ECLI:NL:RBNNE:2023:3526

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 23/2862
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken bestreden besluit

Op 22 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer LEE 23/2862. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de afwijzing van hun aanvraag. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekers het bestreden besluit niet hebben overgelegd. Dit is in strijd met artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een verzoek om voorlopige voorziening alleen kan worden behandeld als het relevante besluit is overgelegd.

De rechtbank heeft verzoekers eerder verzocht om dit verzuim te herstellen, maar ondanks herhaalde verzoeken en toezeggingen van verzoekers is er geen afschrift van het besluit ontvangen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen reden is gegeven voor het ontbreken van het besluit en dat er dus geen verontschuldiging voor dit verzuim is. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen.

De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2862

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 augustus 2023 in de zaak tussen

[namen] , uit [woonplaats] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de afwijzing van een aanvraag van verzoekers. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overleggen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de voorzieningenrechter – na een herstelmogelijkheid – het verzoek op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2.1.
Bij het verzoekschrift is het besluit waarop het verzoek betrekking heeft niet overgelegd. De rechtbank heeft verzoekers bij brief van 11 juli 2023 verzocht om binnen een week dit verzuim te herstellen. Bij e-mail van 27 juli 2023 heeft de rechtbank verzoekers gevraagd een bevestiging te sturen dat zij de brief van 11 juli 2023 hadden ontvangen. Op dezelfde dag hebben verzoekers geantwoord dat zij de brief niet hadden ontvangen, maar alsnog zouden reageren. Bij e-mailbericht van 1 augustus 2023 hebben verzoekers aangekondigd de volgende dag stukken toe te sturen. De rechtbank heeft echter tot op heden niets ontvangen.
2.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers geen afschrift van het besluit hebben overgelegd. Zij hebben geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:81, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:5, eerste lid, van de Awb.