ECLI:NL:RBNNE:2023:3837

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
18-330481-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, vernieling, witwassen en diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich in 2022 schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, vernieling, het voorhanden hebben van een steekwapen, witwassen en diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals geadviseerd door de reclassering.

De feiten zijn als volgt: op 18 december 2022 heeft de verdachte samen met anderen een gewelddadige diefstal gepleegd waarbij een geldbedrag en andere goederen van het slachtoffer zijn weggenomen. Dit geweld werd voorafgegaan door bedreiging met een vuurwapen. Daarnaast heeft de verdachte op 22 oktober 2022 een buurman mishandeld met een mes en heeft zij een voordeur vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook betrokken was bij het voorhanden hebben van een valmes en het witwassen van fietsen die van misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/330481.22 ter terechtzitting gevoegde parketnummers:
18/007049.22
18/272741.22
18/218701.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 september 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. van Faassen en mr. M.A. Dijk, advocaten te
Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is laste gelegd dat:
Parketnummer 18/330481.22 (na wijziging van de tenlastelegging)
zij op of omstreeks 18 december 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of medicatie en/of (een) jas(sen) en/of sigaretten en/of een horloge en/of een telefoon en/of een tas, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • die [slachtoffer 1] vast te pakken/houden, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan,en/of
  • meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen, en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en/of te richten opdie [slachtoffer 1] , en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan;
zij op of omstreeks 10 januari 2022 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 18/272741.22
1.
zij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Hoogeveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hebbende zij, verdachte, meermalen, althans eenmaal met een mes een snijdende en/of stekende en/of prikkende beweging gemaakt richting de nek/hals van die [slachtoffer 3] en (daarbij) die [slachtoffer 3] eenmaal met het mes in zijn nek/hals geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij op of omstreeks 22 oktober te Hoogeveen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een mes een snijdende en/of stekende en/of prikkende beweging te maken in richting de nek/hals van die [slachtoffer 3] en (daarbij) die [slachtoffer 3] met het mes in zijn nek/hals te raken;
2.
zij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk (het glas van) een voordeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
zij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Hoogeveen een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 18/218701.22
zij op of omstreeks 15 januari 2022, te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, één of meer fietsen, althans een of meer voorwerpen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder parketnummer 18/007049.22 ten laste gelegde vernieling, nu op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat de auto daadwerkelijk beschadigd is. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor schuldwitwassen ten laste gelegd onder parketnummer 18/218701.22. Met betrekking tot de onder parketnummer 18/272741.22 ten laste gelegde feiten vordert de officier van justitie veroordeling voor de vernieling en het voorhanden hebben van een valmes. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit vordert de officier van justitie vrijspraak, nu niet precies vastgesteld kan worden hoe het mes tegen de nek van aangever is gedrukt of gehouden en er derhalve onvoldoende bewijs is voor een poging zware mishandeling. Duidelijk is echter wel dat het mes aangever heeft geraakt. Gelet op het vorenstaande dient verdachte wel veroordeeld te worden voor de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Voorts vordert de officier van justitie veroordeling van de onder parketnummer 18/330481.22 ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden van verdachte hebben betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de vernieling ten laste gelegd onder parketnummer 18/007049.22, nu op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte enige schade aan het voertuig heeft toegebracht.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/272741.22 heeft de verdediging vrijspraak betoogd, nu verdachte geen bewegingen heeft gemaakt die gericht waren op het toebrengen van (zwaar) letsel en er derhalve geen sprake is van voorwaardelijk opzet. Verder heeft de verdediging betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de diefstal met geweld in vereniging gepleegd, ten laste gelegd onder parketnummer 18/330481.22. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft aangegeven dat zij alleen geweld heeft gebruikt tegen medeverdachte [medeverdachte 1] met de intentie om de beroving en het geweld tegen aangever te stoppen en dat zij niks wist van een plan om aangever te beroven. Omdat verdachte [medeverdachte 1] op dat moment voorovergebogen bij aangever zat, kan het zijn dat verdachte ook aangever heeft geraakt. Verdachte heeft dus wel geweld gebruikt, maar heeft verder geen handelingen verricht waaruit opzet op de samenwerking blijkt noch het oogmerk van wedderrechtelijke toe-eigening. Bovendien wordt de ontkennende verklaring van verdachte ondersteund door de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] , getuige [getuige 1] en overige bevindingen uit het dossier. Zo brengt [medeverdachte 2] het slaan door verdachte in verband met een impulsieve reactie, namelijk “die was ondertussen ook kwaad geworden” en kan [medeverdachte 2] het zich ook niet herinneren dat verdachte aangever heeft gefouilleerd. Ook getuige [getuige 1] bevestigt bij de rechter-commissaris dat verdachte volgens hem alleen [medeverdachte 1] heeft geslagen. Voorts is uit het onderzoek, bijvoorbeeld aan de telefoon van verdachte, niet gebleken van enig objectief bewijs dat verdachte wist wat er in haar woning stond te gebeuren. Daar komt bij dat met de verklaring van aangever behoedzaam dient te worden omgesprongen, nu zijn verklaring op onderdelen aantoonbaar onjuist is, zoals zijn verklaring dat hij alleen met [medeverdachte 1] in contact kwam vanwege een kaartje voor het openbaar vervoer.
Verder stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verklaring van medeverdachte
[medeverdachte 1] uitgesloten dient te worden van het bewijs, nu zijn verklaringen in strijd zijn met overige verklaringen en bevindingen in het dossier. Gelet op het vorenstaande dient verdachte vrijgesproken te worden van de diefstal met geweld in vereniging gepleegd, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte wist van de plannen om aangever te beroven en zij geen oogmerk heeft gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen van de spullen van aangever. Met betrekking tot het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/218701.22 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak

