ECLI:NL:RBNNE:2023:3731

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
18-152259-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 29-jarige man voor Opiumwetdelicten en witwassen

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een 29-jarige man veroordeeld voor verschillende delicten onder de Opiumwet en voor witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de communicatie via EncroChat, een versleutelde berichtenservice die door criminelen werd gebruikt. De verdachte was betrokken bij meerdere drugstransporten van amfetamine en hennep, die zowel binnen als buiten Nederland plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij een rol speelde in de drugshandel, niet voldoende bewijs had dat hij op de hoogte was van de grensoverschrijdende aard van de transporten. Hij werd echter wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het vervoeren van 21 kilogram amfetamine en 240 kilogram hennep, evenals het witwassen van een geldbedrag van € 13.800,-. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte, zijn positieve reclasseringsrapporten en het feit dat hij een first offender was. De rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ondanks de lagere straf die door de verdediging werd bepleit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/152259-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2023. Op 8 september 2023 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink en mr. G. Veenstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Groningen en/of Veendam en/of Vaassen en/of elders in Nederland en/of Noorwegen en/of Duitsland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet, en/of vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, althans aanwezig gehad, een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten a)(ZD-001, Noorwegen)
(op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 tot en met 11 april 2020, althans van 1 maart 2020 tot en met 12 juni 2020, te Groningen en/of Veendam en/of Vaassen en/of elders in Nederland en/of Noorwegen, een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer)
-21 kilogram amfetamine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, in elk geval (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
2.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 te Groningen en/of Veendam en/of Vaassen en/of Utrecht en/of Ermelo en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Spanje, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet, en/of vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, althans aanwezig gehad, een (grote) hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten
a. a) (ZD-002, Unterhaching 1)
(op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met
31 mei 2020, althans van 1 maart 2020 tot en met 12 juni 2020, te Groningen en/of Veendam
en/of elders in Nederland en/of Unterhaching en/of elders in Duitsland, een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer)
-1,45 kilogram hennep, althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of (delen van) hennepplanten, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
b) (ZD-004, Spanje-Ermelo)
(op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 14 tot en met 28 mei 2020, althans van 1 maart 2020 tot en met 12 juni 2020, te Groningen en/of Veendam en/of Ermelo en/of elders in
Nederland en/of Barcelona en/of (elders) in Spanje, een hoeveelheid van (in totaal) (ongeveer)
-240 kilogram hennep, althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of (delen van) hennepplanten, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2022 te Groningen en/of elders in Nederland, (van) een of meer voorwerp(en), te weten
-(in totaal) (ongeveer) C 14.327,85, althans enig geldbedrag, en/of
-twee paar schoenen (merk Louboutin), en/of een pet, documententasje en/of pasjeshouder (merk
Louis Vuitton), althans enig voorwerp,
a. a) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel verborgen of verhuld wie de rechthebbende was op dat voorwerp of het voorhanden had, en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) (onder a en/of b) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Inleiding

EncroChat is de naam van een communicatiedienst die een applicatie aanbood waarmee middels versleutelde berichten kon worden gecommuniceerd. Middels een EncroChat-toestel konden gebruikers versleuteld tekstberichten, spraakberichten en afbeeldingen versturen naar en ontvangen van andere gebruikers van EncroChat-toestellen. Gebruikers kochten een telefoontoestel waarop de EncroChat-applicaties vooraf waren geïnstalleerd, in combinatie met een abonnement om gebruik te kunnen maken van de service. Bij EncroChat lag voor de gebruiker het accent op de beveiliging van de communicatie, inclusief het (kunnen) wissen van gegevens die niet in handen van derden - waaronder politie en justitie - mochten vallen.
Het verzenden van een versleuteld EncroChat-bericht van het ene naar het andere toestel verliep via een server. Deze server bevond zich in Frankrijk. Het Nederlandse Openbaar Ministerie liep in strafrechtelijke onderzoeken regelmatig aan tegen communicatie die via EncroChat-toestellen was afgeschermd. Datzelfde gold voor opsporingsdiensten in andere EU-landen, waaronder Frankrijk.
