbruik gemaakt door aangever te fouilleren en de goederen die aangever bij zich had, van hem af te nemen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn medeverdachten geweld heeft gebruikt ter voorbereiding of vergemakkelijking van de diefstal.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 december 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en medicatie en jassen en sigaretten en een horloge en een tas, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • die [slachtoffer] vast te pakken/houden, en
  • meermalen tegen het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan, en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en te richten op die [slachtoffer] , en
  • meermalen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] teslaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert tevens dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs) wordt opgelegd zoals geadviseerd door de psycholoog en psychiater blijkens de Pro-Justitia rapportage. Voorts vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman primair gepleit om de reclassering te volgen in haar advies en verdachte onvoorwaardelijk af te straffen door oplegging van een straf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte kan na detentie vervolgens doorstromen naar een civiel zorgkader. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat, indien de voorwaarde van een klinische behandeling wordt opgelegd, verdachte zelf de regie dient te hebben over de plek waar hij de klinische behandeling moet ondergaan. Door trial-and-error kan verdachte zelf het beste aangeven op welke plek de kans van slagen van de behandeling zo groot mogelijk is. Anders dan het advies van de gedragsdeskundigen stelt de raadsman zich op het standpunt dat een voorwaardelijke gevangenisstraf een voldoende stevige stok achter de deur vormt. Wat betreft de maatregel van tbs voert de raadsman aan dat de tbs een ultimum remedium is en er gelet op de huidige stand van zaken nog niet teruggegrepen hoeft te worden op een ultimum remedium.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, tezamen met twee anderen, schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Op 18 december 2022 heeft verdachte, samen met een medeverdachte, het slachtoffer naar een voor het slachtoffer onbekende woning gelokt met het plan om het slachtoffer in de woning te beroven. Aldaar in de woning is er fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Het geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan tegen het hoofd, gezicht en lichaam van het slachtoffer. Voorts werd het slachtoffer geslagen en bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Door het voornoemde geweld heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan een ernstig strafbaar feit. Verdacht heeft geen enkel respect getoond voor de eigendommen en de lichamelijk integriteit van het slachtoffer en heeft enkel zijn eigen gewin voor ogen gehad. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Voorst neemt de rechtbank als strafverzwarend in aanmerking dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere diefstallen. Bovendien liep verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit in de proeftijd van twee eerdere veroordelingen.
Verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog onderzocht. Door M. Klop, arts in opleiding tot psychiater, en T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, is op 10 juli 2023 rapportage van het psychiatrische onderzoek uitgebracht. Vervolgens is door C.M. Hopman, klinisch psycholoog, op 12 juli 2023 rapportage van het psychologisch onderzoek uitgebracht.
Zowel uit het psychiatrisch onderzoek als het psychologisch onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, naast een stoornis in gebruik van amfetamine, GHB en alcohol. De deskundigen concluderen dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde feit en dat die stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedden ten tijde van het ten laste gelegde feit. Derhalve adviseren zowel de psychiater als de psycholoog om het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt dat het onduidelijk is of het bewezenverklaarde feit vanuit instrumentele motieven is gepleegd of dat er door verdachte meer vanuit impulsiviteit werd gehandeld. De deskundigen geven echter aan dat zowel in het instrumentele scenario als in het impulsieve scenario de persoonlijkheidsstoornis en mogelijk ook een kwetsbaar brein van verdachte een rol speelt, alsmede de verstoorde egofuncties zoals gebrekkige frustratietolerantie, impulsiviteit, verstoorde agressie/ emotieregulatie, de verstoorde gewetensvorming en zijn beperkingen met betrekking tot het houden van overzicht in complexe situaties evenals de snelle overprikkeling die tot acties leidt. De psycholoog concludeert daarnaast dat de hoge mate van impulsiviteit, ontoereikende copingvaardigheden en zich laten leiden door zijn emoties, verdachte minder dan de gemiddelde mens in staat is zijn emoties en gedrag bij te sturen en hij daarmee tot het ten laste feit is gekomen.
De rechtbank kan zich met de conclusies van de deskundigen verenigen en maakt die tot de hare. De rechtbank zal derhalve het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen en daarmee rekening houden in de straftoemeting.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Maatregel tbs

