ECLI:NL:RBNNE:2023:3616

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
23/3247
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke schadevergoedingzaak

Op 23 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had de rechtbank verzocht om verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), te veroordelen tot vergoeding van schade op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 5 augustus 2023 vroeg verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij een spoedeisend belang had bij juridische bijstand in een aanstaande procedure over schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 16 augustus 2023 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij niet over de financiële middelen beschikt om een advocaat of deskundige in te schakelen. Verweerder heeft in zijn verweerschrift betoogd dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verzoeker een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en er geen acute noodsituatie is aangetoond.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden van verzoeker niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een spoedeisende situatie. Een financieel belang op zich is niet voldoende voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij er sprake is van een acute financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet in zo'n situatie verkeert en dat het verzoek om schadevergoeding op 21 september 2023 behandeld zal worden. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3247

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

Inleiding

Bij brief van 22 maart 2023 heeft verzoeker de rechtbank verzocht om verweerder op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen tot vergoeding van schade.
Op 5 augustus 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: verzoeker. Verweerder heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft op de zitting aangevoerd dat op 21 september 2023 zijn verzoek om schadevergoeding op de zitting behandeld gaat worden en dat hij een spoedeisend belang heeft bij het inschakelen van een advocaat of deskundige die hem in die bewerkelijke procedure kan bijstaan. Verzoeker heeft aangegeven dat hij zelf niet de financiële middelen heeft om dergelijke bijstand te bekostigen. Hij verzoekt de voorzieningenrechter dan ook om hem een bedrag toe te kennen, bijvoorbeeld een voorschot op de toe te kennen schadevergoeding, zodat hij juridische bijstand kan inschakelen.
3. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift van 10 augustus 2023 op het standpunt gesteld dat er geen spoedeisend belang is om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat verzoeker een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en dat ook verder van enige spoedeisendheid niet is gebleken.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van een spoedeisende situatie die het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt. Volgens vaste rechtspraak vormt een financieel belang, zoals in deze zaak, op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het treffen van een voorlopige voorziening zal wel in beeld kunnen komen indien het financiële belang zodanig zwaarwegend is dat sprake is van een acute financiële noodsituatie.
5. Uit hetgeen verzoeker heeft aangevoerd is de voorzieningenrechter niet gebleken dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeert. Verzoeker heeft op de zitting beaamd dat hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. Dat verzoeker, zoals hij op de zitting verder heeft verklaard, maandelijks veel geld kwijt is vanwege procedures die hij voert dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor verzoekers rekening en risico te blijven. Verzoeker heeft dan ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat hij de uitspraak in beroep over de schadevergoeding niet kan afwachten. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat het verzoek om schadevergoeding van verzoeker op 21 september 2023 op de zitting behandeld zal gaan worden.
6. De voorzieningenrechter merkt nog op dat de gevraagde voorziening voorts kan worden getroffen als het evident is dat aan verzoeker een schadevergoeding zal worden toegekend. Met evident wordt bedoeld dat dit zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht kan worden vastgesteld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan te nemen dat hiervan sprake is. Verzoeker heeft zelf gewezen op de bewerkelijkheid van de procedure over de door hem verzochte schadevergoeding. Verder heeft verweerder in zijn verweerschrift betwist dat verzoeker recht heeft op schadevergoeding.
7. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het verzoek niet spoedeisend. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
H. Siebers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.