Zowel in Frankrijk als in Nederland werd al vóór 2020 onderzoek gedaan naar EncroChat. Op 30 januari 2020 werd door de Franse rechter toestemming gegeven voor het plaatsen van een interceptietool (een hack) op de server bij EncroChat. Deze interceptietool beoogde informatie te verzamelen die op de EncroChat-telefoons waren opgeslagen. Op 10 februari 2020 startte het Nederlandse Openbaar Ministerie het onderzoek ‘26Lemont’, dat voortvloeide uit een ander onderzoek, en dat zich onder meer richtte op EncroChat. Binnen onderzoek 26Lemont is een JITovereenkomst gesloten met Frankrijk. Hierin is overeengekomen dat de verkregen informatie naar aanleiding van de hack - waaronder de onderschepte EncroChat-data - binnen het JIT zou worden gedeeld. In de periode van 1 april 2020 tot en met 14 juni 2020 zijn door middel van de interceptietool live data vanuit EncroChat-telefoons verzameld door de Franse autoriteiten. Deze data zijn vervolgens gedeeld met de JIT-partner Nederland.
Vanuit het onderzoeksteam 26Lemont werd in juni 2020 middels een TCI proces-verbaal informatie verschaft inhoudend dat medeverdachte [medeverdachte 1] een stash beheerde met verdovende middelen en transporten van verdovende middelen regelde. Naar aanleiding van dit proces-verbaal werden onder onderzoeksnaam ‘Zebra’ voorbereidingen getroffen voor het starten van een strafrechtelijk onderzoek. Uit de onderschepte chatgespreken binnen onderzoek Zebra konden vijf transporten van verdovende middelen vanuit of naar het buitenland worden gefilterd. Tien personen werden aangemerkt als verdachte en vier van hen, waaronder verdachte, werden gedagvaard voor de zittingen van 18 en 21 juli 2023. De verdenking jegens alle vier de verdachten berust in belangrijke mate op chatberichten die aan hen worden toegeschreven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben allereerst veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde (transporten ZD-001, ZD-002 en ZD-004). Ten aanzien van de transporten ZD-001 en ZD-002 hebben zij daartoe aangevoerd dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de drugs een buitenlandse bestemming hadden. Verdachte was een vast onderdeel van de drugsorganisatie van medeverdachte [medeverdachte 2] en zelfs chauffeuse [medeverdachte 3] wist dat er zaken werden gedaan met Noorwegen (ZD-001).
De officieren van justitie hebben voorts veroordeling gevorderd voor het onder 3 ten laste gelegde opzettelijk witwassen van een geldbedrag van € 13.800,-, een geldbedrag van € 527,85 en de in de tenlastelegging genoemde designerspullen. Verdachte heeft het witwassen van € 13.800,- bekend en ten aanzien van de overige goederen geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat drugshandel lucratief is en dat daarmee veel geld wordt verdiend. Dat geld wordt met regelmaat uitgegeven aan dure merkkleding. Het kan dan ook niet anders dan dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem onder 1 impliciet primair ten laste gelegde uitvoer van 21 kg amfetamine (transport ZD-001). Wel kan veroordeling volgen voor het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde vervoeren hiervan.
De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem onder 2 impliciet primair ten laste gelegde invoer van 1,45 kg hennep (transport ZD-002). Wel kan worden bewezen verklaard dat verdachte hierbij binnen Nederland een rol heeft gespeeld.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat veroordeling kan volgen voor de aan verdachte onder 2 impliciet primair ten laste gelegde invoer van 240 kg hennep (transport ZD-004).
De raadsman heeft tot slot vrijspraak betoogd van het onder 3 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 527,85 en het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde designerspullen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 13.800,- heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
1.
Inleiding
De verdenking jegens verdachte berust in belangrijke mate op chatberichten van het EncroChataccount ‘ [naam 1] ’, welk account aan verdachte wordt toegeschreven. De rechtbank zal daarom eerst de vraag beantwoorden of bewezen is dat verdachte de gebruiker was van dit account. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of bewezenverklaring kan volgen voor de ten laste gelegde transporten (feit 1 en 2) en voor het ten laste gelegde witwassen (feit 3).
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen
1, het navolgende.
2.
Identificatie
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij de gebruiker is geweest van het account [naam 1] .
2Ook heeft verdachte verklaard dat hij de enige was die dit account gebruikte. De rechtbank overweegt dat de door verdachte afgelegde bekentenis steun biedt aan de bevindingen van de politie, die zeer sterk in de richting van verdachte wijzen.
3De rechtbank constateert op basis van de bekennende verklaring en de bevindingen van de politie dan ook dat verdachte de gebruiker is geweest van voornoemd account.
3.1
Beoordeling transport ZD-001, Nederland-Noorwegen (feit 1)
Uit de EncroChat-gesprekken volgt dat op 9 april 2020 een drugstransport heeft plaatsgevonden van Nederland naar Noorwegen.
4Het treffen van voorbereidingen voor het transport begon op 2 april 2020 en in de dagen voorafgaand aan het transport werden de drugs door diverse
binnenlandse transporten (onder andere vanuit Groningen) samengebracht op een stashlocatie in Veendam.
5Vanuit Veendam zijn de drugs naar Vaassen gebracht, waar deze vervolgens zijn ingeladen in een vrachtwagen.
6Er is in totaal 8 kilo cocaïne, 40.000 pillen XTC, 30 kilo MDMA, 60 kilo amfetamine, 2 kilo methamfetamine en 15,5 kilo hasjiesj geëxporteerd naar Noorwegen.
7Op 11 april 2020 vond de financiële afwikkeling plaats.
De rechtbank constateert dat aan verdachte, in tegenstelling tot de drie medeverdachten, ‘enkel’ de export van 21 kilo amfetamine naar Noorwegen ten laste is gelegd. Ten aanzien van de rol van verdachte overweegt de rechtbank dat uit de EncroChat-berichten volgt dat op 7 april 2020 door een koerier 21 kilo amfetamine naar verdachte in Groningen is gebracht.
8Uit een notitie in de administratie van [naam 2] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 4] ) volgt voorts dat er op 9 april 2020 amfetamine is gebracht naar de stashlocatie van [naam 3] (geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] ) in Veendam.
9Blijkens de notitie waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en verdachte daar contactpersoon bij.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er op enig moment amfetamine naar hem in Groningen is gebracht en dat hij de amfetamine vervolgens naar een andere locatie heeft vervoerd. Verdachte zou hier een kleine vergoeding voor hebben gekregen.
10
Hoewel verdachte heeft bekend een aandeel te hebben gehad bij het ten laste gelegde, heeft verdachte ook verklaard dat hij geen idee had wat er - nadat hij de amfetamine had weggebracht - zou gaan gebeuren met de amfetamine en dat hij niet meer weet of hij er destijds bij stil heeft gestaan dat de amfetamine mogelijk naar het buitenland zou gaan. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen' in de zin van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet uit de verklaring van verdachte of anderszins uit de bewijsmiddelen moet blijken dat verdachte over concrete aanwijzingen kon beschikken dat zijn gedragingen in direct verband zouden staan met grensoverschrijdend vervoer van drugs. Van zulke concrete aanwijzingen is naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaring van verdachte en de hiervoor opgesomde bevindingen uit de EncroChat-berichten niet gebleken. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd maakt de wetenschap van medeverdachte [medeverdachte 3] , die soms als chauffeur optrad, nog niet dat ook verdachte moet hebben geweten dat er zaken werden gedaan met Noorwegen. Dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde periode vast onderdeel was van de grensoverschrijdende drugsorganisatie van medeverdachte
[medeverdachte 2] (en daarom wetenschap van het grensoverschrijdende karakter moet hebben gehad) volgt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit het dossier.
Al met al zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde export van 21 kilo amfetamine. Gelet op de verklaring van verdachte en hetgeen uit de EncroChatberichten naar voren is gekomen zal de rechtbank verdachte wel veroordelen voor het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van het vervoeren en afleveren van 21 kilo amfetamine.
3.2
Beoordeling transport ZD-002, Nederland-Unterhaching 1 (feit 2)
Uit de EncroChat-gesprekken volgt dat op 30 april 2020 een drugstransport heeft plaatsgevonden van Nederland naar Duitsland.
11Op 30 april 2020 werd een lading afgegeven in Unterhaching en op 1 mei 2020 in Freiburg.
12Het treffen van voorbereidingen voor het transport begon op 30 maart
2020 en in de dagen voorafgaand aan het transport werden de drugs via verschillende binnenlandse transporten (onder andere vanuit Groningen) samengebracht.
