ECLI:NL:RBNNE:2023:382

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
LEE 23/302
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanwijzing zorgverlening door inspectie

Op 6 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. Verzoekers, die een zorgboerderij exploiteren, hebben bezwaar gemaakt tegen een aanwijzing van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, gegeven op 11 januari 2023. Deze aanwijzing verplichtte hen om de zorgverlening aan alle cliënten binnen vier weken te staken totdat voldaan is aan de voorwaarden voor goede zorg. De inspectie had eerder al een bevel opgelegd om de zorg aan twee cliënten te staken, wat leidde tot een controle in december 2022. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de aanwijzing behandeld op 1 februari 2023, waarbij de gemachtigden van zowel verzoekers als verweerders aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de behandeling van het verzoek. Echter, het dossier dat door verweerders was aangeleverd, bleek niet volledig, wat het moeilijk maakte om een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekers en verweerders afgewogen. Verzoekers stelden dat openbaarmaking van de aanwijzing hen zou schaden, terwijl verweerders benadrukten dat openbaarmaking noodzakelijk was voor de bevordering van goede zorg. Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat de belangen van verweerders zwaarder wogen, vooral gezien de ernst van de overtredingen van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, maar bepaalde wel dat verweerders het griffierecht van € 184,- en de proceskosten van € 1.674,- aan verzoekers moesten vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/302
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker #1]

[verzoekster #1]
[verzoeker #2]en
[verzoekster #2], h.o.d.n.
[naam instelling]uit [vestigingsplaats] , verzoekers
(gemachtigden: [verzoekster #2] en mr. F. Krol-Postma)
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en

de minister voor Langdurige Zorg en Sport, verweerders
(gemachtigden: A.G.B.M. Backx en mr. E.D. Nienhuis).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoekster #2] namens verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van verweerders.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter aan partijen aangezegd dat op 6 februari 2023 om 12.00 uur uitspraak zal worden gedaan. De motivering van de uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat verweerders het griffierecht van € 184,– aan verzoekers moeten vergoeden, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
  • veroordeelt verweerders tot betaling van € 1.674,– aan proceskosten aan verzoekers, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoekers exploiteren een zorgboerderij in [vestigingsplaats] . Na een bezoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de inspectie) in december 2022 is aan verzoekers een bevel opgelegd om de zorg aan twee van hun cliënten te staken. De inspectie heeft vastgesteld dat [naam instelling] heeft voldaan aan het gegeven bevel. Daarmee is het beveltraject tot een einde gekomen. Dat het bevel is beëindigd betekent niet dat [naam instelling] de zorg weer mag hervatten.
2. Bij besluit van 11 januari 2023 heeft de inspectie (namens verweerders) aan verzoekers een aanwijzing gegeven. Kortgezegd houdt die aanwijzing in dat de zorgverlening aan alle cliënten binnen vier weken gestaakt moet worden totdat – na toetsing door de inspectie – aantoonbaar wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden voor goede zorg. Tevens houdt het besluit in dat de aanwijzing openbaar gemaakt zal worden.
3. Verzoekers zijn het niet eens met het besluit en hebben daartegen bezwaar gemaakt. Aan de voorzieningenrechter is gevraagd om schorsing van het besluit totdat er beslist is op het bezwaarschrift.
4. Niet in geschil is dat partijen een spoedeisend belang hebben bij behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Gelet op de aard van de zaak is de voorzieningenrechter van oordeel dat een dergelijk belang aanwezig is.
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.
6. Ter zitting is gebleken dat het dossier dat verweerders aan de rechtbank hebben gestuurd niet volledig is. Bepaalde essentiële stukken zijn door verweerders niet aan het dossier toegevoegd. Die hebben wel meegewogen bij de besluitvorming, zo is ter zitting erkend door verweerders gemachtigden..
Daarbij gaat het in ieder geval om:
- de camerabeelden die zijn gemaakt door [programmamaker] ;
- getuigenverklaringen;
- de bestuurlijke rapportage.
Het niet inzenden van alle op de zaak betrekking hebbende stukken is in strijd met de wet, het beginsel van equality of arms en maakt besluitvorming niet goed controleerbaar. Hoewel het gaat om een ernstig verzuim is het een gebrek dat in bezwaar kan worden hersteld. Gelet op de aard van de zaak en de grote belangen die op het spel staan is het verzuim is op zichzelf bezien voor de voorzieningenrechter onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het gebrek is naar zijn aard herstelbaar.
7. Dat het dossier niet volledig is, maakt het moeilijk voor de voorzieningenrechter een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven over het primaire besluit dat verder gaat dan hiervoor is gegeven. Daarom zal de voorzieningenrechter haar beslissing nemen op basis van een belangenafweging.
8. Verzoekers hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij met name belang hebben bij schorsing van de openbaarmaking zoals bedoeld in artikel 44 van de Gezondheidswet en daarop gebaseerde regelgeving. Dat belang spitst zich met name toe op de mogelijkheid om de onderneming voort te zetten en te werken aan verbetering. Daarnaast hebben verzoekers er belang bij om geen (grotere) imagoschade te lijden. Het risico daarop is reëel, omdat de onderbouwing van het besluit van 11 januari 2023 niet (volledig) juist is, aldus verzoekers.
9. Het belang van verweerders is de bevordering van goede zorg en het afleggen van verantwoording over de wijze waarop toezicht wordt gehouden. Daarnaast hebben zij erop gewezen dat artikel 44 van de Gezondheidswet een gebonden bevoegdheid tot openbaarmaking bevat, waarbij zij geen ruimte hebben om een belangenafweging te maken. Publicatie is in dit geval in het bijzonder van belang, gelet op de ernst van de constateringen. Van publicatie zal naar verwachting een leereffect kunnen uitgaan, ook voor anderen dan verzoekers.
10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wegen de belangen van verzoekers in dit geval niet op tegen de belangen van verweerders. Daarbij weegt de voorzieningenrechter allereerst mee dat politie en Openbaar ministerie voldoende aanleiding hebben gezien voor strafvorderlijk optreden. Verder is er de eigen waarneming van inspecteurs op basis van hetgeen is gerapporteerd door personeel in dienst van [naam instelling] . Het geconstateerde laat zich aanzien als meerdere ernstige overtredingen van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Daarnaast is van belang dat het een gebonden bevoegdheid tot openbaarmaking betreft. De wetgever heeft daarbij er niet voor gekozen om een wettelijk voorschrift op te nemen waarin is bepaald dat bezwaar de werking van het besluit tot openbaarmaking schorst. Wel is voorzien in de mogelijkheid om wijziging, beëindiging, schorsing en intrekking van een aanwijzing te publiceren (artikel 44, derde lid, aanhef en onderdeel k. van de Gezondheidswet). De voorzieningenrechter betrekt bij het voorgaande dat, indien verzoekers hun reactie op de aanwijzing kenbaar hebben gemaakt, het met openbaarmaking belaste bestuursorgaan die reactie eveneens openbaar moet maken.
11. De voorzieningenrechter ziet in het geconstateerde gebrek aanleiding te bepalen dat verweerders het griffierecht moeten vergoeden, met dien verstande dat betaling aan één van verzoekers bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
12. De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om verweerders te veroordelen in de proceskosten van verzoekers. Deze vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,–. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,–.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2023 door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.