Op 6 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. Verzoekers, die een zorgboerderij exploiteren, hebben bezwaar gemaakt tegen een aanwijzing van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, gegeven op 11 januari 2023. Deze aanwijzing verplichtte hen om de zorgverlening aan alle cliënten binnen vier weken te staken totdat voldaan is aan de voorwaarden voor goede zorg. De inspectie had eerder al een bevel opgelegd om de zorg aan twee cliënten te staken, wat leidde tot een controle in december 2022. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de aanwijzing behandeld op 1 februari 2023, waarbij de gemachtigden van zowel verzoekers als verweerders aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de behandeling van het verzoek. Echter, het dossier dat door verweerders was aangeleverd, bleek niet volledig, wat het moeilijk maakte om een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekers en verweerders afgewogen. Verzoekers stelden dat openbaarmaking van de aanwijzing hen zou schaden, terwijl verweerders benadrukten dat openbaarmaking noodzakelijk was voor de bevordering van goede zorg. Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat de belangen van verweerders zwaarder wogen, vooral gezien de ernst van de overtredingen van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, maar bepaalde wel dat verweerders het griffierecht van € 184,- en de proceskosten van € 1.674,- aan verzoekers moesten vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.