Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een werkstraf van rond de 120 uur aan verdachte. Daarnaast kan aan hem een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd, maar dan geheel voorwaardelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Hij is op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen met als gevolg een frontale botsing met de door het slachtoffer bestuurde auto. Het slachtoffer heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 januari 2023 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door op eigen initiatief contact op te nemen met de politie en navraag te doen naar het slachtoffer. Hij heeft haar daarna een bos bloemen met een kaart gestuurd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij erg ontdaan is geweest, en nog is, door het incident waarbij door zijn foute verkeersgedrag een ander zeer nadelige gevolgen heeft ondervonden. Verdachte heeft ook maatregelen genomen met betrekking tot zijn leefstijl zodat hij zijn volledige aandacht bij het verkeer kan hebben wanneer hij zich daarin begeeft.
De rechtbank acht, alles afwegende, het opleggen van een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf en de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS.
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden in combinatie met de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de ontzegging van de rijbevoegdheid enkel in voorwaardelijke vorm op te leggen en de daarbij behorende proeftijd te bepalen op één jaar.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.