ECLI:NL:RBNNE:2023:3720

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
18-205924-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en terbeschikkingstelling wegens huiselijk geweld en belediging van een ambtenaar

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 7 juli 2023 een man veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf en de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd wegens huiselijk geweld, poging zware mishandeling en belediging van een ambtenaar in functie. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte zijn moeder en een andere persoon heeft mishandeld en een agent heeft beledigd door in zijn gezicht te spugen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1994, zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij onder invloed van een psychische stoornis handelde. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de aangiftes en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij de kleding van het slachtoffer had vernield. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, omdat de kans op herhaling hoog is zonder behandeling. De verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en het ondergaan van behandeling voor zijn psychiatrische problematiek. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, een agent, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-205924-22
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18-093357-22 en 18-115691-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Joustra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
18-205924-22
hij op of omstreeks 14 augustus 2022, te [adres] , althans in de gemeente Ooststellingwerf zijn moeder [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] , tegen/in haar buik, althans haar lichaam te trappen/schoppen en/of tegen haar hoofd te slaan/stompen, waarbij de hand/vuist van verdachte voorzien was van meerdere ringen;
hij op of omstreeks 14 augustus 2022, te [adres] , althans in de gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk een ambtenaar van Politie Noord-Nederland, te weten [naam 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [naam 1] tegen/in zijn gezicht/hoofd te spugen;
18-093357-22
1. hij, op of omstreeks 12 april 2022 te [adres] , gemeente Waadhoeke, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een vork in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 april 2022 te [adres] , gemeente Waadhoeke, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een vork tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te gooien;
2 hij, op of omstreeks 12 april 2022 te [adres] , gemeente Waadhoeke, opzettelijk en wederrechtelijk een broek en een paar schoenen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
18-115691-22 hij op of omstreeks 9 mei 2022 te [adres] , gemeente Ooststellingwerf, zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] (met kracht) een duw te geven, waardoor zij ten val is gekomen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen op grond van de aangiftes en de bekennende verklaring die verdachte bij de politie en ter zitting heeft afgelegd. Ten aanzien van feit 1 primair onder parketnummer 18-093357-22, heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte weliswaar geen vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar dat hij door vanaf korte afstand een vork in het gezicht van het slachtoffer te gooien, hij het slachtoffer ook in het oog had kunnen treffen. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe had kunnen brengen. Ten aanzien van het feit onder parketnummer 18-115691-22 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet is gebleken dat er sprake was van een noodweersituatie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en feit 2 onder parketnummer 18-093357-22. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar de vork heeft gegooid, maar dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verder is niet gebleken dat de kleding en de schoenen van aangever zijn vernield of beschadigd door de door verdachte gegooide pasta(saus). Tot slot heeft de raadsman betoogd dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de onder parketnummer 18115691-22 ten laste gelegde mishandeling omdat verdachte uit noodweer heeft gehandeld. De moeder van verdachte dreigde de tassen van verdachte in het water te gooien. Om zijn persoonlijke eigendommen te beschermen heeft verdachte zijn moeder een duw gegeven. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 2 onder parketnummer 18-093357-22 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank stelt vast dat verdachte weliswaar met pasta(saus) heeft gegooid en dat de broek en de schoenen van aangever daardoor vies zijn geworden, maar het is de rechtbank niet gebleken dat de vlekken niet meer verwijderd konden worden en dat de broek en de schoenen daardoor onherstelbaar zijn vernield of beschadigd.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 onder parketnummer 18-205924-22, feit 1 primair onder parketnummer 18-093357-22 en het feit onder parketnummer 18-115691-22 wettig en overtuigend bewezen zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2022,opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022212232 d.d. 22 augustus 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2022,opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2022,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022090900 d.d. 26 april 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2022, opgenomenop pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022116009 d.d. 16 mei 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
poging zware mishandeling (parketnummer 18-093357-22, feit 1 primair)
Op grond van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte zonder enige aanleiding hard tegen aangever begon te schreeuwen en dat hij hem van korte afstand en met kracht een vork in het gezicht heeft gegooid. Aangever had daardoor een bloedend wondje boven zijn lip. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij soms zo boos wordt dat hij het gevoel heeft ‘dat er een Hiroshima bom in zijn hoofd ontploft’.
