ECLI:NL:RBNNE:2023:3524

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
18-231794-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor diefstallen met geweld en drugshandel

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 17 augustus 2023 een verdachte veroordeeld voor twee diefstallen met geweld, ook wel ripdeals genoemd. De verdachte heeft op 11 september 2022 een mes en een alarmpistool gebruikt om zijn slachtoffers te bedreigen en te slaan, waarna hij drugs heeft gestolen. Daarnaast is hij schuldig bevonden aan het bezit en de handel in hard- en softdrugs. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 263 dagen opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De zaak kwam aan het licht na een melding van een vechtpartij op het station in Leeuwarden, waar de verdachte en zijn slachtoffers betrokken waren bij een drugsdeal die uit de hand liep. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar oordeel. De verdachte is jong en heeft een gebrekkige ontwikkeling, wat heeft geleid tot de beslissing om een PIJ-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft geadviseerd dat deze maatregel niet in een JJI, maar in een alternatieve klinische setting moet worden uitgevoerd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/231794-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/102662-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 17 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd in het [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 03 augustus 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/231794-221.
hij, op of omstreeks 11 september 2022 te Leeuwarden, een hoeveelheid wiet en/of hasj, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een alarmpistool op zijn hoofd te slaan en/of door die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht te slaan en/of te stompen;
2.
hij, op of omstreeks 11 september 2022 te Leeuwarden, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad;
3.
hij, op of omstreeks 11 september 2022 te Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 196,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj)
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4. primair hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Leeuwarden, een hoeveelheid wiet en/of hasj, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen en/of met dat mes/voorwerp te slaan op het hoofd en/of door voornoemde
[slachtoffer 2] meermalen te slaan in het gezicht, althans op het hoofd;
subsidiair:
hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om wiet en/of hasj, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, voornoemde wiet en/of hasj, althans enig goed van zijn gading, heeft getracht af te pakken en/of mee te nemen, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp voorwerp, te tonen en/of met dat mes/voorwerp te slaan op het hoofd en/of door voornoemde [slachtoffer 2] meermalen te slaan in het gezicht, althans op het hoofd;
meer subsidiair: hij, op of omstreeks 6 mei 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door:
  • [slachtoffer 2] met (de onderzijde van) een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp meermalente slaan op het hoofd en/of
  • [slachtoffer 2] te duwen en/of
  • [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen op de neus, althans in het gezicht.
parketnummer 18/102662-23
1.
hij, in de periode van 7 maart 2023 tot en met 23 maart 2023 te [dorp] , gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 9,09 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of een onbekend gebleven hoeveelheid hennep, zijnde hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij, op of omstreeks 23 maart 2023 te [dorp] , gemeente Súdwest-Fryslân opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,55 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/231794-22 onder 1., 2., 3. en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/102662-23 onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten in de zaken met parketnummer 18/231794-22 en parketnummer 18/102662-23 geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbankparketnummer 18/231794-22 ten aanzien van feit 1.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 03 augustus 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Op 11 september 2022 was ik op het station in Leeuwarden. Ik had met iemand een afspraak gemaakt om drugs te kopen. Ik had een alarmpistool bij me. In de wc kregen we ruzie over de prijs van de drugs. Ik heb het wapen getrokken en op hem gericht. We hebben gevochten. Ik heb de drugs gepakt en ik ben weggerend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 13 september 2022,opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R022093 2022 241221 van 12 december 2022, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb hem meerdere keren met het vuurwapen op zijn hoofd geslagen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 8 november 2022,opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 11 september werd een afspraak gemaakt op Telegram en dat ging om 2 blokken hasj en de afspraak gemaakt over de prijs. En al snel een tijdstip en plek afgesproken. Dat was station Leeuwarden. We spraken omstreeks 6 uur af.
