ECLI:NL:RBNNE:2023:3354

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
18-050933-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, voorbereidingshandelingen en witwassen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 590 gram cocaïne en 133 gram heroïne, alsook aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Daarnaast heeft de verdachte in een periode van vijf jaar een geldbedrag van in totaal ongeveer €52.673,- witgewassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opgelegd, die gericht zijn op het voorkomen van recidive en het bevorderen van de rehabilitatie van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 februari 2023 in Groningen opzettelijk cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad en voorbereidingshandelingen heeft verricht. De verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de feiten, maar heeft wel geprobeerd de hoogte van het witwasbedrag te betwisten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs dat door het openbaar ministerie is aangedragen, zoals proces-verbaal van bevindingen en rapporten van het NFI, in haar oordeel betrokken.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de volksgezondheid en de legale economie, en de recente veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is, en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De inbeslaggenomen goederen, waaronder telefoons en weegschalen, zijn verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer, omdat deze zijn gebruikt voor de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.050933.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21.001153.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 augustus 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Groningen (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkten/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne (590 gram) en/of een hoeveelheid heroïne (133 gram) in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Groningen opzettelijk om een feit, als bedoeld in het vierdeof vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten, een hoeveelheid fenacetine (614 gram) en/of twee weegschalen en/of een geldbedrag te weten (in totaal ongeveer) €13.775,- voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2018 tot en met 19 februari 2023 te Groningen, en/of(elders) in Nederland, een voorwerp, te weten (in totaal ongeveer) €52.673,- euro, in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans (telkens) redelijkerwijs moest vermoeden, dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde handel en het onder 2 ten laste gelegde geldbedrag.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat blijkens het financiële onderzoek verdachte in de genoemde periode een onverklaarbaar vermogen ter hoogte van € 52.673,- heeft gehad en dat daarmee een gerechtvaardigd vermoeden is dat voornoemd geldbedrag een criminele herkomst heeft. Verdachte heeft geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven, nu hij zich bij ieder verhoor op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De door verdachte afgelegde verklaring ter zitting - betreffende het doel om de verdovende middelen te verhandelen, het zwartgeld en de inrichting van zijn woning - maakt dat niet anders, gezien het stadium en de concreetheid van deze verklaring. Derhalve kan het niet anders zijn dan dat het bedoelde geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf en verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde witwassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor wat betreft de feiten 1 en 2 geen bewijsverweer gevoerd. De raadsman heeft bij feit 1 wel een nuancering gemaakt, dat een kleinere hoeveelheid verdovende middelen door het NFI is getest dan in de tenlastelegging staat opgenomen.
Ten opzichte van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat het witwasbedrag naar beneden dient te worden bijgesteld. Immers heeft verdachte geen bedrag overeenkomstig de Nibud-maatstaf ter hoogte van € 4.302,- aan de inboedel, het huis en de tuin uitgegeven, aangezien zijn woning een studio zonder tuin betreft en de meubels van verwaarloosbare waarde zijn (gratis verkregen). Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat hij de verdovende middelen, gewaardeerd op € 18.909,-, op de pof heeft verkregen en dat bedrag zou pas worden afgerekend op het moment dat de verdovende middelen van de hand zouden zijn gedaan, hetgeen niet ongebruikelijk is in het drugscircuit. Het voorgaande levert een naar beneden bijgesteld witgewassen bedrag op van in totaal € 29.462,-.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2023,opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002023045291 d.d. 20 juni 2023, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 27 februari2023 met als bijlagen zes rapporten van het NFI betreffende NFiDENT-onderzoek, opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
Feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 augustus 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal financieel onderzoek d.d. 25 mei 2023,opgenomen op pagina 131 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002023045291 d.d. 20 juni 2023, inhoudend het relaas van verbalisant [naam 6] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 februari 2023 te Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid cocaïne(590 gram) en een hoeveelheid heroïne (133 gram) in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op 19 februari 2023 te Groningen opzettelijk om een feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lidvan artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen, te weten, een hoeveelheid fenacetine (614 gram) en twee weegschalen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
hij in de periode van 19 februari 2018 tot en met 19 februari 2023 te Groningen, of elders inNederland, een voorwerp, te weten enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij telkens wist, dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