De rechtbank ziet in het handelen van verdachte geen vol opzet, maar de rechtbank is wel van oordeel dat gelet op deze feiten en omstandigheden verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen lopen. In het gezicht bevinden zich immers kwetsbare lichaamsdelen zoals het oog en als de met kracht gegooide vork in het oog terecht zou zijn gekomen, dan had dat tot blijvende oogschade zoals blindheid kunnen leiden. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Noodweer(exces) (parketnummer 18-115691-22)
De raadsman heeft gesteld dat de moeder van verdachte dreigde de persoonlijke eigendommen van verdachte in het water te gooien en dat verdachte daarom zijn eigen goed mocht beschermen door zijn moeder een duw te geven. Deze lezing van de feiten vindt echter geen enkele steun in het dossier, zodat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Het beroep op noodweer kan daarom niet slagen. Omdat er geen sprake was van een noodweersituatie slaagt ook het beroep op noodweerexces niet. De rechtbank acht de ten laste gelegde mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 onder parketnummer 18-205924-22, feit 1 primair onder parketnummer 18-093357-22 en het feit onder parketnummer 18-115691-22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18-205924-22
1
hij op 14 augustus 2022, te [adres] , zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] tegen haar buik te trappen en tegen haar hoofd te slaan, waarbij de vuist van verdachte voorzien was van meerdere ringen;
2 hij op 14 augustus 2022, te [adres] , opzettelijk een ambtenaar van Politie Noord-Nederland, te weten [naam 1] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in zijn tegenwoordigheid door feitelijkheden heeft beledigd door die [naam 1] in zijn gezicht te spugen;
parketnummer 18-093357-22
1. primair hij op 12 april 2022 te [adres] , gemeente Waadhoeke, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een vork in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18-115691-22 hij op omstreeks 9 mei 2022 te [adres] , gemeente Ooststellingwerf, zijn moeder, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] met kracht een duw te geven waardoor zij ten val is gekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

parketnummer 18-205924-22
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan eenambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 18-093357-22
1. primair poging tot zware mishandeling;
parketnummer 18-115691-22
1. mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

De straf en de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling onder voorwaarden gevorderd, zijnde een niet gemaximeerde terbeschikkingstelling, met dadelijke uitvoerbaarheid, alsmede oplegging van de maatregel strekkend tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het in het belang van verdachte is dat zijn persoonlijkheidsproblematiek intensief wordt behandeld. Eerdere behandeltrajecten hebben niet tot het gewenste resultaat geleid en omdat de zorgmachtiging door de deskundigen niet doelmatig wordt geacht, verzet de raadsman zich niet tegen de oplegging van de terbeschikkingstelling onder voorwaarden. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden. Daarnaast kan de raadsman zich vinden in de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één jaar of zoveel korter als verdachte eerder opgenomen kan worden in de [instelling] .
