ECLI:NL:RBNNE:2023:3804

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/18/222008 / HA RK 23-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van een overleden persoon

Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de nalatenschap van een overleden persoon, geboren in 1941 en overleden op 7 augustus 2016 te Groningen. De zaak werd aangespannen door het Rijksvastgoedbedrijf, dat verzocht om de benoeming van een vereffenaar op basis van artikel 4:204 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het Rijksvastgoedbedrijf stelde dat de nalatenschap niet beneficiair was aanvaard en niet werd beheerd door een executeur, en dat de enige bekende erfgename de nalatenschap onbeheerd liet.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2023 werd het verzoek toegelicht door de gemachtigde van het Rijksvastgoedbedrijf, bijgestaan door advocaat mr. S.J. van Baasbank. De rechtbank heeft de argumenten van het Rijksvastgoedbedrijf beoordeeld en geconcludeerd dat het Rijksvastgoedbedrijf niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat het saldo van de nalatenschap na twintig jaar mogelijk aan de Staat vervalt, niet voldoende is om het Rijksvastgoedbedrijf als belanghebbende te kwalificeren, vooral omdat er een erfgename is die de nalatenschap nog kan aanvaarden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het Rijksvastgoedbedrijf niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, wat betekent dat het verzoek niet verder in behandeling wordt genomen. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. M. Sanna, na de beschikking van mr. M.A.B. Faber-Siermann.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/222008 / HA RK 23-18
Beschikking van 11 september 2023
in de zaak van
DE STAAT DER NEDERLANDEN, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Rijksvastgoedbedrijf,
zetelend te Den Haag,
verzoekster,
advocaat mr. S.J. van Baasbank te 's-Gravenhage
met als belanghebbende:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats 1],
belanghebbende,
niet verschenen,
inzake de nalatenschap van:
[erflater],
geboren op [geboortedatum] 1941 te [geboorteplaats],
laatstelijk wonende te [woonplaats 2],
overleden op 7 augustus 2016 te Groningen,
hierna te noemen: erflater.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift;
  • de mondelinge behandeling van 28 augustus 2023 waar namens het Rijksvastgoedbedrijf is verschenen [gemachtigde], bijgestaan door mr. S.J. van Baasbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is aangevoerd.
1.2.
Beschikking is bepaald op heden.

2.Het verzoek

2.1.
Het Rijksvastgoedbedrijf verzoekt de rechtbank om in de nalatenschap van erflater op grond van artikel 4:204 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een vereffenaar aan te wijzen.
3. De beoordeling
3.1.
Het Rijksvastgoedbedrijf baseert haar verzoek op artikel 4:204 lid 1 sub a BW. Op grond van dit artikel kan de rechtbank - indien een nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard - een vereffenaar benoemen op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten.
3.2.
Het Rijksvastgoedbedrijf stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat de nalatenschap van erflater niet beneficiair is aanvaard en niet wordt beheerd door een executeur. De enige bekende erfgename laat de nalatenschap onbeheerd. Het Rijksvastgoedbedrijf stelt zich daarnaast op het standpunt dat zij belanghebbende is op grond van artikel 4:226 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer de vereffening is voltooid en met een overschot is geëindigd, de vereffenaar de overgebleven goederen afgeeft aan de erfgenamen dan wel aan de Staat in het geval er geen erfgenamen zijn, niet bekend is of er erfgenamen zijn of wanneer de erfgenamen niet bereid zijn de goederen in ontvangst te nemen. Krachtens artikel 4:226 lid 4 BW vervallen de goederen of hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen binnen twintig jaren nadat de nalatenschap is opengevallen en door niemand is opgeëist aan de Staat.
3.3.
De rechtbank kan het Rijksvastgoedbedrijf niet volgen in haar stelling dat zij op grond van art. 4:226 BW (thans al) als belanghebbende kan worden aangemerkt in een procedure tot benoeming van een vereffenaar. Het enkele feit dat het overgebleven saldo van de nalatenschap na verloop van twintig jaar mogelijk aan de Staat vervalt kan het verzoek niet dragen. Dit geldt temeer nu vaststaat dat erflaatster een erfgename heeft achtergelaten. Het valt niet uit te sluiten dat deze erfgename de nalatenschap alsnog (beneficiair) zal aanvaarden. Dat de erfgename de nalatenschap thans onbeheerd laat en deze niet wordt vereffend kan er niet toe leiden dat het Rijksvastgoedbedrijf toch als belanghebbende bij het verzoek wordt aangemerkt.
3.4.
De rechtbank zal het Rijksvastgoedbedrijf daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het Rijksvastgoedbedrijf niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Sanna op 11 september 2023.
711