Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair wordt veroordeeld, met toepassing van het jeugdstrafrecht, tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vordert dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 80 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de toepassing van het jeugdstrafrecht, zoals in het rapport van de reclassering is geadviseerd. De raadsman vraagt om geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, omdat dat de positieve ontwikkelingen die verdachte nu doormaakt zal doorkruisen. Een jeugddetentie ter hoogte van het voorarrest met daaraan gekoppeld een voorwaardelijk deel met de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden lijkt de raadsman redelijk. Verdachte wil zich hier ook aan houden. Ten aanzien van het door de reclassering geadviseerde contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] heeft de raadsman aangevoerd dat deze kan komen te vervallen. Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf verzoekt de raadsman deze te minderen, aangezien hij pleit voor de bewezenverklaring van minder feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport d.d. 9 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee feiten, te weten een afpersing en een poging tot medeplegen van dwang. Dergelijke feiten hebben een grote impact op het slachtoffer. Verdachte heeft hier geen moment bij stilgestaan omdat hij zich enkel door eigen financieel gewin heeft laten leiden. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of in het kader van het zogenoemde
adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte 19 en 20 jaar oud, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter echter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering van 9 juni 2023 waaruit volgt dat toepassing van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd. Bij verdachte is vermoedelijk sprak van een verstandelijke beperking. De reclassering signaleert beperkingen ten aanzien van zijn handelingsvaardigheden, zoals impulsiviteit en beïnvloedbaarheid. Gelet op voornoemd rapport en al hetgeen overigens uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken omtrent verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank komt met betrekking tot de strafoplegging tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank minder ernstige feiten bewezen acht. Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het contactverbod, een en ander zoals vermeld in het dictum. Op deze wijze kan verdachte met behulp en onder toezicht van de reclassering blijven werken aan de positieve ontwikkeling die hij binnen het schorsingstoezicht heeft laten zien, zodat deze ontwikkeling zich kan doorzetten en verder bestendigen.
Nu verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte op die datum reeds in voorarrest had doorgebracht, heft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.