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 26 april 2023, de bevindingen Geneesheer Directeur GGZ-Friesland van 6 juni 2023, de medische verklaring zorgmachtiging van 3 juni 2023, de rapportage van de reclassering van 25 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie door een agent in het gezicht te spugen. Blijkens de slachtofferverklaring van de agent voelde het niet alleen vies en beledigend, maar maakte hij zich ook ernstig zorgen over zijn gezondheid. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling van een medebewoner van een woongroep door hem een vork in het gezicht te gooien. Dat het slachtoffer daarbij uiteindelijk slechts een lichte verwonding opliep is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Het is pijnlijk dat juist zijn moeder, maar eerder ook zijn vader, de personen die verdachte het meest dierbaar zijn en die het beste met hem voor hebben, slachtoffer zijn geworden van zijn agressie en teloorgang.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
PBC-rapportage
Uit de rapportage van het PBC leidt de rechtbank af dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie. Het afwijkende sociale gedrag van verdachte - hij houdt weinig rekening met anderen en toont zich geregeld egocentrisch - en zijn verminderde agressie- en impulscontrole kunnen in grote mate worden toegeschreven aan zijn psychiatrische problematiek. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie). Verdachte scoort als zwakbegaafd, maar deze score past niet bij zijn opleidingsniveau havo/vwo. Mogelijk wordt het intellectueel functioneren van verdachte gedrukt door het huidige psychotische toestandsbeeld en het mogelijk cognitieve verval in het kader van schizofrenie. Volgens de deskundigen heeft zijn schizofrenie (waanideeën, desorganisatie en andere negatieve symptomen) zijn gedrag ten tijde van de ten laste gelegde feiten beïnvloed. De deskundigen adviseren daarom het ten laste gelegde in sterk verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Dit houdt in dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar zal worden geacht ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank leidt uit het rapport van het PBC verder af dat de kans op herhaling op korte en middellange termijn hoog is als verdachte niet wordt behandeld. Eerdere gedwongen opnames en diverse behandeltrajecten hebben het psychiatrische toestandsbeeld van verdachte niet kunnen stabiliseren. Om het tij te keren en de kans op herhaling te verkleinen achten de deskundigen een specialistische, op schizofrenie gerichte, behandeling geïndiceerd. De behandeling dient te zijn gericht op een goede instelling van anti-psychotische medicatie, het onttrekken van verdachte uit de negatieve interactie met zijn ouders/ thuissituatie en het aanbieden van een stevige, externe structuur. Na een klinische behandeling in een psychiatrische kliniek kan geleidelijk worden toegewerkt naar resocialisatie middels een langdurige ambulante behandeling. Gelet op het mislukken van eerdere trajecten en de twijfel bij de deskundigen of verdachte zich zal conformeren aan een vrijwillige behandeling, achten de deskundigen een meer dwingend kader in de vorm van een tbs met voorwaarden geïndiceerd. Binnen dit forensisch kader kan de klinische behandeling gewaarborgd worden. Een eventuele zorgmachtiging heeft niet de voorkeur van de deskundigen.
Bevindingen geneesheer-directeur
De geneesheer-directeur verwacht dat een zorgmachtiging niet doelmatig is om verdachte de zorg te bieden die noodzakelijk is om ernstig nadeel vanuit zijn psychiatrische stoornis af te wenden. Volgens de onafhankelijke psychiater zal verdachte langdurig afhankelijk zijn van een klinische behandeling met aansturing op structuur, dagbesteding, inname medicatie, abstinentie van middelengebruik en aansturen van zelfzorg. De geneesheer-directeur refereert zich aan de PBC-rapportage.