We gingen in de middelste wc. Ik heb hem 2 blokken hasj gegeven. De prijs was 580 euro wat we hadden afgesproken. Omdat er 4 gram verschil was heb ik hem korting gegeven. Dat was allemaal prima. De 2 blokken hasj legde die op de wasbak. Op een gegeven moment greep hij naar zijn zij. Ik dacht om geld te pakken. Maar op dat moment pakt hij een pistool. Laad hij door en richt hem met twee handen op mijn hoofd. Ik schrok en wist niet wat er gebeurde. Had het niet verwacht. Op het moment dat ik in de loop kijk pak ik dat ding eigenlijk meteen vast. En ontstaat er een worsteling. Op een gegeven moment raak ik de grip op het pistool kwijt en raakt hij mij zo’n 3 keer op het hoofd. Het begon gelijk te bloeden. Bij de laatste klap had ik het idee dat ik KO ging. Ik word wakker en kom bij.
Ik denk ik moet die 2 blokken hasj terug hebben. Want eigenlijk zijn die niet van mij, want die moeten nog afbetaald worden. Ik ga er gewoon achterna. Op dat moment zijn wij ter hoogte van [restaurant] of zo. Een pasta restaurant. Ik deel daar een klap uit. Hij komt daarbij ten val. Over en weer vallen wat klappen. Ik heb nog steeds het idee dat hij het pistool bij zich hebt. Op een gegeven moment zie ik bloed bij hem en denk ik nou is het klaar. Hij neemt de benen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
11 september 2022, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 0] :
Op 11 september 2022 omstreeks 18: 15 uur kreeg ik een melding dat er op het station een vechtpartij was geweest. Hierna hoorde ik dat de verdachte/het slachtoffer richting het centrum van Leeuwarden was gegaan. Het signalement betrof een man in een grijs trainingspak met een schoudertasje. Ik reed op de [adres] , ter hoogte van perceelnummer 2, en zag daar een man die voldeed aan het signalement. Ik zag dat dat hij een grijs trainingspak aan had en een schoudertasje om had. Ik zag dat hij zich verplaatste op de fiets. Ik naderde de manspersoon en zag dat er bloedvlekken op zijn kleding zaten. Hierop heb ik mijn dienstvoertuig stil gezet en heeft collega [naam] de manspersoon aangeroepen.
Tijdens de staande houding zag ik dat de manspersoon hoofdwond had en een bult op zijn voorhoofd had. Ik zag in het gezicht van verdachte aanzienlijke bloedvlekken. Ik en mijn collega [naam] hebben de manspersoon gevraagd hoe hij aan zijn verwondingen kwam. Ik hoorde dat hij zei: “Ik werd beroofd.”
Ten aanzien van de feiten 2. en 3.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2. en 3. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 03 augustus 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 13 september 2022, opgenomen oppagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 11 september 2022, opgenomen oppagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 13 september 2022, opgenomen oppagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] .
Ten aanzien van feit 4.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 03 augustus 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Op 6 mei 2022 was ik op het station in Leeuwarden. Ik had met iemand afgesproken om drugs te kopen. Ik was van plan die man te rippen en niet te betalen voor de drugs. Ik heb die man geslagen. Het zou kunnen dat ik hem met een mes heb geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlage van
6 mei 2022, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 6 mei 2022 stapte ik uit de trein op het centraal station in Leeuwarden. Iets na 15:30 uur ben ik bij de middelste wc naar binnengelopen. Ik zag dat er een jongen voor mij stond. Ik zag dat de jongen een groot mes in zijn rechterhand droeg. Vervolgens voelde ik dat de jongen met de onderkant van het mes, het handvat, tegen mijn achterhoofd sloeg. Ik voelde dat hij dat met kracht deed. Vervolgens zijn we in worsteling geraakt. Ik voelde dat de jongen mij een paar klappen in mijn gezicht gaf waardoor ik een bloedneus kreeg. Vervolgens zag ik dat de jongen mij los liet en dat hij de wc uit vluchtte. Ik zag dat hij naar de rechterkant toe rende in de richting van de centrale in- en uitgang. Ik heb licht letsel opgelopen door de poging beroving. Ik voel een bult op mijn achterhoofd en ik heb 2 schaafwondjes op mijn linker pols. Na het incident voelde ik pijn op mijn achterhoofd door de klap met mes.
