Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke straf. Oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden is niet (meer) noodzakelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportages d.d. 7 oktober 2021, 20 januari 2022 en 1 augustus 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt. De Vietnamese tante van verdachte, [medeverdachte 1] , heeft samen met onder meer twee Nederlandse mannen een hennepstekkerij met meer dan vierduizend planten gerund. Verdachte spreekt zowel Vietnamees als Nederlands en trad op verzoek van haar tante op als tolk. Hierdoor is zij behulpzaam geweest bij het telen van hennep.
In de reclasseringsrapporten wordt onder meer genoemd dat verdachte het feit vermoedelijk heeft gepleegd uit loyaliteit naar haar tante. Verdachte had aanvankelijk problemen op verschillende leefgebieden, maar haar situatie is na verloop van tijd gestabiliseerd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Verdachte staat open voor hulp en de reclassering acht toezicht en behandeling geïndiceerd om verdachte verder te ondersteunen in haar proces van bewustwording en assertiviteitsontwikkeling.
Ter zitting heeft verdachte verteld dat zij inmiddels - vier maanden na oplevering van het laatste reclasseringsrapport - niet meer in de schuldsanering zit en dat zij werkt met behoud van uitkering. Zij heeft geleerd van de situatie en acht hulp van de reclassering inmiddels niet meer nodig.
Gelet op het beperkte aandeel dat verdachte heeft gehad in de hennepstekkerij acht de rechtbank een taakstraf een passende strafmodaliteit. De rechtbank slaat tevens acht op de omstandigheden waaronder verdachte bij de hennepstekkerij betrokken is geraakt. De rechtbank acht het voorstelbaar dat het lastig was voor verdachte om de verzoeken van haar tante om als tolk op te treden te weigeren als haar jongere nichtje. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte niet lijkt te hebben gehandeld uit winstbejag; nergens blijkt uit dat zij voor het tolken betaald kreeg. Verdachte is niet eerder in aanraking is geweest met justitie en heeft (mede gelet op de relatief eenvoudige aard van het verwijt) lang in onzekerheid gezeten over de afdoening van haar strafzaak.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 100 uur passend en geboden. De rechtbank zal geen voorwaardelijk deel opleggen, gelet op het feit dat zij haar leven weer op orde lijkt te hebben en een stok achter de deur niet meer nodig lijkt.