Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd. Op 3 mei 2020 zijn in een loods aan de [adres] vaten aangetroffen met daarin een vloeistof die onder andere amfetamine en methamfetamine bevatte. Medeverdachte [naam 1] (hierna: [naam 1] ) huurde deze loods en verdachte en [naam 1] zijn meerdere malen in de loods geweest. In combinatie met onder meer het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het telefonische verhoor van getuige [naam 2] (hierna: [naam 2] ) kan bewezen worden dat verdachte en [naam 1] de vaten tezamen en in vereniging hebben vervoerd en aanwezig gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de in de loods aanwezige vaten kort gezegd - drugsafval bevatten, noch dat verdachte betrokken is geweest bij de opslag en het vervoeren van die vaten. Verdachte was af en toe in de betreffende loods omdat hij daar gereedschap voor zijn te starten klusbedrijf had opgeslagen, wat ook daadwekelijk in de loods is aangetroffen. Het is goed mogelijk dat anderen de vaten er hebben gebracht buiten zijn aanwezigheid en medeweten.
Met betrekking tot getuige [naam 2] heeft de raadsvrouw erop gewezen dat hij door de rechtercommissaris is gehoord en heeft verklaard dat hetgeen de politie heeft genoteerd met betrekking tot zijn telefonische verhoor onjuist is. [naam 2] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat de blauwe vaten werden uitgeladen. Het betreffende proces-verbaal van bevindingen kan dan ook niet bijdragen aan het bewijs en ook overigens is er onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de opslag en het vervoer van de vaten.
Oordeel van de rechtbank
Bruikbaarheid proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot verhoor [naam 2]
De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot (de bruikbaarheid van) hetgeen door de politie aangaande de (telefonische) verklaring(en) van [naam 2] is weergegeven.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2020
1werd de loods aan de [adres] ontruimd op 4 mei 2020. De daarbij aanwezige verbalisanten [naam 6] en [naam 7] werden die dag aangesproken door de eigenaar van het bedrijf gevestigd aan de [adres] . De man vertelde hen dat de vaten die zijn aangetroffen in het pand zijn uitgeladen uit een huurauto van [bedrijf] met kenteken [kenteken] . Naar aanleiding van deze informatie is vervolgens door verbalisant [naam 3] telefonisch contact opgenomen met deze man; dit bleek getuige [naam 2] te zijn. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2023
2gaf [naam 2] ook aan [naam 3] vervolgens een kenteken van een huurauto door en verklaarde hij dat hij had gezien dat twee mannen blauwe vaten uit de auto haalden en in de loods zetten. Met name in het tweede procesverbaal van bevindingen zijn deze en nog andere door [naam 2] genoemde waarnemingen in detail weergegeven.
De rechtbank stelt voorop dat in het geval van een door een verbalisant op ambtseed opgemaakt proces-verbaal in beginsel wordt uitgegaan van de juistheid daarvan. Helemaal nu in dit geval maar liefst sprake is van drie verbalisanten die (in twee afzonderlijk opgemaakte processen-verbaal) op ambtseed hebben verklaard dat [naam 2] (een kenteken noemde en) sprak over het uitladen van vaten, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de bedoelde processen-verbaal.
Dat [naam 2] - op verzoek van de verdediging - op 29 maart 2023 is gehoord bij de rechtercommissaris en heeft verklaard dat de politie zijn verklaring destijds onjuist heeft genoteerd, maakt het voorgaande niet anders, temeer gelet op de aanleiding van dit verhoor, zoals blijkt uit een procesverbaal van bevindingen gedateerd 7 februari 2023.
3Hieruit volgt namelijk dat [naam 2] in december 2022 op zijn werk is bezocht door medeverdachte [naam 1] , die op dat moment al was veroordeeld wegens het vervoeren en aanwezig hebben van de vaten met drugsafval. Daarvan gaf [naam 1] [naam 2] de schuld. [naam 1] had zijn advocaat aan de telefoon, die vervolgens met [naam 2] in gesprek ging over zijn verklaring. Toen [naam 2] aangaf dat hij niet tegen de politie heeft gezegd dat hij [naam 1] had herkend, verzocht de advocaat [naam 2] om dit op papier te zetten. Later die dag ontving [naam 2] per mail een door de advocaat opgestelde verklaring die op allerlei punten afwijkt van [naam 2] eerdere verklaring. [naam 2] heeft deze niet ondertekend en heeft hier niet op gereageerd. Vervolgens is hij opgeroepen om bij de rechter-commissaris om als getuige te worden gehoord.
Uitgaand van de geschetste - en wat de rechtbank betreft zeer ongewenste - gang van zaken acht de rechtbank het goed voorstelbaar dat [naam 2] zich verre van vrij heeft gevoeld om bij zijn oorspronkelijke verklaring te blijven. Aan het wijzigen van zijn verklaring, bijna drie jaren na dato, hecht de rechtbank dan ook geen waarde. De rechtbank acht de betreffende processen-verbaal van bevindingen dan ook betrouwbaar en zal deze bezigen tot het bewijs.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen
4de volgende feiten vast.
Op zondag 3 mei 2020 trof de politie in een loods aan de [adres] 34 vaten (met een inhoud van 200 liter) en 106 jerrycans (met variërende inhoudsmaat) aan.
56De vaten waren afgedekt met een donker afdekkleed en in de loods was een chemische lucht waar te nemen.
7Door de politie werd de inhoud van de vaten onderzocht, waarna werd geconcludeerd dat met uitzondering van één vat de vaten en jerrycans geheel waren gevuld met synthetisch drugsafval afkomstig van de productie van BenzylMethylKeton(BMK) en amfetamine.
8De aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) ingestuurde monsters van uit de vaten afkomstige vloeistoffen bleken na laboratoriumonderzoek amfetamine en metamfetamine te bevatten.
9
De betreffende loods is eigendom van getuige [naam 5] (hierna: [naam 5] ) en werd sinds 15 april 2020 verhuurd aan [naam 1] .
10Er waren drie sleutels van de loods. [naam 1] en verdachte hadden allebei een sleutel. [naam 5] herkent verdachte en [naam 1] op camerabeelden van het terrein.
11Ook verdachte en [naam 1] herkennen zichzelf op camerabeelden van het terrein en hebben verklaard dat zij meermalen in de loods zijn geweest.
1213
[naam 2] zag vanuit het tegen de loods overgelegen bedrijfspand dat twee mannen meerdere keren bij de loods waren. Hij zag dat de mannen op twee dagen gebruik maakten van een huurauto van [bedrijf] met het kenteken [kenteken] . [naam 2] zag dat de twee mannen blauwe vaten uit de auto haalden en in de loods zetten. Dit waren dezelfde mannen als de mannen die hij de dagen daarvoor veelvuldig bij de loods heeft gezien.
14
De door [naam 2] waargenomen huurauto bleek op naam van verdachte te zijn gehuurd op 15 en 16 april 2020. In dat tijdsbestek was er 708 kilometer met de auto gereden.
15. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij de auto had gehuurd. Een door verdachte gebruikte telefoon straalde op 15 april 2020 op meerdere tijdstippen een zendmast aan in de nabijheid van de loods.
16Toen [naam 5] op 17 april 2020 in de loods was, lag het donkere dekkleed met daaronder vermoedelijk de vaten al in de loods.
17
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [naam 1] zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van - kort gezegd - drugsafval. De rechtbank zal het ten laste gelegde dan ook bewezen verklaren.