Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/02339123 onder 2. en 3. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/163505-23 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer
18/023391-23 onder 1. en 4., het in de zaak met parketnummer 18/117233-23 en het in de zaak met parketnummer 18/163198-23 onder 1. en 2. ten laste gelegde.
ten aanzien van parketnummer 18/023391-23 onder 1. en parketnummer 18/117233-23
De officier van justitie heeft aangevoerd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] voor hun leven hebben gevreesd.
De bedreigingen hebben een enorme impact gehad en vonden plaats in de aanwezigheid van de minderjarige zoon van verdachte en [slachtoffer 3] .
ten aanzien van parketnummer 18/023391-23 onder 4.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hoewel verdachte dit feit heeft ontkend, voor een bewezenverklaring voldoende is dat verdachte als bestuurder heeft opgetreden en niet heeft voldaan aan de vordering van de politie.
ten aanzien van parketnummer 18/163198-23
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, kunnen beide feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota -zakelijk weergegeven- het volgende betoogd.
parketnummer 18/023392-23 feit 1.
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
feit 2.
Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd. Hij kent aangever niet en is niet in zijn woning geweest. De verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en de getuige [getuige 1] zijn onbetrouwbaar. Daarnaast volgt uit het dossier dat verdachte qua tijdspanne niet in de woning van [getuige 1] kan zijn geweest. De identiteit van de medeverdachte is niet vastgesteld en in de onderzochte telefoons is geen informatie aangetroffen van het feit waarvan verdachte wordt verdacht. Aangever kende de personen niet, wel heeft hij de naam [naam] genoemd. Hij heeft een signalement van die persoon gegeven en de auto waarin hij reed, omschreven. De getuige heeft ook een omschrijving van de auto gegeven. De gegeven omschrijvingen komen niet overeen met de op dat moment door verdachte gehuurde auto. Verder heeft de getuige aangegeven dat de persoon tatoeages op zijn rechterarm zou hebben, maar een omschrijving daarvan kon hij niet geven. Er is onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte in de woning is geweest en aangever zou hebben bedreigd, aldus de raadsvrouw. Daarom dient verdachte vrij te worden gesproken.
feit 3.
Ook ten aanzien van dit feit dient een vrijspraak te volgen, omdat verdachte niet wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Er zitten geen stukken in het dossier waaruit blijkt dat hij daarvan op de hoogte was.
feit 4.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 18/117233-23
De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende ondersteunend bewijs is dat hij aangeefster zou hebben bedreigd.
Aangeefster heeft eerst als getuige een verklaring afgelegd en later heeft zij aangifte gedaan. In de verklaringen van aangeefster zijn op essentiële punten inconsistenties waar te nemen, wat haar aangifte tevens onbetrouwbaar maakt.
parketnummer 18/163198-23
De raadsvrouw heeft zich zowel ten aanzien van feit 1. als feit 2. gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/163505-23
Ook ten aanzien van dit feit heeft de raadsvrouw gemotiveerd vrijspraak betoogd. Hoewel verdachte wel in de woning verbleef, hadden meerdere personen een huissleutel. Verder is onbekend hoe lang de drugs al in de berging lagen en technisch bewijs dat verdachte aan de drugs zou linken, ontbreekt. Gelet daarop kan niet bewezen worden dat verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs in de berging. Evenmin kan bewezen worden dat de drugs zich in zijn machtssfeer bevonden. Ook voor het telen, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren is geen bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 18/023391-23 onder 2. en 3 en het in de zaak met parketnummer 18/163505-23 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht eveneens het in de zaak met parketnummer 18/117233-23 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] wisselend heeft verklaard en dat haar verklaringen op essentiële punten tegenstrijdigheden bevatten. Zo heeft zij in haar getuigenverklaring niet verklaard dat zij zou zijn bedreigd door verdachte. Hier verklaart zij pas over in haar aangifte, afgelegd een kleine twee maanden na het incident. Dientengevolge acht de rechtbank genoemde verklaringen onvoldoende betrouwbaar. Nu het dossier naast de verklaringen van [slachtoffer 3] onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde bedreiging te kunnen komen, zal verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 18/023391-23 onder 1. en 4. en de in de zaak met parketnummer 18/163198-23 onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt: