ECLI:NL:RBNNE:2023:3721

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
99-000610-45
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juli 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1991 en thans gedetineerd, had eerder een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd gekregen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2021, en een gevangenisstraf van twee weken door de politierechter Noord-Nederland op 28 oktober 2020. De voorlopige datum voor v.i. was vastgesteld op 9 juli 2023. De officier van justitie vorderde dat de v.i. achterwege zou blijven, omdat de veroordeelde zich ernstig had misdragen tijdens zijn detentie, waaronder verbale agressie en bedreiging van personeel, en omdat hij niet gemotiveerd was om mee te werken aan de opgestelde re-integratiedoelen.

Tijdens de openbare zitting op 5 juli 2023, waar de veroordeelde en zijn advocaat, mr. W.B.O. van Soest, aanwezig waren, werd het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het recidiverisico onvoldoende kon worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, vooral omdat de veroordeelde niet wilde meewerken aan diagnostisch onderzoek. De reclassering had in haar rapporten aangegeven dat er sprake was van een hoog recidiverisico en dat zonder diagnostiek geen passend plan van aanpak kon worden opgesteld.

De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de v.i. terecht was, gezien de gedragingen van de veroordeelde en het advies van de reclassering. De rechtbank wees de vordering tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe, en dit oordeel werd uitgesproken door de rechters in een openbare zitting.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
v.i.-zaaknummer: 99-000610-45 parketnummer: 21-001026-19 (rechtsmiddel van 18-730202-18) en 18-161041-20
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 12 juli 2023 op een vordering van de officier van justitie tot achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidsstelling
in de zaak tegen veroordeelde

[veroordeelde] ,

geboren in 1991 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling] , hierna veroordeelde.

Procesverloop

Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2021 is aan de veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar opgelegd en bij onherroepelijk vonnis van de politierechter Noord-Nederland, locatie Groningen van 28 oktober 2020 is aan veroordeelde een gevangenisstraf van 2 weken opgelegd.
De voorlopige datum van voorwaardelijke invrijheidsstelling (hierna: v.i.) is vastgesteld op 9 juli 2023.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 16 mei 2023 gevorderd dat de v.i.
achterwege zal blijven omdat:
1. Veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig heeft misdragen.Veroordeelde heeft een sanctie gekregen wegens verbale agressie en een sanctie wegens bedreiging van personeel. Verder heeft veroordeelde twaalf rapporten gekregen wegens positieve
urinecontroles. Daarnaast is veroordeelde niet gemotiveerd om zich in te zetten om de opgestelde reintegratiedoelen te behalen en verblijft hij sinds aanvang detentie in het basisprogramma.
2. Het stellen van voorwaarden kan het recidiverisico voor het plegen van misdrijven onvoldoendeinperken, omdat veroordeelde niet mee wil werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Er is bij veroordeelde sprake is van agressieproblematiek, beperkte emotieregulatie en beperkt ontwikkelde copingvaardigheden. Zonder diagnostiek kan de reclassering geen inschatting maken van de risicofactoren. Ook blijft het zonder diagnostiek onduidelijk of er een behandeling geïndiceerd is en kan er evenmin een een passende forensische setting voor hem worden geadviseerd of gezocht. De reclassering is dan ook niet in staat om een passend plan van aanpak op te maken in het kader van een v.i.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 5 juli 2023. De veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam. Tevens is verschenen de deskundige [naam] , reclasseringsmedewerker. De raadsman en de deskundige zijn per videoconferentie ter zitting verschenen waarbij sprake is van een directe beeld- en geluidsverbinding met de rechtbank. Het openbaar ministerie is vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello.
Ter zitting heeft de rechtbank, gelet op de voorlopige v.i.-datum van 9 juli 2023, het verzoek van de raadsman tot onmiddellijke invrijheidstelling van veroordeelde afgewezen.

