ECLI:NL:RBNNE:2023:3289

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
18-291702-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, bedreigingen en vernieling met een slagboom

Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 9 november 2022 in Ter Apel met een slagboom heeft geslagen naar auto’s, wat leidde tot ernstige beschuldigingen van poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en kreeg daarnaast de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn acties niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht, maar ook angst en schade heeft veroorzaakt bij de betrokken automobilisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis en een verstandelijke beperking, in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden en TBS geëist, wat de rechtbank heeft overgenomen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor [slachtoffer 1] vaststelde op € 4.114,41, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/291702-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboortedatum 2] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Schlepers, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, hebbende verdachte, zulks terwijl die [slachtoffer 1] zich in een personenauto bevond en hiermee reed,
-met een slagboom tweemaal (met kracht) tegen de voorruit van de door die [slachtoffer 1] bestuurde auto geslagen en/of waarbij die ruit (deels) werd verbrijzeld en/of
-vervolgens tegen het zijportier van de auto, nabij de ruit van de bestuurderszitplaats, (met kracht) met deze slagboom in horizontale positie geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hebbende verdachte, zulks terwijl die [slachtoffer 1] zich in een personenauto bevond en hiermee reed,
-met een slagboom tweemaal (met kracht) tegen de voorruit van de door die [slachtoffer 1] bestuurde auto geslagen en/of waarbij die ruit (deels) werd verbrijzeld en/of
-vervolgens tegen het zijportier van de auto, nabij de ruit van de bestuurderszitplaats, (met kracht) met deze slagboom in horizontale positie geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door, zulks terwijl die [slachtoffer 1] zich in een personenauto bevond en hiermee reed,
-met een slagboom tweemaal (met kracht) tegen de voorruit van de door die [slachtoffer 1] bestuurde auto te slaan en/of waarbij die ruit (deels) werd verbrijzeld en/of
-vervolgens tegen het zijportier van de auto, nabij de ruit van de bestuurderszitplaats, (met kracht) met deze slagboom in horizontale positie te rammen;
2 hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] die zich bevond in een personenauto en hiermee reed opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende verdachte, met een slagboom, (met kracht) tegen de voorruit aan de bestuurderszijde van de door die [slachtoffer 2] bestuurde personenauto geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door, terwijl die [slachtoffer 2] zich bevond in een personenauto en hiermee reed, een slagboom dreigend boven zijn hoofd te houden en hiermee te lopen naar die [slachtoffer 2] en/of hiermee zwaaiende bewegingen te maken en/of vervolgens (met kracht) tegen de voorruit aan de bestuurderszijde van de door die [slachtoffer 2] bestuurde personenauto te slaan;
3.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom en/of een ruit van een gebouw van de [bedrijf 1] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde opzettelijk en wederrechtelijk twee personenauto's van het merk Volkswagen en/of Fiat 500 in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde opzettelijk en wederrechtelijk een buitenspiegel van een vrachtwagen (Renault Master) en/of een personenauto (Volkswagen Transporter), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] " en/of
[slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt; 6.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Ter Apel, gemeente Westerwolde [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een slagboom slaande bewegingen te maken in de directe nabijheid van die [slachtoffer 3] (die zich in een rolstoel in een personenauto bevond).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair, 2. subsidiair,
3., 4., 5. en 6. ten laste gelegde. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat gelet op de positie van de schade en de positie van aangever in de auto, de kans zeer groot was dat aangever op zijn hoofd zou zijn geraakt met de slagboom. Het hoofd is een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Het handelen van verdachte is daarmee zozeer gericht geweest op het toebrengen van zodanig zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van slachtoffer daarmee ook bewust heeft aanvaard.