13De drugs met als bestemming Freiburg werden voorafgaand aan het transport opgeslagen op een stashlocatie in Veendam. Er is in totaal 4 kilo cocaïne, 6 liter amfetamine-olie en 1,45 kilo hennep geëxporteerd naar Unterhaching en 2 kilo cocaïne naar Freiburg.
14In de maand mei (tot 20 mei 2020) vond de financiële afwikkeling plaats.
15
Ten aanzien van de rol van verdachte overweegt de rechtbank allereerst dat aan verdachte
,in tegenstelling tot de drie medeverdachten, ‘enkel’ de export van 1,45 kilo hennep ten laste is gelegd. Uit de EncroChat-berichten volgt dat verdachte in april 2020, voorafgaand aan het transport, beheerder is geweest van 1,45 kilo hennep.
16
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat hij in april 2020 in zijn woning wiet voorhanden heeft gehad en dat hij dit op enig moment aan iemand heeft meegegeven.
17
Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij niet wist wat de uiteindelijke bestemming zou zijn van de drugs. Anders dan de officieren van justitie is de rechtbank - net als bij transport ZD-001 van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte over concrete aanwijzingen kon beschikken dat zijn gedragingen in direct verband zouden staan met grensoverschrijdend vervoer van drugs. Zowel uit de verklaring van verdachte als uit de EncroChat-berichten ten aanzien van transport ZD-002 volgt niet dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde periode vast onderdeel was van de grensoverschrijdende drugsorganisatie van medeverdachte
[medeverdachte 2] en daarom wetenschap moet hebben gehad van de buitenlandse bestemming
van de hennep.
Al met al zal de rechtbank verdachte vrijspreken de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde export van 1,45 kilo hennep. Gelet op de verklaring van verdachte en hetgeen uit de EncroChatberichten naar voren is gekomen zal de rechtbank verdachte wel veroordelen voor het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van het verstrekken van 1,45 kilo hennep.
3.3.
Beoordeling transport ZD-004 Spanje-Ermelo (feit 2)
Uit de EncroChat-gesprekken volgt dat op 28 mei 2020 een drugstransport heeft plaatsgevonden vanuit Spanje (Barcelona) naar Nederland.
18Het treffen van voorbereidingen voor dit transport begon op 14 mei 2020.
Op 28 mei 2020 kwam de uit Spanje afkomstige vrachtwagen aan bij een loods in Ermelo, welke loods was bestemd voor onder meer het lossen en verpakken van de handel.
19In totaal is er 240 kilo hennep geïmporteerd.
20Tijdens het lossen van de vracht in Ermelo is door de politie een inval gedaan in de loods, waarbij verschillende aanhoudingen zijn verricht.
21
Ten aanzien van de rol van verdachte overweegt de rechtbank dat uit de EncroChat-berichten volgt dat verdachte op 28 mei 2020 aanwezig is geweest in de loods in Ermelo en dat hij daar - tot het moment van de inval - heeft geholpen met het lossen van de uit Spanje afkomstige vracht en het klaarmaken van de drugs voor verder vervoer.
22Uit de chats volgt voorts dat verdachte tijdens de inval is weggerend, waardoor hij niet is aangehouden.
De rechtbank constateert dat de bevindingen op basis van de EncroChat-berichten bevestiging vinden in hetgeen naar voren is gekomen uit onderzoek NIRO. Uit de stukken die met betrekking tot dat onderzoek in het onderhavige procesdossier zijn gevoegd blijkt dat de politie op 28 mei 2020 naar aanleiding van een tip over activiteiten bij de loods een inval heeft gedaan. Daarbij zijn drie personen aangehouden voor overtreding van de Opiumwet.
23Eén persoon wist te ontkomen. De 240 kilo hennep werd in beslag genomen.
De bevindingen op basis van de EncroChat-berichten vinden voorts steun in de door verdachte afgelegde verklaring. Uit die verklaring volgt dat verdachte op 28 mei 2020 heeft meegeholpen met uitladen, dat hij wist dat het om hennep ging en dat hij degene is geweest die bij de inval van de politie is ontkomen.
24
Hoewel verdachte ook heeft verklaard dat hij niet meer weet of hij wist dat de hennep afkomstig was uit het buitenland is de rechtbank - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat bewezenverklaring kan volgen voor het medeplegen van het importeren van 240 kilo hennep. De rechtbank overweegt daartoe dat de vrachtwagen was voorzien van een Spaans kenteken en dat de chauffeurs die samen met verdachte aan het lossen waren, uit Spanje afkomstig waren.