Het mes waar de jongen mij mee bedreigd had, kan ik omschrijven als een soort jachtmes, zo’n Rambo-mes. Ik denk dat het lemmet van het mes ongeveer 30 cm lang was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2022, opgenomen op pagina 272 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 17 mei 2022 was ik bij aangever [slachtoffer 2] thuis.
Ik stelde hem vervolgens de vraag of de date op het station een seksdate was of een drugsdate. Aangever [slachtoffer 2] vertelde dat het een drugsdate was. Ik vroeg aan aangever [slachtoffer 2] of hij de verkoper van de drugs was of de koper van de drugs. Aangever [slachtoffer 2] vertelde dat hij de verkopende partij was van 80 gram hasj voor 320 euro. Aangever [slachtoffer 2] vertelde dat hij was beroofd van de hasj. Aangever [slachtoffer 2] vertelde dat hij via Telegram contact had gehad met de man die hem beroofd had.
Parketnummer 18/102662-23
ten aanzien van de feiten 1. en 2.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1. en 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 03 augustus 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 25 maart2023, opgenomen pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023074437 van 26 maart 2023, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2023,opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 25 maart2023, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen met bijlage van 5 april 2023, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/231794-23 onder 1., 2., 3. en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/102662-23 onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/231794-221.
hij op 11 september 2022 te Leeuwarden een hoeveelheid hasj, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een alarmpistool op zijn hoofd te slaan en door die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht te slaan;
2.
hij op 11 september 2022 te Leeuwarden, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 11 september 2022 te Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad 196,2 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4. primair hij op 6 mei 2022 te Leeuwarden een hoeveelheid hasj, die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door voornoemde [slachtoffer 2] een mes te tonen en met dat mes te slaan op het hoofd en door voornoemde [slachtoffer 2] meermalen te slaan in het gezicht;
parketnummer 18/102662-23
1.
hij in de periode van 7 maart 2023 tot en met 23 maart 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 9,09 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 23 maart 2023 te [dorp] , gemeente Súdwest-Fryslân opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,55 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/231794-22
feit 1. diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4. primair diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
parketnummer 18/102662-23
feit 1.
ten aanzien van het verkopen en afleverenmedeplegen van de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het vervoerenmedeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het aanwezig hebbenopzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/231794-22 onder 1., 2., 3., 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/102662-23 onder 1. en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en aansluitend de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder: PIJ-maatregel).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de conclusies van de deskundigen met betrekking tot de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte over te nemen. Zij heeft primair gepleit voor een aanhouding van de zaak om de Raad voor de Kinderbescherming opdracht te geven de mogelijkheden van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te onderzoeken. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de deskundigen hebben aangegeven dat verdachte een lange behandeling nodig heeft en een onvoorwaardelijke PIJmaatregel adviseren, maar dat zij niet de mogelijkheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel hebben onderzocht. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van plaatsing in een alternatieve setting zoals Catamaran, omdat de deskundigen zich zorgen maken over een plaatsing in een JJI. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd de jeugddetentie gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest omdat verdachte zo spoedig mogelijk met de behandeling zou moeten beginnen. Voor het geval de rechtbank een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel oplegt, heeft de raadsvrouw verzocht een overweging ten overvloede op te nemen, in die zin dat de PIJ-maatregel ten uitvoer zal worden gelegd in een alternatieve setting. Tot slot heeft de raadsvrouw heeft verzocht bij vervroeging uitspraak te doen omdat ook binnen JJI lange wachtlijsten zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 31 juli 2023, de klinisch multidisciplinaire rapportage van Forensisch centrum Teylingereind van 13 juli 2023, opgemaakt door dr. S.L. Hillege-Van Woerden, GZpsycholoog en drs. T. den Boer, psychiater, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met geweld op 6 mei 2022 en 11 september 2022. Beide feiten betroffen zogeheten ripdeals. Via Telegram werd met de slachtoffers een afspraak gemaakt om, op het station in Leeuwarden, drugs te kopen. In de toiletten, waar de overdracht plaats zou vinden, ging het daarna mis. Verdachte trok op 6 mei 2022 een mes en op 11 september 2022 een alarmpistool en bedreigde zijn slachtoffers. Vervolgens ontstond een vechtpartij. Beide slachtoffers zijn met het door verdachte meegebrachte wapen geslagen waarbij ze letsel hebben opgelopen. Daarna greep verdachte de drugs en is hij gevlucht. Verdachte is bij één van die ripdeals zelf ook gewond geraakt.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Daarnaast hebben deze feiten voor maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid gezorgd, nu de ripdeals zich op klaarlichte dag afspeelden in het treinstation, waardoor er veel personen in de buurt van de delicten aanwezig waren. De rechtbank acht het daarbij verontrustend, zeker gelet op de jonge leeftijd van verdachte, dat hij zich voor die ripdeals doelbewust heeft bewapend met een (verboden) alarmpistool of mes.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van hard- en softdrugs en het dealen van drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
PIJ-maatregel
De vereisten om een PIJ-maatregel op te leggen staan opgesomd in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht. Het moet gaan om een strafbaar feit met -voor zover van belang- een strafmaximum van tenminste vier jaren gevangenisstraf, er moet sprake zijn van een stoornis of gebrekkige ontwikkeling van verdachte, de veiligheid van personen of de algemene veiligheid van personen of goederen moet oplegging van de maatregel eisen en de maatregel moet in het belang zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de in de zaak met parketnummer 18/231794-22 onder 1. en 4. primair en de in de zaak met parketnummer 18/102662-23 onder 2. bewezenverklaarde feiten, feiten betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Uit het klinisch multidisciplinair onderzoek Pro Justitia blijkt dat de deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en zijn er zorgen over zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Tevens is sprake van een stoornis in cannabisgebruik en problemen in de ouder-kindrelatie. Volgens de deskundigen is dit van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Er is sprake van een initieel doelbewust en weloverwogen handelen, dat voortkomt uit en samenhangt met de onderliggende pathologie. De geschetste psychopathologie en het disfunctioneren op verschillende gebieden, samenhangend met deze problematiek, heeft een dusdanige invloed op het denken en handelen van verdachte dat hij werd beïnvloed in zijn keuze- en handelingsmogelijkheden. De deskundigen adviseren het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusie over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid, dat verdachte de in de zaken met parketnummer 18/231794-22 onder 1. en 4. primair en parketnummer 18/102662-23 onder 2. bewezen verklaarde feiten in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De deskundigen hebben verder geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een hoog risico op recidive van een (gewelddadig) vermogensdelict, wanneer er geen passend kader, controle en ook behandeling worden geboden. Vanuit zijn problematiek is er sprake van beperkte probleemoplossende vaardigheden, een afgevlakt gevoelsleven en egocentrische gerichtheid. Tevens is hij op zoek naar de voldoening (‘adrenaline rush’) die gepaard gaat met spanningsvolle criminele handelingen. Verdachte heeft een ander of externe kaders nodig om situaties vanuit een breder perspectief te zien en hierin gevolgen voor zichzelf en anderen mee te wegen in zijn gedrag. Hij is primair gericht op eigen behoeftebevrediging en persoonlijk gewin. Het ontstaan van dit gedrag is vanuit zijn ontwikkelgeschiedenis navolgbaar, maar gezien het langdurige en hardnekkige karakter zeker zorgelijk.
Hoewel verdachte niet meteen beïnvloedbaar overkomt, laat hij zich wel aantrekken tot negatieve en criminele leeftijdsgenoten, waarbij hij nog steeds loyaliteit ervaart. Beschermende factoren zijn er dan ook nauwelijks, ondanks het feit dat verdachte een familie heeft die om hem geeft. Hoewel hier enige bescherming vanuit zou kunnen gaan, heeft dit er tot op heden niet aan bijgedragen dat hij is gestopt met zijn criminele gedrag.