De rechtbank acht de onder parketnummer 18/007049.22 ten laste gelegde vernieling niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte schade heeft veroorzaakt aan de auto.

Bewezenverklaarde feiten

Parketnummer 18/272741.22
Feit 1 (primair poging zware mishandeling, subsidiair mishandeling)
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 oktober 2022,opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022279459 d.d. 25 oktober 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .
Met betrekking tot de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling en de subsidiair ten laste gelegde mishandeling overweegt de rechtbank als volgt. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet duidelijk blijkt dat verdachte bewegingen heeft gemaakt die zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op de verwonding vlak onder het oor van aangever is het wel duidelijk dat verdachte aangever op enig moment met het mes geraakt heeft. Derhalve acht de rechtbank mishandeling van aangever wettig en overtuigend bewezen.
Voorts merkt de rechtbank op dat op sommige plekken in het procesdossier en in de tenlastelegging abusievelijk de naam van aangever aangeduid wordt met [slachtoffer 4] . De rechtbank zal steeds de naam van aangever [slachtoffer 4] aanhouden.
Feit 2 (vernieling glas in voordeur)
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 oktober 2022,opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022279459 d.d. 25 oktober 2022, inhoudend de verklaring van [getuige 2] .
Feit 3 (voorhanden hebben valmes)
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2022,opgenomen op pagina 30 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022279459 d.d. 25 oktober 2022, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] .
Parketnummer 18/218701.22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2022, opgenomen op pagina 6 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022043059 d.d. 10 juni 2022, inhoudend als relaas verbalisant [verbalisant 2] :

