Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel moeten de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft tevens gevorderd om deze voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren gelet op de problematiek van verdachte. Daarnaast dient er een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) te worden opgelegd. Met een dergelijke maatregel wordt beoogd om de samenleving te beschermen en langdurig toezicht te houden op verdachte. Gelet op de hardnekkige problematiek bij verdachte zijn een proeftijd en bijzondere voorwaarden onvoldoende om verdachte te weerhouden van strafbare feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken aangevoerd dat bij ‘hands-off’ zedendelicten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen gelijk aan of langer dan de zeven-en-een-half maanden die verdachte al vast heeft gezeten, niet gebruikelijk zijn. De raadsvrouw heeft gelet op het vorenstaande gepleit om het onvoorwaardelijke strafdeel niet langer te laten zijn dan de tijd die verdachte tot en met de dag van de inhoudelijke behandeling in voorarrest heeft doorgebracht en de rechtbank verzocht om het bevel gevangenhouding met onmiddellijke ingang op te heffen dan wel te schorsen. Verdachte heeft blijkens de rapportages ingestemd om zich te houden aan de geformuleerde voorwaarden. Dit geldt zowel in de vorm van schorsingsvoorwaarden als in de vorm van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijke straf.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de geadviseerde GVM aangevoerd dat deze maatregel zeer ingrijpend van aard is, te meer nu deze in theorie zelfs levenslang zou kunnen zijn. Het recidiverisico kan ook voldoende worden ingeperkt door een fors voorwaardelijk strafdeel met de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor zedendelicten, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onder andere grooming. Door een afspraak te maken met het oogmerk ontuchtige handelingen te verrichten met de minderjarige [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft hij laten blijken niet te hebben stilgestaan bij de schadelijke gevolgen die seksueel contact tussen een volwassene en een minderjarige aan de ontwikkeling van een minderjarige kunnen toebrengen. Verdachte heeft het vertrouwen van voornoemde meisjes gewonnen en meermalen een ontmoeting voorgesteld met het doel ontuchtige handelingen te verrichten. Dat het niet zover is gekomen, heeft niet gelegen aan verdachte, maar aan de omstandigheid dat de gesprekken tussen verdachte en de meisjes door de moeder van [slachtoffer 2] , voor het tot stand komen van een daadwerkelijke ontmoeting, zijn ontdekt. Tevens heeft verdachte tweemaal zijn geslachtsdeel getoond aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Dit soort feiten brengen, juist aan minderjarigen, die nog aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, grote schade toe. Verdachte heeft bij dit alles onvoldoende stilgestaan en heeft zijn eigen behoefte vooropgesteld.
Daarnaast heeft verdachte 64 afbeeldingen in bezit gehad van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken of schijnbaar bij betrokken zijn geweest. De rechtbank overweegt dat dit eveneens een ernstig feit betreft, met name omdat verdachte door zijn handelwijze een actieve rol heeft gespeeld bij het in stand houden van de exploitatie van deze (soms zeer) jonge kinderen voor seksueel misbruik.
De persoon van verdachte
Verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken is door T.W.D.P. van Os, psychiater, op 28 juli 2023 en N. Märker, GZ-psycholoog, op 28 juli 2023, rapport uitgebracht.
De gerechtelijk deskundigen komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling die wordt gekleurd door autistische trekken, neurocognitieve problemen en antisociale en narcistische trekken. De door de deskundigen vastgestelde stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren ook aanwezig ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte kon het ongeoorloofde van het onder 1 tenlastegelegde inzien, maar was onvoldoende in staat om zijn wil te bepalen. Er was een disbalans in drijvende krachten (pedofiele verlangens) en remmende krachten (beperkte gewetensvorming en beperkte empathie). Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om het onder 1 tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rapportages zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De rechtbank maakt de daaruit getrokken conclusies dan ook tot de hare. De rechtbank zal, hoewel de deskundigen zich daarover niet hebben uitgelaten, ook het onder 2 als het onder 3 bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toerekenen en dit meewegen in de straftoemeting, nu de aard van deze strafbare feiten in het verlengde ligt van het onder 1. bewezenverklaarde feit.
Zowel de psychiater als de psycholoog schatten het risico op een zedendelict in de toekomst als hoog in, mochten er geen interventies plaatsvinden. Vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek en autistische kenmerken is er bij verdachte sprake van egocentrisme, opportunisme, een verminderde impulscontrole, gebrekkige empathie en lacunaire gewetensontwikkeling, waardoor hij sneller over gaat tot grensoverschrijdend gedrag en daarbij voorbij gaat aan de behoeften, belangen en grenzen van een ander. Bij een bewezenverklaring adviseren de psychiater en de psycholoog om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een GVM, zodat langdurig toezicht en controle uitgeoefend kan worden op verdachte. Binnen de bijzondere voorwaarden kan een ambulante forensische behandeling overwogen worden en zou controle op de gegevensdragers kunnen plaatsvinden. De verwachten is dat inzetten op risicobeheersing meer zal opleveren ten aanzien van recidivebeperking dan inzetten op gedragsverandering.
De reclassering sluit zich aan bij het advies van de gerechtelijke deskundigen. De reclassering adviseert in haar advies van 15 augustus 2023 een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, een contactverbod met de slachtoffers en het vermijden van kinderporno door onder andere mee te werken aan controle van verdachtes digitale gegevensdragers. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. Tot slot adviseert de reclassering om aan verdachte een GVM op te leggen zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf en de proeftijd.
De straf
Gelet op bovenstaande, in het bijzonder de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, en gelet op de strafmaat in soortgelijke zaken acht de rechtbank het aangewezen verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit door de verdediging, acht de rechtbank niet passend gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het feit dat verdachte eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank is - conform de eis van de officier van justitie - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden (met aftrek van voorarrest) waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering. Het toezicht op het contactverbod zal door de politie worden uitgeoefend. Verdachte heeft ter terechtzitting ingestemd met die voorwaarden. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de adviezen van de psychiater, psycholoog en de reclassering, waaruit volgt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder interventies opnieuw een strafbaar feit zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de voorwaarden en het reclasseringstoezicht daarop dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om naast een (deels voorwaardelijke) straf een GVM op te leggen. De psychiater acht een GVM van belang om verdachte, na ommekomst van de detentie, in een forensisch kader langdurig te ondersteunen, begeleiden en te monitoren. De psycholoog acht een GVM eveneens van belang om langdurig toezicht en controle uit te oefenen op verdachte. De reclassering onderschrijft de conclusie van de deskundigen om een GVM op te leggen. Met deze maatregel en voorwaarden kan verdachte in een forensisch kader langdurig worden ondersteund, begeleid en gemonitord, hetgeen passend is bij de aard en de ernst van onderhavige problematiek.
De rechtbank is gelet op het vorengaande van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte naast de (deels voorwaardelijke) straf de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na afloop van de proeftijd, indien dat tegen die tijd nodig blijkt, onder toezicht te stellen. Op die manier wordt het risico op herhaling van zedendelicten geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze maatregel moet worden gegeven is aan de officier van justitie, die na ommekomst van de proeftijd een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.