De rechtbank is van oordeel dat verdachte, naast voornoemde gevangenisstraf, ter beschikking moet worden gesteld onder voorwaarden en overweegt daartoe het volgende.
Zoals blijkt uit de hiervoor besproken rapportages van de psycholoog en psychiater bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De deskundigen concluderen dat er sprake is van een hoog risico op recidive, gelet op verdachte zijn ernstige verslavingsproblemen en zijn persoonlijkheidsstoornis. Gelet op de complexe problematiek van verdachte en het hoge recidive risico is er sprake van gevaar voor veiligheid van personen. De deskundigen achten het onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Een gedwongen forensische klinische behandeling is noodzakelijk om de kans op gewelddadig delictgedrag duurzaam te verlagen. Voorts betreft het bewezenverklaarde feit een misdrijf zoals omschreven in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wordt voldaan aan de eisen voor het opleggen van de maatregel tbs.
De deskundigen adviseren om aan verdachte de maatregel van tbs op te leggen, nu alleen deze vergaande maatregel voldoende garantie lijkt te geven om het gevaar terug te dringen en behandeling en resocialisatie te realiseren. De reclassering geeft in haar advies van 21 augustus 2023 echter aan dat zij, vanwege het ontbreken van een samenwerkingsgrond, de niet meewerkende houding van verdachte en het feit dat verdachte reeds eerder zich niet aan voorwaarden heeft gehouden, geen mogelijkheden ziet om de tbs met voorwaarden te laten slagen. De deskundigen zien ook dat verdachte in het verleden diverse keren voorwaarden heeft overtreden maar adviseren desondanks tbs met voorwaarden, nu zij het van belang achten dat verdachte zelf het stuur in handen krijgt om zijn behandeling vorm te geven. De rechtbank neemt bij oplegging van de tbs met voorwaarden tevens in aanmerking dat hoewel uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte geen meewerkende houding toont ten opzichte van het naleven van voorwaarden, verdachte ter terechtzitting zich wel bereid heeft verklaard de voorwaarden na te leven.
Voor het geval de rechtbank overgaat tot het opleggen van tbs met voorwaarden, adviseert de reclassering de volgende voorwaarden.
Geen strafbaar feit plegen;
Meewerken aan reclasseringstoezicht;
Meewerken aan time-out;
Niet naar het buitenland;
Meldplicht bij reclassering;
Opname in een zorginstelling;
Ambulante behandeling;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
Drugsverbod;
Alcoholverbod;
Contactverbod; Meewerken aan schuldhulpverlening.
Gelet op de adviezen van de psycholoog en psychiater is een tbs met voorwaarden naar het oordeel van de rechtbank het passende kader en de rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. Ondanks het negatieve reclasseringsadvies verbindt de rechtbank de voornoemde voorwaarden aan de tbs, nu verdachte ter terechtzitting zich bereid heeft getoond zich in te zetten voor naleving van de door de reclassering opgestelde voorwaarden.
De maatregel van tbs met voorwaarden wordt opgelegd voor een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat, in het geval alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege wordt gegeven, de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot vier jaar.

Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel

Naast de tbs met voorwaarden adviseren de deskundigen om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op te leggen.
De deskundigen onderschrijven dat met oplegging van die maatregel verdachte, na ommekomst van de tbs-maatregel, in een forensisch kader kan worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. Dit aanvullende kader biedt samen met de geadviseerde tbs maatregel een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie en is passend gelet op de problematiek van verdachte. Zowel de psycholoog als de psychiater geven nadrukkelijk aan dat de GVM ook een alternatief kan bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een tbs-kader noodzakelijk is. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. De reclassering onderschrijft de conclusie van de deskundigen om een GVM op te leggen.
De rechtbank is, gelet op het vorengaande, van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte naast de tbs met voorwaarden een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de tbs met voorwaarden, indien dat tegen die tijd nodig blijkt, ondersteuning en begeleiding te bieden en verdachte onder toezicht te stellen. Op die manier wordt het risico op herhaling van geweldsdelicten geminimaliseerd. Voorts wordt aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel voldaan nu de rechtbank tevens de terbeschikkingstelling van verdachte gelast.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze maatregel moet worden gegeven is aan de officier van justitie die na ommekomst van de vrijheidsstraf en tbs maatregel een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.
Resumerend zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen en verdachte ter beschikking stellen met voorwaarden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 18/196676-20
Bij onherroepelijk vonnis van 17 augustus 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 31 augustus 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 9 maart 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Parketnummer 96/178412-20
Bij onherroepelijk vonnis van 3 september 2021 van de politierechter in de rechtbank Overijssel te Almelo, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een hechtenis van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 september 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 9 maart 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18/196676-20, nu het gelet op de problematiek van verdachte en de behandeling waarmee hij mogelijk te maken krijgt indien de rechtbank overgaat tot het opleggen van tbs met voorwaarden, van belang is dat hij leert dat het niet voldoen aan voorwaarden consequenties heeft. Met betrekking tot de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 96/178412-20 vordert de officier van justitie afwijzing van de vordering, nu dit een andersoortig strafbaar feit betreft en verdachte mogelijk al te maken krijgt met de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk straf onder parketnummer 18/196676-20.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 96/178412-20 reeds is toegewezen op 11 januari 2023. Het openbaar ministerie dient derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard. De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18/19667620 is al deels ten uitvoer gelegd. Gelet op de overzichtelijkheid voor verdachte en het geringe restant van de vordering tot tenuitvoerlegging, dient die vordering te worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering onder parketnummer 18/196676-20 af, nu de officier van justitie ter terechtzitting de omvang van de vordering wat betreft de hoogte van het restant van de vordering, onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de vordering met parketnummer 96/178412-20 dient te worden afgewezen, nu de vordering betrekking heeft op een geheel ander soortig feit dan het bewezenverklaarde feit in deze zaak.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38, 38a en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan hetnemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
  • veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering; - veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
4. Veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) als dereclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
5. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk derNederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
6. Veroordeelde laat zich opnemen in een kliniek, te bepalen door de justitiële instantie dieverantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
7. Veroordeelde laat zich indien geïndiceerd door de reclassering en/of de betrokken behandelarenvan dat moment, ambulant behandelen/begeleiden in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurtmet urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
9. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
10. Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] (slachtoffer), geboren op [geboorte datum] 1991 , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
11. Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

[18/196676-20]:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 17 augustus 2020.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

[96/178412-20]:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Overijssel, locatie Almelo, van 3 september 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H.R. Eising en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2023.
Mr. H.R. Eising is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.