Op zondag 15 januari 2022 belde ik om 18:17 uur deze melder. Hij verklaarde mij het volgende:
  • dat hij om ongeveer 17:00 uur vanmiddag op het perkje zijn buurvrouw [verdachte] , wonende[adres] tegen kwam.
  • dat deze vrouw hem een fiets te koop aan bood.
  • dat hij zei er wel belangstelling voor te hebben, maar niet als deze gestolen was.
  • dat zijn buurvrouw hem toen zei dat de fiets wel was gestolen.
  • dat hij toen afzag van de koop.
  • dat hij bij deze gelegenheid zag dat er wel vijf fietsen in de woning van zijn buurvrouw stonden.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 15 januari 2022, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas verbalisant [verbalisant 3] :
Op zaterdag 15 januari 2022 omstreeks 19:05 uur, trad ik binnen in de woning [adres] , bewoond door [verdachte] . In de woning werd inbeslaggenomen: 5 fietsen.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2022,opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas verbalisant [verbalisant 4] :
[verdachte] zei gelijk dat de fietsen niet van haar waren maar van [medeverdachte 1] . In de inpandige schuur/ berging welke vanuit de deuropening te zien was, zag ik meerdere fietsen staan. Collega [verbalisant 3] vertelde gelijk dat ze verdachte is van heling en dat ze niet tot antwoorden verplicht is. Vervolgens worden er door ons 5 fietsen in de woning aangetroffen, deze stonden allemaal in genoemde berging. Ik hoorde [verdachte] meerdere keren zeggen: "Die fietsen zijn niet van mij, die zijn van [medeverdachte 1] . Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ze afstand deed van de fietsen en dat ze wel bewijs zou meenemen naar het bureau om aan te tonen dat zij niet die fietsen had gestolen maar [medeverdachte 1] .
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Zowel uit de verklaring van de melder als de verklaring van verdachte bij de politie blijkt dat verdachte wist dat de fietsen in haar woning gestolen fietsen betroffen. Daarmee heeft verdachte fietsen voorhanden gehad, terwijl zij wist dat die fietsen onmiddellijk of middellijk van enig misdrijf afkomstig waren.
Parketnummer 18/330481.22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 5 september 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 18 december 2022 samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een voor mij onbekende buitenlandse man, in mijn woning in Hoogeveen was. In het Engels had ik met de onbekende man een gesprek over drugs, omdat hij drugs van ons wilde kopen. Ik wist dat er een nepvuurwapen van [medeverdachte 2] in mijn huis lag. Op enig moment is de situatie uit de hand gelopen en is er door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geweld gebruikt tegen de onbekende man.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 december 2022,opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022335907 d.d. 10 maart 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Waar was je vanmiddag? [de rechtbank begrijpt: 18 december 2022] A: Ik ben geslagen door die twee en door een dame met een hond.
V: Ben je aangesproken door de drie personen?
A: Ze hebben mij geslagen en ze hebben mijn geld gepakt en mijn medicatie gepakt en mijn telefoon. Dat hebben ze gedaan wegens het geld. Een man had een tatoeage op de armen en een staartje. Hij heeft mij gevloerd. Samen met zijn vriend heeft hij dat gedaan. Ze gingen elkaar alle twee helpen en de vriend had een militaire jas aan. Ze hebben mij geslagen en ook de vrouw heeft mij geslagen.
V: Hoe werd je geslagen?
A: In eerste instantie hebben ze mij gedreigd met een geweer. Ik ben op mijn hoofd geslagen met dat geweer.
V: Wat is er bij jou gestolen?
A: Ze hebben mijn telefoon weggenomen, mijn medicatie, 55 euro, sigaretten en mijn spullen. Horloge en mijn rugtas.
V: Wat zat er in je rugtas?
A: Mijn horloge, mijn medicatie en waarschijnlijk een capuchon van de jas met een bontkraag, pregabaline is mijn medicatie. V: Waar had je de 55 euro bij je?
A: In de zak van mijn jas en ook mijn jas hebben ze van mij afgepakt. De jas hebben ze volledig meegenomen met alle spullen.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december

