ECLI:NL:RBNNE:2023:3567

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
18-068496-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 29 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het slachtoffer in de periode van 1 juni 2022 tot en met 1 september 2022. De rechtbank achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de aanvangsdatum van de pleegperiode vastgesteld op 1 juni 2022, waarbij de verdachte van eerdere data is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De reclassering heeft de kans op recidive als laag ingeschat en heeft geadviseerd tot ambulante behandeling en toezicht. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht en medewerking aan behandeling.

De rechtbank heeft de verdachte niet alleen veroordeeld voor de gepleegde feiten, maar ook de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden in overweging genomen. De verdachte had een vriendschappelijke relatie met het slachtoffer, die zich ontwikkelde tot een liefdesrelatie. De rechtbank heeft benadrukt dat minderjarigen in een kwetsbare positie verkeren en bescherming verdienen tegen seksuele uitbuiting door volwassenen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/068496-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 augustus 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.A.E.J. Koster, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 1 september 2022 te [adres] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, (meermaals):
- met zijn vingers en/of tong en/of penis de vagina van deze [slachtoffer] gepenetreerd en/of - met zijn handen de vagina en/of borsten van deze [slachtoffer] betast.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van juni tot en met september 2022 en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 augustus 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 15 november 2022,opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022245257 d.d. 27 februari 2023, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 november2022, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer]
.
Pleegperiode
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] in het verhoor bij de politie heeft verklaard dat de relatie tussen haar en verdachte is gaan groeien in de maanden april tot en met juli 2022. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de eerste keer seks met [slachtoffer] waarschijnlijk ergens midden juni 2022 heeft plaatsgevonden. Gelet op onder andere de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte, acht de rechtbank de aanvangsdatum zoals is genoemd door de raadsman in ieder geval aannemelijk en stelt de aanvangsdatum van de pleegperiode vast op 1 juni 2022. De rechtbank zal verdachte van de pleegperiode vóór 1 juni 2022 vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2022 tot en met 1 september 2022 te [adres] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, meermaals:
- met zijn vingers en tong en penis de vagina van deze [slachtoffer] gepenetreerd en - met zijn handen de vagina en borsten van deze [slachtoffer] betast.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel dienen te worden gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar jurisprudentie in een soortgelijke zaak gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 364 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uren. De raadsman heeft daarbij onder andere gewezen op de impact van de onderhavige strafzaak op de verdachte en het reclasseringsrapport, waarin de reclassering de kans op recidive als laag inschat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 1 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met een meisje van veertien jaar oud, terwijl hij op dat moment zelf reeds de leeftijd van zesentwintig jaren had bereikt. Door zijn handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven. Zij moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zij genieten daarom op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde volwassenen, zoals verdachte.
De persoonlijke omstandigheden en omstandigheden waaronder het feit is begaan
Het contact tussen verdachte en het slachtoffer had aanvankelijk een vriendschappelijke basis en is in korte tijd uitgegroeid - volgens verdachte - tot een liefdesrelatie. De moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte en het slachtoffer veel met elkaar optrokken en close waren waarbij slachtoffer wel eens met haar benen over verdachte heen zat. Verdachte en slachtoffer kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer en hadden bijna dagelijks contact. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte en het slachtoffer regelmatig met elkaar optrokken en op sociaal en emotioneel niveau aansluiting bij elkaar vonden. De rechtbank weegt hierbij eveneens mee dat slachtoffer heeft verklaard dat de seks met verdachte wel “een beetje fijn voelde” en dat zij ook voordat zij seks had met verdachte, al enige seksuele ervaring had opgedaan.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie en ter zitting openheid van zaken gegeven en de bewezenverklaarde handelingen bekend. Uit het strafblad van verdachte, het Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 juli 2023, blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Tevens is er een reclasseringsrapport over verdachte opgemaakt. De reclassering schat de kans op herhaling van seksuele delicten in als laag. De reclassering adviseert dat verdachte meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en ambulante behandeling indien daarvoor indicaties zijn. Naast de ambulante behandeling wordt tevens geadviseerd een meldplicht aan verdachte op te leggen. De reclassering overweegt dat een gevangenisstraf mogelijk het verlies van verdachtes werk tot gevolg heeft waardoor zijn loopbaan wordt onderbroken en zijn maatschappelijke ontwikkeling kan stagneren.
De straf
Gezien de ernst van het feit ligt het opleggen van een gevangenisstraf het meest in de rede. De rechtbank zal echter - anders dan de officier van justitie - afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur, omdat dit niet opportuun wordt geacht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank stelt echter vast dat aan de vereisten van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is voldaan zodat het taakstrafverbod van toepassing is. Dit betekent dat er geen taakstraf kan worden opgelegd zonder daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de maximale taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 365 dagen waarvan 364 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de omvang van de taakstraf en de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 364 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering datnodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
veroordeelde werkt mee aan verwijzing naar de AFPN en werkt mee aan verdiepingsdiagnostiek.Indien er indicaties zijn voor behandeling werkt veroordeelde hieraan mee. Hij stelt zich behandelbaar op. De behandeling start na indicatiestelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de behandelaar dit, in overleg met de reclassering, nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J. Faber en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2023.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.