Ter voorkoming van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte vinden de deskundigen het noodzakelijk dat verdachte langdurig wordt behandeld. Bij verdachte is ernstige problematiek vastgesteld, die zorgen oproept met betrekking tot zijn verdere ontwikkeling en die verbonden is aan het recidiverisico. Inzet van intensieve hulpverlening tijdens zijn schorsing heeft niet geleid tot een verandering in zijn gedrag. Zijn zelfinzicht en probleembesef zijn beperkt, terwijl de potentieel beschermende rol vanuit zijn familie onvoldoende invloed blijkt te hebben. De aard van de feiten, in samenhang met het voorgaande, is zodanig dat een beveiligende context noodzakelijk geacht wordt om (de start van) de beoogde behandeling vorm te kunnen geven. Dit leidt tot het advies verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Verder merken de deskundigen op dat er binnen een gesloten behandelsetting van een JJI een risico tot verdere verharding en afvlakking en daarmee voorzetting van de criminele ontwikkeling wordt gezien. Daarnaast is er ook sprake van enige zachte kanten bij verdachte en wordt er ruimte voor ontwikkeling gezien. Daarom is nadrukkelijk overwogen of een ambulante behandelsetting en/of een voorwaardelijk juridisch kader tegemoet zou komen aan het beschreven risico en de zorgen omtrent zijn ontwikkeling. Deze overwegingen zijn ook besproken met de jeugdreclassering en Raad voor de Kinderbescherming. Samenhangend met de onderliggende problematiek is er bij verdachte sprake van beperkt probleembesef en een beperkte mate van zelfinzicht. Hij is onvoldoende gemotiveerd om zich in te zetten voor een behandeling, gericht op gedragsverandering. De eerder ingezette intensieve behandelinterventies, zonder gunstig resultaat (waaronder MDFT en ITB Harde Kern), de nieuwe feiten die plaatsvonden tijdens schorsing van de preventieve hechtenis en de beschreven zorgelijke ontwikkeling, maken dat een voorwaardelijk kader echter als ontoereikend wordt beschouwd.
De Raad voor de Kinderbescherming komt in haar rapport eveneens tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel nodig is. Daarnaast heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. De prioriteit dient bij behandeling te liggen.
Gelet op voornoemde adviezen, ziet de rechtbank geen aanleiding de mogelijkheid van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te onderzoeken. Het primaire verzoek van de raadsvrouw tot aanhouding van de zaak wordt daarom afgewezen.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Hiermee is voldaan aan de vereisten om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, zoals neergelegd in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de ernst van de begane feiten acht de rechtbank de geadviseerde PIJ-maatregel passend en geboden en zal deze dan ook opleggen.
Dit is de enige passende manier waarop de maatschappij kan worden beveiligd en verdachte toekomt aan een intensieve behandeling, waardoor het recidiverisico vermindert en zijn ontwikkelingsperspectief verbetert.
Daarbij deelt de rechtbank de zorgen van deskundigen omtrent de tenuitvoerlegging van de PIJmaatregel in een JJI. Ter zitting heeft de heer Teeken van de jeugdreclassering verklaard dat een alternatieve setting, zoals de [kliniek] , een (veel) betere optie is voor de behandeling van verdachte dan een behandeling in een JJI.
De rechtbank overweegt dat een PIJ-maatregel ten uitvoer kan worden gelegd in een JJI, maar ook op een andere plek (artikel 77s lid 6 Sr). De rechtbank maakt gebruik van haar adviseringsbevoegdheid ex artikel 6:1:1 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering en adviseert dat de maatregel niet in een JJI wordt ten uitvoer gelegd, maar in de [kliniek] of een soortgelijke kliniek.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verlenging van de
PIJ- maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Op te leggen straf
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de in de multidisciplinaire rapportage omschreven persoonlijke problematiek van verdachte, vindt de rechtbank een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat aan verdachte tevens de PIJ-maatregel zal worden opgelegd. Op de jeugddetentie wordt de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 56, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg en 312 van het Wetboek van
Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de
Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/231794-22 onder 1., 2., 3., 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/102662-23 onder 1. en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 263 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Adviseert dat de maatregel niet in een JJI maar in de [kliniek] of een soortgelijke kliniek ten uitvoer wordt gelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door
D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 augustus 2023.