2022, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Er wordt aangebeld of?
A: Nee, die jongen belde mij. Het was de bedoeling om hem eigenlijk al te rippen op het station. Ik ben toen naar buiten gelopen, hun tegemoet zegmaar. Die jongen is dus naar binnen gegaan. Daar is het uit de hand gelopen. V: Door wie werd jij gebeld?
A: [medeverdachte 1]
V: Waar is gevochten?
A: In de woonkamer.
V: Voor de duidelijkheid, dat was [medeverdachte 1] , de asielzoeker, [verdachte] en jij?
A: Ja
V: Wat heb jij gedaan tijdens het gevecht?
A: Ik heb hem eerst vastgehouden. Hij luisterde niet. We wilden hem eerst de handen bij elkaar tapen. Hij trok steeds zijn handen weg. Toen hebben we al zijn zakken nagekeken. We hebben al zijn spullen eruit gehaald. Ik heb hem twee of drie keer een klap op zijn hoofd gegeven met een nepwapen zeg maar.
V: Wat heeft [medeverdachte 1] gedaan?
A: Een paar keer een rake klap gegeven V: En [verdachte] ?
A: Die was ondertussen ook zo kwaad geworden. Die heeft hem ook een paar klappen gegeven.
V: Dus jullie waren alle drie betrokken?
A: Ja
V: Je gaf eerder aan: Het was de bedoeling om hem te rippen bij het station. Hoe zit dat? A: Hij wilde zoveel cocaïne kopen. Het leek mij dat hij dan heel veel geld bij zich zou hebben V: Wat hebben jullie afgepakt.
A: Jas, pet, tas met daarin een pet en oordopjes.
V: Heeft [medeverdachte 1] spullen meegenomen?
A: De jas als het goed is.
V: Wat hebben jullie hierna besproken?
A: Niet veel maar wel dat we zorgen dat de spullen uit huis moesten.
V: Was dat voor of na het gebruik van het lijntje speed?
A: Erna. Ik had [medeverdachte 1] eerst het wapen gegeven. [medeverdachte 1] trok eigenlijk uit het niets en richtte hem op de asielzoeker. Toen liep het helemaal uit de hand.
V: Was dat nadat jij ermee dreigde?
A: Nee, ik gaf het aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] richtte het wapen en legde het later weg. Ik heb vervolgens het wapen gepakt en dreigde er ook mee en sloeg hem op zijn hoofd.
V: Was het de bedoeling om hem te beroven?
A: Ja
V: Wanneer is het plan bedacht. Toen [medeverdachte 1] jou belde of al eerder?
A: Nee toen [medeverdachte 1] belde.
V: Wie heeft het bedacht?
A: [medeverdachte 1] .
V: Is er al lopend gesproken over beroven?
A: Ja. We vroegen ons wat het beste zou zijn. Het was toen nogal licht buiten. Dan zouden er natuurlijk omstanders zijn.
V: En toen besloten om door te lopen?
A: Ja
V: Als je kijkt naar het geweld, wie hebben dan het meeste geweld gebruikt?
A: Ik denk [medeverdachte 1] en [verdachte]

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 januari

2023, opgenomen op pagina 178 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wat hebben [medeverdachte 1] en jij verder besproken?
A; Dat ik hem eerst zou ophalen van het station. Onderweg hebben we besproken wat we zouden doen eigenlijk.
V: Wat zouden jullie doen, wat is er afgesproken?
A: We wilden hem op straat beroven maar dat was te licht. Toen hebben we hem meegenomen naar huis.
[medeverdachte 1] kwam met het idee. [medeverdachte 1] zei dat hij een boel geld bij zich zou hebben omdat hij de cocaïne wilde kopen. We wilden hem geld afhandig maken.
V: Wat voor plan is er gemaakt?
A: Eerst is hij meegekomen naar huis. Toen is er in de woning gesproken over hoe we het zouden aanpakken. Daarna heb ik het wapen aan [medeverdachte 1] gegeven. [medeverdachte 1] die trok hij het wapen uit het niets zonder overleg. Daar zijn wij eigenlijk in meegegaan V: Hoe het zou gaan, wie waren erbij en er actief bij betrokken?
A: [medeverdachte 1] , ik en [verdachte] .
V: Wat zag je precies en hoorde je?
A: Eerst het wapen dus, toen dook hij al in elkaar even goed nadenken hoor. [verdachte] zat voor mij rechts op de bank. In half gebrekkig Engels dat hij zijn spullen moest afgeven. Toen is op een gegeven moment is [verdachte] om de tafel heen gelopen. Zij heeft hem toen vastgepakt en heeft hem toen een paar klappen gegeven. Op dat moment wilde we zijn handen vastbinden. Dat wilde niet. Toen heeft hij nog een paar tikken gehad van [verdachte] .
V: Slachtoffer is weg, wat bespreken jullie dan?
A: [medeverdachte 1] wilde graag de jas hebben, dat was prima, we vonden dat horloge op tafel. We hebben de tas nog nagekeken.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2022, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas verbalisant [verbalisant 5] :