het opzettelijke handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden ofte bevorderen, voorwerpen en stoffen, voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan een gedeelte van vijf maanden in voorwaardelijke zin met een proeftijd van drie jaar dient te worden opgelegd en waaraan de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden moeten worden gekoppeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal zes maanden, zo nodig aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Dit is in aansluiting op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting betreffende het aanwezig hebben van harddrugs en de dusdanige kwalificatie van de voorbereidingshandelingen en het witwassen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 590 gram cocaïne en 133 gram heroïne en het treffen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet. Ook heeft verdachte in een periode van vijf jaren een geldbedrag witgewassen. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en drugshandel en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Drugsgebruik levert een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat regelmatig drugsgebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich mee kan brengen. Witwassen van crimineel geld vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, omdat de inkomsten uit misdrijven op deze manier aan het zicht van justitie worden onttrokken. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat uit de justitiële documentatie van 19 juli 2023 volgt dat verdachte (zeer) recentelijk onherroepelijk is veroordeeld voor het begaan van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 15 mei 2023. De reclassering heeft gerapporteerd dat een gevangenisstraf niet zal leiden tot verlies van woonruimte, aangezien de woning van verdachte zeer waarschijnlijk zal worden gesloten, en er nog geen sprake is van gestarte interventies die hierbij worden onderbroken. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (plus), diagnostiek/ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de straf in strafverzwarende zin rekening houden met het gegeven dat verdachte onlangs onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten als in onderhavige zaak. De rechtbank acht daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stok achter de deur.
Alles afwegende kan de rechtbank zich vinden in de strafeis zoals deze door de officier van justitie is gesteld. De rechtbank acht dan ook een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank legt daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, een en ander zoals hierna in het dictum is bepaald.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst genoemde (verdovende) middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de op de beslaglijst vermelde telefoons en weegschalen worden verbeurdverklaard. Immers is een van de twee telefoons onderzocht en hieruit blijken gesprekken die zien op de handel in verdovende middelen. De andere telefoon is niet onderzocht, maar gelet op de sterke aanwijzingen op handel in verdovende middelen is aannemelijk dat ook die telefoon in dat kader is gebruikt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder 11 en 12 vermelde telefoons en onder 4 en 5 vermelde weegschalen, vatbaar voor verbeurdverklaring nu daarmee feit 2 is begaan en deze toebehoren aan verdachte. De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder 1 tot en met 3 en 14 tot en met 22 vermelde (verdovende) middelen, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu deze goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest van 4 juli 2022 van de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof ArnhemLeeuwarden te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 7 oktober 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 19 juli 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de gevangenisstraf dient te worden omgezet in een taakstraf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet daarbij, anders dan de raadsman, geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 5 maanden), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich meldt binnen een week na zijn detentie bij Reclassering Nederland op hetadres Leonard Springerlaan 21 te Groningen. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie cova (plus) of een anderegedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, als dit uit de diagnostiek naar voren komt. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde laat zich diagnosticeren door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, tebepalen door de reclassering. Op basis hiervan kan indien geïndiceerd een behandelplan op gesteld worden, dit zou eveneens een gedragsinterventie kunnen inhouden. De behandeling duurt de gehele
proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van dagbesteding, met een vastestructuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik tebeheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

  • 1 STK GSM, Apple Iphone Xs (1577372);
  • 1 STK GSM, Apple (1577374);
  • 1 STK Weegschaal, zwart (1577378);
  • 1 STK Weegschaal, zwart, merk: Soehnle (1577379).

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:

  • 38 bolletjes met brutogewicht van 7,5 gram (G1577359);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G1577361);
  • 11 bolletjes (G1577362);
  • 9 bolletjes (G1577364);
  • 3 bolletjes (G1577367);
  • 2 bolletjes, 1000 gram (G1577369);
  • 2 bolletjes (G1577371);
  • zak plastic (G1577382);
  • zak plastic (G1577384);
  • zak plastic (G1577385);
  • 620 GR Opium (1577384);
  • 587 GR Opium (1577382);- 136 GR Opium (1577385).
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21.001153.22:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 4 juli 2022, te weten: 3 maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. M.M.A. van Capelle en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 augustus 2023.
Mr. M.M.A. van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.