Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel dienen te worden gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar jurisprudentie in een soortgelijke zaak gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 364 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uren. De raadsman heeft daarbij onder andere gewezen op de impact van de onderhavige strafzaak op de verdachte en het reclasseringsrapport, waarin de reclassering de kans op recidive als laag inschat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 1 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met een meisje van veertien jaar oud, terwijl hij op dat moment zelf reeds de leeftijd van zesentwintig jaren had bereikt. Door zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven. Zij moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zij genieten daarom op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde volwassenen, zoals verdachte.
De persoonlijke omstandigheden en omstandigheden waaronder het feit is begaan
Het contact tussen verdachte en het slachtoffer had aanvankelijk een vriendschappelijke basis en is in korte tijd uitgegroeid - volgens verdachte - tot een liefdesrelatie. De moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte en het slachtoffer veel met elkaar optrokken en close waren waarbij slachtoffer wel eens met haar benen over verdachte heen zat. Verdachte en slachtoffer kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer en hadden bijna dagelijks contact. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte en het slachtoffer regelmatig met elkaar optrokken en op sociaal en emotioneel niveau aansluiting bij elkaar vonden. De rechtbank weegt hierbij eveneens mee dat slachtoffer heeft verklaard dat de seks met verdachte wel “een beetje fijn voelde” en dat zij ook voordat zij seks had met verdachte, al enige seksuele ervaring had opgedaan.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie en ter zitting openheid van zaken gegeven en de bewezenverklaarde handelingen bekend. Uit het strafblad van verdachte, het Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 juli 2023, blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Tevens is er een reclasseringsrapport over verdachte opgemaakt. De reclassering schat de kans op herhaling van seksuele delicten in als laag. De reclassering adviseert dat verdachte meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en ambulante behandeling indien daarvoor indicaties zijn. Naast de ambulante behandeling wordt tevens geadviseerd een meldplicht aan verdachte op te leggen. De reclassering overweegt dat een gevangenisstraf mogelijk het verlies van verdachtes werk tot gevolg heeft waardoor zijn loopbaan wordt onderbroken en zijn maatschappelijke ontwikkeling kan stagneren.
De straf
Gezien de ernst van het feit ligt het opleggen van een gevangenisstraf het meest in de rede. De rechtbank zal echter - anders dan de officier van justitie - afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur, omdat dit niet opportuun wordt geacht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank stelt echter vast dat aan de vereisten van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is voldaan zodat het taakstrafverbod van toepassing is. Dit betekent dat er geen taakstraf kan worden opgelegd zonder daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de maximale taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 365 dagen waarvan 364 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de omvang van de taakstraf en de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.