Beoordeling

Het vi-advies van de reclassering
Uit het rapport van de Reclassering Nederland van 10 mei 2023 blijkt onder meer het volgende.
In de onderliggende strafzaak heeft veroordeelde niet meegewerkt aan onderzoek door een psycholoog of psychiater. Op grond van dossier werd door de deskundigen vermoed dat er sprake was van een verstandelijke beperking en psychopathologie. Om zicht te krijgen op de risicofactoren en om een plan van aanpak op te kunnen opstellen voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij is op 16 september 2022 een detentie- en re-integratieplan opgesteld. Daarin werd opgenomen dat, om voor detentiefasering in aanmerking te komen, veroordeelde meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek. Veroordeelde wilde niet aan diagnostiek meewerken en daarom is de detentiefasering niet van start gegaan. Bij veroordeelde is sprake van agressieproblematiek, een beperkte emotieregulatie en beperkt ontwikkelde copingvaardigheden. Daarnaast is er sprake van middelengebruik dat in detentie niet ophoudt. Veroordeelde heeft in de PI vele malen positief gescoord op urinecontroles.
De reclassering schat de kans op herhaling in als hoog, een gemiddeld tot hoog risico op geweld en een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden.
Omdat veroordeelde niet mee wil werken aan verdiepingsdiagnostiek, kan de reclassering geen inschatting maken van de risicofactoren. Ook blijft het zonder diagnostiek onduidelijk of er een behandeling geïndiceerd is en zo ja, welke forensische behandelinstelling en/of woonvorm passend zou zijn. De reclassering is dan ook niet in staat om een passend plan van aanpak op te maken in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling. De reclassering adviseert afstel van de v.i..
De reclasseringsmedewerker heeft ter terechtzitting het advies bevestigd en nader toegelicht, zakelijk weergegeven:
De reclassering kan zich niet vinden in de door de verdediging geschetste optie om de verdiepingsdiagnostiek als bijzondere voorwaarde aan de v.i. te verbinden. De (agressie)problematiek van veroordeelde is nog niet behandeld en de kans op herhaling en de kans op onttrekking aan de voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Het is zonder diagnostiek bovendien niet mogelijk een woonplek voor veroordeelde te vinden.
Het v.i.-advies van [instelling]adviseert in het rapport van 26 april 2023 afstel van de v.i. Veroordeelde heeft geen vrijheden genoten. Hij zit onder andere vanwege middelengebruik nog steeds in het basisprogramma. Ook wil hij zich niet inzetten voor de door hem opgestelde re-integratiedoelen. Daarnaast is veroordeelde niet gemotiveerd om mee te werken met de reclassering en mee te werken met de verdiepingsdiagnostiek. Als hij wordt aangesproken op zijn gedrag, wordt hij direct verbaal agressief. Aan veroordeelde zijn disciplinaire straffen opgelegd. Veroordeelde heeft vanaf september 2021 tot op heden twaalf rapporten ontvangen van positieve urinecontroles. Daarnaast heeft hij twee rapporten gekregen waarvan één voor verbale agressie op 3 januari 2022 en één voor bedreiging van personeel op 19 april 2022.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft de vordering tot achterwege blijven van de v.i. gehandhaafd.
Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat hij het niet eens is met het advies van de reclassering. Hij stelt dat hij al lang genoeg in detentie heeft gezeten. Hij heeft gesteld niet mee te willen werken aan diagnostiek. Als hij in vrijheid wordt gesteld, wil hij in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling wel meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en een behandeling van zijn middelenproblematiek.
De raadsman heeft ter zitting primair bepleit de vordering af te wijzen en veroordeelde per direct in vrijheid te stellen. De adviezen van de reclassering en de penitentiaire inrichting tot het achterwege laten van de v.i. zijn onvoldoende gemotiveerd.
Veroordeelde zit al lange tijd vast en hij heeft slechts twee lichte (agressie)overtredingen begaan, waarvan één een verbale bedreiging betrof. Dat veroordeelde blowt heeft een medische reden. Subsidiair heeft de raadsman een v.i. bepleit met daaraan te verbinden de voorwaarden die de rechtbank aan het openbaar ministerie zou kunnen adviseren, waaronder de voorwaarde dat veroordeelde meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en eventuele behandeling. Meer subsidiair heeft de raadsman uitstel van de v.i. bepleit voor een maand of zoveel langer als nodig is om een woonplek voor veroordeelde te regelen en hem aan te melden voor verdiepingsdiagnostiek.
Het oordeel van de rechtbank
Op 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. Met deze wet is de regeling met betrekking tot de v.i. gewijzigd.
Het arrest tegen de veroordeelde is gewezen op 31 maart 2021, het vonnis van de politierechter is gewezen op 28 oktober 2020. Ten aanzien van de v.i. van veroordeelde is de regeling van voor 1 juli 2021 van toepassing.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de tekst van artikel 6:2:12 van het Wetboek van Strafvordering (oud) blijkt – onder meer – dat een v.i. achterwege kan blijven, indien door het stellen van voorwaarden het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende kan worden ingeperkt dan wel indien de veroordeelde zich niet bereid verklaart de voorwaarden na te leven.
Uit de v.i.-adviezen leidt de rechtbank af dat aan veroordeelde tijdens de detentie disciplinaire straffen zijn opgelegd wegens (verbale) agressie en dat veroordeelde in detentie soft drugs gebruikt. Daarnaast leidt de rechtbank uit het rapport van de reclassering af dat de reclassering inschat dat er een hoog recidiverisico is met een gemiddeld tot hoog risico op geweld en een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden. Uit de adviezen volgt dat er op grond van de huidige informatie over veroordeelde onvoldoende voorwaarden kunnen worden gesteld om tot vermindering van de recidive te komen. De reclassering heeft goed onderbouwd dat verdiepingsdiagnostiek nodig is om voorwaarden te kunnen adviseren. Veroordeelde wil echter uitdrukkelijk niet meewerken aan verdiepingsdiagnostiek. Bij de behandeling van de vordering ter zitting heeft veroordeelde dit ook herhaaldelijk verklaard. Gelet op het door de reclassering ingeschatte hoge risico op onttrekking aan voorwaarden, is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is om tot uitstel van de v.i, zoals door de verdediging is bepleit, te beslissen.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:

Wijst de vordering tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juli 2023.
Mr. Koelman en de griffier zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.