ECLI:NL:RBNNE:2023:3484

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 23/2953
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van verzoek voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland het verzoek van een minderjarige, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.T. Hoen, om vergoeding van proceskosten na de intrekking van zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland, dat op 6 juli 2023 was genomen. De minderjarige had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar trok zijn verzoek in nadat het bestuursorgaan had aangegeven de werking van het besluit op te schorten totdat op het bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting. In de beoordeling stelt de voorzieningenrechter vast dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalen van griffierecht een voorwaarde is voor de inhoudelijke behandeling van een verzoek om proceskostenvergoeding. De griffier had de verzoeker op 18 juli 2023 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken, maar verzoeker heeft dit niet gedaan. Hierdoor is het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2953

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[minderjarige] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.T. Hoen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland, verweerder
(gemachtigde: W. Wieringa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn verzoek tegen het besluit van verweerder van 6 juli 2023. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 juli 2023.
1.1.
Hij heeft het verzoek ingetrokken omdat verweerder heeft laten weten de werking van dit besluit op te schorten totdat op het bezwaar is beslist.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat uit de systematiek van de Awb volgt dat pas aan een inhoudelijke beoordeling van een verzoek om proceskostenveroordeling kan worden toegekomen, indien is voldaan aan de eisen van artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het betalen van het griffierecht is een voorwaarde voor het inhoudelijk behandelen van een verzoek om het verwerende bestuursorgaan, na intrekking van het verzoek, op grond van artikel 8:75a van de Awb te veroordelen in de kosten van de procedure.
3. Iemand die een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening doet, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. De griffier stelt op grond van artikel 8:82, derde lid, in samenhang met artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen ander als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
4. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 18 juli 2023 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit de gegevens van track & trace van PostNL [code] maakt de voorzieningenrechter op dat de nota is bezorgd op 20 juli 2023 om 12:40 uur. Verzoeker heeft het griffierecht vervolgens niet betaald.
5. Het verzoek om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).