ECLI:NL:RBNNE:2023:3747

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
190278
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvragen legitimatiebewijs voor minderjarige in het kader van vakantie met pleegouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI) om vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar [minderjarige] verblijft in een pleeggezin. De GI heeft verzocht om toestemming omdat het pleeggezin van plan is om met [minderjarige] op vakantie te gaan van 11 augustus tot 2 september 2023, waarvoor een reisdocument noodzakelijk is.

De ouders hebben bezwaar gemaakt tegen het verzoek, stellende dat de vakantie de ouderschapsbeoordeling die momenteel plaatsvindt, zou doorkruisen. De kinderrechter heeft de procedure gevolgd en de mondelinge behandeling vond plaats op 24 juli 2023. Tijdens deze zitting is de jeugdzorgwerker van de GI gehoord, evenals de ouders, die bijgestaan werden door hun advocaten, mr. T. de Jong en mr. M.R. Rauwerda.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van [minderjarige] en de pleegouders afgewogen tegen de bezwaren van de ouders. Hij heeft overwogen dat het recht van een kind op vakantie met de verzorgers, in dit geval de pleegouders, zwaar weegt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vakantie niet onaanvaardbaar inbreuk maakt op de ouderschapsbeoordeling en dat er mogelijkheden zijn voor contact tussen [minderjarige] en de ouders tijdens de vakantie. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om het verzoek van de GI toe te wijzen en vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van het reisdocument, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/190278 / JE RK 23-620
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming reisdocument
in de zaak van
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[naam],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 juli 2023;
- de door de GI nagezonden tussenevaluatie van Wolfert in Context (hierna: WiC), binnengekomen bij de rechtbank op 20 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 juli
2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. T. de Jong;
  • de vader, bijgestaan door mr. M.R. Rauwerda;
  • [naam jeugdzorgwerker] , namens de GI.
Als toehoorder was aanwezig de begeleider van de vader, [naam begeleider] werkzaam bij [naam hulpverlenende instantie] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 26 april 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 26 april 2024. Bij dezelfde beschikking heeft de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 26 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de kinderrechter op grond van artikel 36 Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige] . De GI voert hiertoe aan dat het pleeggezin waar [minderjarige] verblijft van 11 augustus 2023 tot 2 september 2023 graag op vakantie naar [land] wil. Hiervoor heeft [minderjarige] een reisdocument nodig.

4.De standpunten

4.1.
De ouders zijn van mening dat de vakantie van drie weken van de pleegouders met [minderjarige] de ouderschapsbeoordeling die bij WiC plaatsvindt op een onaanvaardbare manier doorkruist. De ouders zijn daarom van mening dat er geen reisdocument afgegeven moet worden en stellen zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet is bepaald dat bij een aanvraag voor afgifte van een reisdocument ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld een verklaring van toestemming dient te worden overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Op grond van artikel 36 Paspoortwet kan, wanneer één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen weigeren een verklaring van toestemming af te geven, door de GI vervangende toestemming worden verzocht. De kinderrechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van artikel 38, tweede lid, Paspoortwet is de kinderrechter de bevoegde rechter.
5.2.
De kinderrechter zal de door de GI op grond van artikel 36 Paspoortwet verzochte vervangende toestemming op grond van een belangenafweging beoordelen. Indirect ligt daarmee voor of de voorgenomen vakantie in het belang van [minderjarige] is of niet. De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] sinds [datum] februari 2023 in het huidige pleeggezin verblijft. Dit betreft een crisispleeggezin. [minderjarige] is in beginsel dan ook tijdelijk voor een crisisperiode in dit pleeggezin geplaatst. Het crisispleeggezin is echter in het belang van [minderjarige] bereid gebleken om langer voor [minderjarige] te blijven zorgen, zodat hij gedurende het ouderschapsbeoordelingstraject van de ouders niet van pleeggezin hoeft te wisselen. De pleegouders willen in de zomerperiode gedurende drie weken op vakantie naar [land] , en willen [minderjarige] meenemen omdat hij (voor nu) behoort tot het pleeggezin. Het is een gegeven dat [minderjarige] voor deze vakantie een legitimatiebewijs nodig heeft.
5.3.
De kinderrechter overweegt dat het uitgangspunt is dat een kind recht heeft op een vakantie met de persoon die hem of haar verzorgt en opvoedt. In de situatie van [minderjarige] is dit met het pleeggezin. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat [minderjarige] en het pleeggezin recht hebben op een vakantie samen (naar het buitenland) gedurende een periode van drie weken, tenzij het belang van [minderjarige] dit anders maakt. Dat belang zou gelegen kunnen zijn in de ouderschapsbeoordeling die op dit moment plaatsvindt, zoals door en namens beide ouders wordt gesteld. Ter zitting heeft de jeugdzorgwerker aangegeven dat al bij het opstarten van het ouderschapsbeoordelingstraject bij WiC de voorgenomen vakantie van het pleeggezin betrokken is en besproken is met de ouders. WiC heeft aangegeven dat de vakantie het traject niet onnodig belemmert of doorkruist. Tijdens de vakantie kan er via beelbellen contact zijn tussen [minderjarige] en de ouders. Na de vakantie kan het ouderschapsbeoordelingstraject voortgezet worden. De vakantie brengt hooguit met zich mee dat dit traject langer zou gaan duren. De kinderrechter merkt hierbij ter zijde op dat de omgang van [datum] juli 2023 en de observatie die tijdens die omgang zou plaatsvinden niet is doorgegaan om redenen die volledig gelegen zijn in de vader en/of de moeder, waardoor het ouderschapsbeoordelingstraject per definitie ook door toedoen van de ouders vertraging heeft opgelopen. De ouders dienen dus ook hand in eigen boezem te steken wanneer zij menen dat de beoordeling lang duurt.
5.4.
Naar het oordeel van de kinderrechter valt niet in te zien waarom afgezien dient te worden van een vakantie van de pleegouders met [minderjarige] gedurende een reguliere termijn van drie weken, waarbij de jeugdzorgwerker ook heeft aangegeven dat er contact kan zijn via beeldbellen, de ouders foto's kunnen krijgen en geïnformeerd kunnen worden over hoe het gaat met [minderjarige] . Alles overwegende is de kinderrechter van oordeel dat het belang van [minderjarige] dat hij met het huidige pleeggezin waar hij deel van uitmaakt op vakantie kan gaan, en het belang dat de pleegouders op vakantie kunnen, zwaarder wegen, dan het op geuite bezwaar van de ouders dat de ouderschapsbeoordeling hierdoor onderbroken wordt. Aangezien ten behoeve van de vakantie van [minderjarige] samen met de pleegouders naar het buitenland een Nederlands reisdocument noodzakelijk is, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen.
5.5.
Gelet op het feit dat de pleegouders al spoedig op vakantie kunnen, is er in deze belang bij een beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank zal daartoe dan ook overgaan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt dat deze uitspraak op grond van de artikelen 36 jo. 34 Paspoortwet jo. artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek ten behoeve van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, gevestigd te Leeuwarden in de plaats zal treden van de verklaring van toestemming van de man en de vrouw tot het aanvragen van een Nederlandse Identiteitskaart ten behoeve van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Baken, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023, in aanwezigheid van E. Massink als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.