Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de nalatenschap van een overleden persoon, geboren in 1941 en overleden op 7 augustus 2016 te Groningen. De zaak werd aangespannen door het Rijksvastgoedbedrijf, dat verzocht om de benoeming van een vereffenaar op basis van artikel 4:204 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het Rijksvastgoedbedrijf stelde dat de nalatenschap niet beneficiair was aanvaard en niet werd beheerd door een executeur, en dat de enige bekende erfgename de nalatenschap onbeheerd liet.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2023 werd het verzoek toegelicht door de gemachtigde van het Rijksvastgoedbedrijf, bijgestaan door advocaat mr. S.J. van Baasbank. De rechtbank heeft de argumenten van het Rijksvastgoedbedrijf beoordeeld en geconcludeerd dat het Rijksvastgoedbedrijf niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat het saldo van de nalatenschap na twintig jaar mogelijk aan de Staat vervalt, niet voldoende is om het Rijksvastgoedbedrijf als belanghebbende te kwalificeren, vooral omdat er een erfgename is die de nalatenschap nog kan aanvaarden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het Rijksvastgoedbedrijf niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, wat betekent dat het verzoek niet verder in behandeling wordt genomen. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. M. Sanna, na de beschikking van mr. M.A.B. Faber-Siermann.