Op basis van bovenstaande is het dan ook aannemelijk dat de GSM in gebruik was bij verdachte [verdachte] .
Vervolgens heb ik op de tijdlijn gekeken naar de periode rond het incident [de rechtbank begrijpt: het ten laste gelegde feit]. Hierop werd door mij het volgende bevonden:
Berichten:
[telefoonnummer] [naam 2] : Uitgaand bericht 16.29 uur tekst: “Heyhoi k heb [medeverdachte 2] net
[medeverdachte 1] laten bellen 1 of andere buitenlander probeert misbruik te maken dus [medeverdachte 2] is nu die kant op."
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, in vereniging gepleegd.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank de verklaring van aangever bruikbaar als bewijs, nu deze in belangrijke mate wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] . Zo verklaren zij gelijkluidend over het geweld dat is gebruikt en door wie, alsmede het bedreigen en het slaan met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Dat aangever niet heeft benoemd dat de aanleiding van het eerste contact met medeverdachte [medeverdachte 1] te maken had met drugs, maakt niet dat de verklaring van aangever in zijn geheel in twijfel dient te worden getrokken.
Anders dan de verdediging is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte het oogmerk heeft
gehad op het wederrechtelijk toe-eigenen van de spullen van aangever. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat voorafgaand aan het geweld er in de woning eerst nog is gesproken over hoe het beroven aangepakt moest worden. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat ook verdachte daarbij betrokken was. Daar komt bij dat uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte in gebrekkig Engels tegen aangever heeft gezegd dat hij zijn spullen moest afgeven. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bestond en zij daarbij tevens opzet had op de samenwerking. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank ook vast dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen aangever door hem meermalen te slaan en dat zij dit deed ter vergemakkelijking van de diefstal. Voorts acht de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, de verklaring van verdachte dat het door haar gebruikte geweld alleen gericht was tegen medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij zij wellicht ook aangever geraakt zou kunnen hebben, ongeloofwaardig.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder:
  • parketnummer 18/272741.22 feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3;
  • parketnummer 18/218701.22;- parketnummer 18/330481.22; ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/272741.22
1.
zij op 22 oktober 2022 te Hoogeveen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door met een mes die [slachtoffer 4] in zijn nek/hals te raken;
2.
zij op 22 oktober 2022 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk het glas van een voordeur, dat geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield;
3.
zij op 22 oktober 2022 te Hoogeveen een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 18/218701.22
zij op 15 januari 2022, te Hoogeveen, fietsen, voorhanden heeft gehad terwijl zij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/330481.22
zij op 18 december 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en medicatie en jassen en sigaretten en een horloge en een tas, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • die [slachtoffer 1] vast te pakken/houden, en
  • meermalen tegen het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan, en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en te richten op die [slachtoffer 1] , en
  • meermalen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] teslaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