25De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte over concrete aanwijzingen kon beschikken dat zijn gedragingen in direct verband zouden staan met grensoverschrijdend vervoer van drugs. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het importeren van 240 kilo hennep, zoals is ten laste gelegd onder feit 2.
4. Beoordeling feit 3 (witwassen)
Op 20 juni 2022 heeft de politie de woning van verdachte in Groningen doorzocht. Bij die doorzoeking is onder meer aangetroffen een geldbedrag van € 13.800,-, een geldbedrag van € 527,85 en diverse designerspullen.
26
De rechtbank is van oordeel dat is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 13.800,-. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit geld voor iemand in bewaring had en dat hij dit voor de kost deed.
27Niet ter discussie staat dat hij dit geld voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het van misdrijf afkomstig was.
Anders dan de officieren van justitie hebben betoogd is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van €
527,85 en aan het witwassen van de designerspullen. Ten aanzien van het geldbedrag van € 527,85 overweegt de rechtbank dat dit bedrag in een spaarpot is aangetroffen. De rechtbank acht het voorhanden hebben van een dergelijk, relatief laag, geldbedrag in een spaarpot - zonder bijkomende omstandigheden - onvoldoende voor het aannemen van een witwasvermoeden. Ten aanzien van de designerspullen overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt wat de waarde is van deze voorwerpen. Daarnaast staat vast dat verdachte op 25 november 2020 een bedrag van € 10.188,76 heeft ontvangen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, waardoor zonder bijkomende omstandigheden - naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden gesproken van een situatie waarin het niet anders kan zijn dan dat deze voorwerpen van enig misdrijf afkomstig zijn; verdachte heeft immers een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de (legale) herkomst ervan.
De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van dit onderdeel van het onder 3 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij
a. a) in de periode van 7 april 2020 tot en met 9 april 2020 te Groningen en Veendam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd en afgeleverd een hoeveelheid van - 21 kilogram amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2. hij
a. a)
in de maand april 2020 te Groningen en Veendam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verstrekt een hoeveelheid van
-1,45 kilogram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en
b) in de periode van 14 tot en met 28 mei 2020 te Ermelo en Barcelona tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van in totaal
- 240 kilogram hennep, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
hij op 20 juni 2022 te Groningen een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 13.800, voorhanden heeft gehad, terwijl wist dat dat voorwerp geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod2.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod3.
witwassen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een aanzienlijk lagere straf dan is gevorderd door de officieren van justitie. Hij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat indien verdachte wordt vrijgesproken van de export van amfetamine (feit 1) en hennep (feit 2), de straf flink gematigd zal moeten worden. Daarnaast zal bij de strafoplegging rekening moeten worden gehouden met de geringe rol die verdachte heeft gehad en met het feit dat hij in een vroeg stadium
verantwoordelijkheid heeft genomen. Daarbij komt dat verdachte first offender is en dat hij - ook blijkens het positieve reclasseringsrapport - zijn leven op de rit heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van nog geen twee maanden meermalen schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en afleveren van een grote hoeveelheid harddrugs (amfetamine). Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het verstrekken van een hoeveelheid softdrugs (hennep).
Verdachte heeft zich tot slot ook in een grensoverschrijdend verband beziggehouden met drugs, nu hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het invoeren van een grote hoeveelheid softdrugs (hennep). Verdachte heeft in een loods geholpen met het lossen van een uit Spanje afkomstige vracht met hennep en met het klaarmaken hiervan voor verder vervoer.
Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de (internationale) drugshandel en hij kan medeverantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in- en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. De harddrugs die mede door verdachte zijn vervoerd werken sterk verslavend en zijn schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. De handel en het gebruik van deze verdovende middelen brengen bovendien vele vormen van (zware) criminaliteit met zich mee. Ook de softdrugs die mede door verdachte zijn ingevoerd en vervoerd zijn stoffen die kunnen leiden tot schade aan de gezondheid bij langdurig gebruik. Dat is dan ook de reden dat de verstrekking van softdrugs in Nederland aan banden is gelegd. Dit restrictieve beleid wordt doorkruist door de handelswijze van verdachte. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan, ook omdat hij heeft gehandeld vanuit financiële motieven en zich niet om de gevolgen heeft bekommerd.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het feit dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en in een vroeg stadium (deels) verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten d.d. 15 september 2022 en 13 juli 2023. Daaruit volgt samengevat - dat er op geen van de leefgebieden problemen zijn geconstateerd en dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag . De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, zonder daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest opleggen. Hoewel verdachte zijn leven op de rit heeft en de rechtbank rekening heeft gehouden met de proceshouding van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat vanuit het oogpunt van generale preventie niet kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur. Wel komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan is gevorderd door de officieren van justitie, gelet op het feit dat de rechtbank minder zware varianten van betrokkenheid bij een deel van de ten laste gelegde transporten bewezen acht. Anders dan de reclassering acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijk strafdeel niet aan de orde, gelet op enerzijds de ernst van de feiten en anderzijds het lage recidiverisico.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de in beslag genomen geldbedragen van € 13.800,- en € 527,85 en de in beslag genomen designerspullen verbeurd moeten worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 527,85 en de in beslag genomen designerspullen. Ten aanzien van de in beslag genomen € 13.800,- heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen € 13.800,- (D.02.01.001) vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder 3 bewezen verklaarde is begaan en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie dit toebehoort.
Ten aanzien van de in beslag genomen € 527,85 (D.03.01.001) en de in beslag genomen designerspullen, te weten twee paar Christian Louboutin schoenen (D.03.02.001 en D.03.02.002), een Louis Vuitton pet (D.03.02.005), een Louis Vuitton documententasje (D.03.02.004) en een Louis Vuitton pasjeshouder (D.03.02.003), is de rechtbank gelet op de partiële vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde van oordeel dat deze voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het beslag
  • Verklaart verbeurdhet in beslag genomen geldbedrag van € 13.800,- (D.02.01.001);
  • Gelast de teruggavevan het in beslag genomen geldbedrag van € 527,85 (D.03.01.001) en de in beslag genomen designerspullen, te weten twee paar Christian Louboutin schoenen (D.03.02.001 en D.03.02.002), een Louis Vuitton pet (D.03.02.005), een Louis Vuitton documententasje (D.03.02.004) en een Louis Vuitton pasjeshouder (D.03.02.003), aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2023. mr. E.F. Jonkman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn opgenomen in het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2020225040 (onderzoek Zebra) d.d. 4 oktober 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2023.
JM199, p. 736 e.v.
Samenvatting transport ZD-001, p. 1038 e.v. en JM670, p. 1051 e.v.
JM670, p. 1051 e.v.
en in het specifiek p. 1064 e.v.
JM670, p. 1051 e.v.
en in het specifiek p. 1076 e.v.
JM670, p. 1051 e.v.
en in het specifiek p. 1080-1081.
JM670, p. 1051 e.v.
en in het specifiek p. 1086 en 1094-1095.
JM7-01, p. 477 e.v.
en in het specifiek p. 498.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2023.
Samenvatting transport ZD-002, p. 1242 e.v. en JM868, p. 1252 e.v.
JM868, p. 1252 e.v.
en in het specifiek p. 1312-1313. Daar waar in de chats wordt gesproken over ‘München’, gaat de rechtbank er vanuit dat het transport naar Unterhaching wordt bedoeld.
JM868, p. 1252 e.v.
en in het specifiek p. 1279-1310 en 1325-1327.
JM868, p. 1252 e.v.
en in het specifiek p. 1313, 1316 en 1319.
JM868, p. 1252 e.v.
en in het specifiek p. 1344.
JM868, p. 1252 e.v.
en in het specifiek p. 1306-1310 en 1313.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2023.
Samenvatting politie, p. 1826 e.v. en JM468, p. 1873 e.v.
JM468, p. 1873 e.v.
en in het specifiek p. 1885, 1890 en 1913.
JM468, p. 1873 e.v.
en in het specifiek p. 1882 en 1888.
JM468, p. 1873 e.v.
en in het specifiek p. 1913.
JM468, p. 1873 e.v.
en in het specifiek p. 1888-1903, 1913.
JM236, p. 1846 e.v.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2023.
JM236, p. 1846 e.v. en JM468, p. 1873 e.v.
en in het specifiek p. 1856.
JM1108, p. 295 e.v.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2023.