Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- de vader, bijgestaan door mr. M.R. Rauwerda;
- [naam jeugdzorgwerker] , namens de GI.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI) om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar [minderjarige] verblijft in een pleeggezin. De GI heeft verzocht om toestemming omdat het pleeggezin van plan is om met [minderjarige] op vakantie te gaan van 11 augustus tot 2 september 2023, waarvoor een reisdocument noodzakelijk is.
De ouders hebben bezwaar gemaakt tegen het verzoek, stellende dat de vakantie de ouderschapsbeoordeling die momenteel plaatsvindt, zou doorkruisen. De kinderrechter heeft de procedure gevolgd en de mondelinge behandeling vond plaats op 24 juli 2023. Tijdens deze zitting is de jeugdzorgwerker van de GI gehoord, evenals de ouders, die bijgestaan werden door hun advocaten, mr. T. de Jong en mr. M.R. Rauwerda.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van [minderjarige] en de pleegouders afgewogen tegen de bezwaren van de ouders. Hij heeft overwogen dat het recht van een kind op vakantie met de verzorgers, in dit geval de pleegouders, zwaar weegt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vakantie niet onaanvaardbaar inbreuk maakt op de ouderschapsbeoordeling en dat er mogelijkheden zijn voor contact tussen [minderjarige] en de ouders tijdens de vakantie. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om het verzoek van de GI toe te wijzen en vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van het reisdocument, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.