parketnummer 18/272741.22

Subsidiair. Mishandeling
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
parketnummer 18/218701.22Witwassen.
parketnummer 18/330481.22
Diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten waarvoor hij veroordeling heeft gevorderd wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 385 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier vordert tevens oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit voor het niet opleggen van een straf aan verdachte, gelet op de eerder ingenomen standpunten met betrekking tot de beoordeling van het bewijs. Indien de rechtbank overgaat tot oplegging van een straf heeft de verdediging gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht met daarbij een voorwaardelijke straf en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in 2022 schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten te weten, mishandeling, vernieling, het voorhanden hebben van een steekwapen, witwassen en een diefstal met geweld in vereniging gepleegd. In oktober 2022 liep een burenruzie uit de hand waarbij verdachte eerst de deur van de buurman heeft vernield om even later met een mes in haar hand het slachtoffer te benaderen die bij de buurman op bezoek was. Er is vervolgens een worsteling ontstaan waarbij verdachte op enige moment het slachtoffer met het mes in zijn hals/nek heeft geraakt. Vervolgens is verdachte in december 2022 betrokken geweest bij een diefstal met geweld in vereniging gepleegd. In de woning van verdachte werd een plan uitgevoerd om het slachtoffer te beroven, waarbij verdachte opnieuw het gebruik van geweld niet heeft geschuwd. Verdachte gebruikte fors geweld door aangever meermalen te slaan. De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige strafbare feiten waaruit blijkt dat verdachte geen enkel respect heeft voor de eigendommen en de lichamelijke integriteit van anderen. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen.
Voorts neemt de rechtbank als strafverzwarend in aanmerking dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling en dat verdachte ten tijde van het plegen van de diefstal met geweld onder voorwaarden geschorst was uit de voorlopige hechtenis in een andere zaak.
Verdachte is door een psycholoog onderzocht. Door M.F. Raven, GZ-psycholoog, is op 30 maart 2023 rapportage van het psychologisch onderzoek uitgebracht. Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische-stressstoornis, een persisterende stemmingsstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis, een ernstige stoornis in alcohol- en GHBgebruik en een matig ernstige stoornis in speedgebruik.
De psycholoog concludeert dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten en dat die stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedden ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog komt ten aanzien van vier van de vijf bewezenverklaarde feiten tot het advies om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Met betrekking tot de diefstal met geweld heeft de psycholoog zich onthouden van een advies omtrent de mate van toerekening, gelet op de ontkennende houding van verdachte. De psycholoog benadrukt wel dat verdachte vanuit haar borderline stoornis verstrikt raakt in disfunctionele relaties, zoals met beide medeverdachten, waarbij zij over haar grenzen laat gaan en zichzelf in de problemen werkt terwijl haar copingsarsenaal beperkt is. Mogelijk dat zij daarnaast onder invloed van GHB en alcohol minder goed kon nadenken en haar impulsen kon beheersen. Voorts adviseert de psycholoog om in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf reclasseringsbegeleiding aan verdachte op te leggen teneinde een vinger aan de pols te houden en toe te zien op de ambulante behandeling bij een forensische polikliniek waarbij zij tevens meer intensief begeleid kan worden door een forensisch FACT-team.
De rechtbank kan zich met de conclusies uit het rapport van de psycholoog verenigen en maakt die tot de hare. Gelet op de problematiek van verdachte en hetgeen de psycholoog daarover opmerkt met betrekking tot de diefstal met geweld in vereniging gepleegd, zal de rechtbank ook dit feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen. De rechtbank zal derhalve alle bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen en daarmee rekening houden in de straftoemeting
Op 7 april 2023 heeft Verslavingszorg Noord-Nederland een reclasseringsadvies uitgebracht, waarna zij op 23 juni 2023 de rechtbank nog hebben voorzien van een update omtrent de situatie van verdachte. Blijkens het reclasseringsadvies van 7 april 2023 kan de reclassering zich verenigen met de conclusies van de psycholoog. De reclassering geeft daarbij aan dat een klinisch traject passend zou zijn, maar dat dit niet uitvoerbaar is nu verdachte daartoe niet gemotiveerd is. De reclassering adviseert derhalve een intensief (ambulant) traject vanuit bijzondere voorwaarden, waarbij ook onderzocht kan worden op welke manier verdachte na de proeftijd ondersteuning kan krijgen, bijvoorbeeld in het kader van de Wet Langdurige Zorg.
De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
  • Ambulante begeleiding
  • Meewerken aan schuldhulpverlening
  • Meewerken aan middelencontrole
  • Geven van toestemming voor informatie-uitwisseling - Contactverbod
Voorts adviseert de reclassering de rechtbank om de dadelijk uitvoerbaarheid van de voorwaarden te bevelen. Met de update van 23 juni 2023 laat de reclassering weten dat haar eerder uitgebrachte advies nog steeds van kracht is. Daarbij laat de reclassering ook weten dat verdachte gemotiveerd is om abstinent te blijven en zich na detentie aan de bijzondere voorwaarden te houden. Gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank aanleiding een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Gelet op al hetgeen hiervoor overwogen alsmede de ernst en het veelvoud aan strafbare feiten gaat de rechtbank over tot oplegging van een hogere straf dan thans door de officier van justitie geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Het forse voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur voor verdachte om zich ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Daarnaast legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden op zoals door de reclassering geadviseerd en beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

Benadeelde partij

Parketnummer 18/272741.22 Feit 1
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.222,00 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding deels afgewezen dient te worden. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. Van schade aan de telefoon van [slachtoffer 4] blijkt niets uit het dossier. Verder betekenen bloedvlekken in kleding niet meteen dat die kleding onbruikbaar is geworden. Gelet op het vorenstaande ziet de officier van justitie geen grond voor toewijzing van de materiele schade zoals gevorderd. De officier van justitie acht de vergoeding van immateriële schade gepast en benadrukt dat de hoogte van het bedrag naar billijkheid moet worden bepaald.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding deels afgewezen dient te worden. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd. Wat betreft de telefoon is nergens in het dossier iets te vinden over een telefoon. Geen foto’s maar ook geen verklaring van [slachtoffer 4] zelf. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de schade überhaupt bestaat, laat staan dat deze is ingetreden door het handelen van verdachte. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de verdediging de rechtbank verzocht het bedrag te matigen, gelet op de jurisprudentie met betrekking tot vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden, nu uit het dossier niet blijkt dat er schade is ontstaan aan de telefoon van [slachtoffer 4] en ook niet onderbouwd is waarom de kleding van aangever onbruikbaar is geworden. Bovendien blijkt uit de overgelegde kassabon dat de telefoon op 3 mei 2023 is aangeschaft, derhalve ruim een half jaar nadat het feit heeft plaatsgevonden. De vordering zal dan ook worden afgewezen wat betreft de gevorderde materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is het wel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Beslag

Parketnummer 18/330481-22
1 STK Wapen (Omschrijving: 1557370, P99)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het wapen onttrokken dient te worden aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het wapen onttrokken dient te worden aan het verkeer, nu het een wapen betreft waarmee het strafbare feit is gepleegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 300, 312, 350 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/007049.22 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/272741.22 onder 1 subsidiair, onder 2 en 3, het onder parketnummer 18/218701.22 en het onder parketnummer 18/330481.22, ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat veroordeelde zich meldt binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij dereclassering van VNN in Hoogeveen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Dat veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Poli van VNN of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start bij aanvang van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Dat veroordeelde haar medewerking geeft aan de ambulante begeleiding van Humanitas DMH, ofsoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde geeft openheid over haar situatie en houdt zich aan de gemaakte afspraken. Samen met de begeleiding wordt gekeken naar het meest passende traject, ook na de proeftijd.
Dat veroordeelde meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Er is al sprake van bewindvoering. Dit dient voortgezet te worden. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
Dat veroordeelde meewerkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Afhankelijk van de uitkomsten kunnen nadere interventies worden ingezet, waaraan veroordeelde haar medewerking zal verlenen (passend binnen de geformuleerde voorwaarden).
Dat veroordeelde toestemming geeft aan de reclassering en de personen en instanties die bij haartraject betrokken zijn, voor het delen van informatie. Op die manier kan een helder traject uitgezet worden en kunnen interventies op elkaar afgestemd worden.
Dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de heer[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1994 (medeverdachte onder parketnummer 18/330481.22), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Vordering benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18/272741.22 feit 1, subsidiair.
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag aan immateriële schade en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering wat betreft immateriële schade voor het overige niet ontvankelijk.
Wijst de vordering van materiele schade af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van vijf dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslag

Ten aanzien van parketnummer 18/330481-22:
- Onttrekt aan het verkeer: 1 STK Wapen (omschrijving: 1557370, P99)
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H.R. Eising en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2023.
Mr. H.R. Eising is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.