Reclasseringsrapportage
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport. De rechtbank leidt daar uit af dat verdachte van 2013 tot mei 2022 diverse (forensische) zorg- en begeleidingstrajecten heeft doorlopen zowel in een vrijwillig als in een verplicht kader. Een langdurige behandeling en begeleiding om het psychiatrisch toestandsbeeld te stabiliseren en het negatieve interactiepatroon met zijn ouders te doorbreken is nooit van de grond gekomen omdat verdachte niet behandeltrouw is en zich onttrekt aan behandeling en begeleiding. De reclassering acht een gegarandeerde, dwingende behandeling noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen. De reclassering adviseert om aan verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. Verdachte wil zich conformeren aan de geadviseerde voorwaarden. Deze voorwaarden betreffen naast de algemene voorwaarde dat verdachte geen strafbare feiten zal plegen, het meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan time-out, een verbod om naar het buitenland te gaan, een klinische opname, een ambulante behandeling, begeleid wonen, een drugsverbod, een alcoholverbod, dagbesteding en financiën en mentorschap. Verdachte is aangemeld bij de [instelling] . Hij kan in juli of augustus 2023 worden opgenomen. Mocht verdachte voor die tijd in vrijheid gesteld worden dan zal verdachte ter overbrugging tijdelijk in een andere instelling worden opgenomen. Daarvoor heeft de Dienst Individuele Zaken (DIZ) minimaal 5 werkdagen nodig. De reclassering adviseert de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De reclassering adviseert daarnaast oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Maatregel
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen en de reclassering en stelt vast dat aan de voorwaarden voor de oplegging van een tbs-maatregel is voldaan. De rechtbank zal aan verdachte dan ook de maatregel terbeschikkingstelling onder voorwaarden opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank overweegt daarbij dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De duur van de tbs-maatregel is daarom niet gemaximeerd en kan een periode van vier jaar te boven gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van behandeling direct aansluitend aan zijn gevangenisstraf zal de rechtbank op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Straf
Daarnaast zal de rechtbank, alles overwegend, aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één jaar opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het tevens opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De duur van de tbs-maatregel is niet gemaximeerd, zodat de termijn van de maatregel niet vier, maar maximaal negen jaren kan duren. Indien verdachte de voorwaarden niet zal naleven, kan bovendien alsnog worden bevolen dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd. In dat geval is de duur van de maatregel zelfs onbegrensd. Daarmee is de veiligheid van de samenleving naar het oordeel van de rechtbank reeds in voldoende mate gewaarborgd.

Benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 650,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 2 onder parketnummer 18-20592422. De benadeelde partij is tijdens zijn werk als politieagent opzettelijk beledigd door spugen in zijn gezicht. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in zijn eer en goede naam is geschaad, zodat hij op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking komt voor schadevergoeding. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdediging is betwist, zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38, 38a, 45, 57, 266, 267, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 van parketnummer 18-093357-22 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder de feiten 1 en 2 van parketnummer 18-205924-22, feit 1 primair van parketnummer 18-093357-22 en het onder parketnummer 18-115691-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit,
medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
2. veroordeelde zal zich niet schuldig maken aan het plegen van een strafbaar feit;3. veroordeelde zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt
onder andere in:
• veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak datnodig is.
• veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Ditis nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
• veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingengeven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
• veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Dezefoto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
• veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
• veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling doorandere instellingen of hulpverleners.
• veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
• veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contacthebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
4. veroordeelde zal zich aansluitend aan zijn detentieperiode, voor zolang als de reclassering enbehandelaren dat nodig achten, laten opnemen in [instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter indicatie en beoordeling door het IFZ/DIZ, waarbij veroordeelde zich zal laten behandelen voor zijn psychiatrische problematiek en veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de veroordeelde door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname van medicatie op voorschrift van zijn behandelend arts. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Het is noodzakelijk dat veroordeelde rechtstreeks vanuit detentie met justitieel vervoer naar de kliniek wordt gebracht;
5. veroordeelde zal zich aansluitend aan de klinische opname en voor zolang als de
reclassering dat nodig acht, laten behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
6. als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan
veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in [instelling] of een andere instelling te bepalen door DIZ. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
7. veroordeelde zal aansluitend aan de klinische opname, voor zolang als de reclassering dat nodigacht, verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
8. veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van drugs en zal meewerken aan controles tenaanzien van het gebruik van drugs door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
9. veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol en zal meewerken aan controles tenaanzien van het gebruik van alcohol door middel van urine- en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
10. veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk of onbetaaldwerk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
11. veroordeelde zal meewerken aan bewindvoering en mentorschap uitgevoerd door eendaarin gespecialiseerde instantie en geeft inzage in zijn financiën;
12. veroordeelde zal zonder toestemming van de reclassering niet naar het buitenland ofhet Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden reizen.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, met dien verstande dat de dadelijke uitvoerbaarheid ingaat op het ogenblik dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf eindigt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van parketnummer 18-205924-22, feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[naam 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 650,00 (zegge: zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 13 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, en mr. A. de Jong en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2023.