Standpunt van de verdediging
Feiten 1 primair en subsidiair, feit 2. primair:
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging doodslag en de ten laste gelegde pogingen tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de feiten en omstandigheden verdachte met zijn gedragingen nooit de opzet heeft gehad op de dood van aangevers, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat de gedraging, het met een slagboom slaan op een langzaam/stapvoets rijdende auto, niet per definitie opzet op iemands dood of zwaar lichamelijk letsel oplevert. Uit het dossier kan niet worden afgeleid met hoeveel kracht verdachte heeft geslagen, hoe hard de auto’s reden en hoe zwaar de slagboom was. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand om het leven zou komen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Feiten 1. meer subsidiair, 2. subsidiair en 6.:
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreigingen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte
(voorwaardelijk) opzet heeft gehad om aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te bedreigen. Hier was ook geen enkele aanleiding toe. Verder heeft de raadsvrouw met betrekking tot het onder 6. ten laste gelegde aangevoerd dat in de dagvaarding staat opgetekend dat aangever [slachtoffer 3] zich in een rolstoel in de auto bevond. Alhoewel verdachte dat niet heeft kunnen waarnemen, is de raadsvrouw van mening dat deze optekening ook weinig ter zake dienend is.
Feiten 3., 4. en 5.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3., 4. en 5.
ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er een slagboom, een ruit en twee auto’s beschadigd zijn geraakt. Door met een slagboom op de autoweg te staan en op auto’s te slaan is de kans uiteraard aanzienlijk dat er schade ontstaat. Anderzijds is voor een strafbare vernieling ook kleurloos opzet nodig. Verdachte moet hebben geweten of bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat hij de auto’s beschadigde. Hiervan is geen sprake geweest.
Oordeel van de rechtbankFeiten 1., 2. en 4.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 25 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 9 november 2022 te Ter Apel met een slagboom geslagen naar auto’s. Ik was boos en heb die auto’s kapot gemaakt. Ik wilde alleen de ruiten kapot maken en verder niet;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlage) d.d. 9 november 2022, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022297183 d.d. 2 december 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 9 november 2022 reed ik in mijn Volkswagen personenauto op de N366. Ik zag een man op de weg lopen die met een slagboom boven zijn hoofd geheven op mij af kwam rennen en uit haalde met de slagboom in de richting van de voorruit van mijn auto. Ik hoorde een enorme knal en zag en voelde glasscherven langs mijn gezicht de auto in vliegen. Ik zag dat mijn gehele voorruit gebarsten was. Ik zag dat de man nogmaals uithaalde richting de voorruit. Ik hoorde weer een harde knal en weer vloog het glas uit het raam door de auto. Ik zag dat de man de slagboom op een andere manier vastpakte. Ik zag dat hij op mij af kwam en de slagboom hard met een steekbeweging bewoog richting mijn zijraam aan de bestuurderszijde. Ik hoorde weer een enorme knal. Ik zag dat er een deuk van ongeveer vier centimeter doorsnee in de portierstijl aan de bestuurderszijde zat;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlage) d.d. 9 november 2022, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 9 november 2022 reed ik in mijn auto een Fiat 500 op de N366. Ik zag een man met een slagboom in zijn handen. Ik zag dat hij de slagboom met twee handen vasthield aan de onderkant en hiermee wild van links naar rechts aan het zwaaien was. Ik zag dat hij uithaalde met de slagboom in de richting van mijn voorruit. Vervolgens hoorde ik een enorme knal. Ik zag recht voor mij, aan de bestuurderszijde, een grote ster onder in de voorruit zitten.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat verdachte met zijn gedragingen geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever [slachtoffer 1] , dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , of de aangevers heeft willen bedreigen overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte de intentie (zogenaamd vol opzet) had om aangever [slachtoffer 1] om het leven te brengen, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarom moet de rechtbank beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier de dood
(1. primair) of zwaar lichamelijk letsel (1. subsidiair en 2. primair)- is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Feit 1.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Aangever [slachtoffer 1] reed in zijn Volkswagen personenauto toen hij plotseling een man met een slagboom boven zijn hoofd geheven op zich af zag komen rennen. Verdachte heeft vervolgens tweemaal met kracht met de slagboom tegen de voorruit van de door aangever bestuurde auto geslagen. Als gevolg van het slaan tegen de voorruit werd de ruit verbrijzeld en voelde aangever glasscherven langs zijn gezicht gaan. Vervolgens zag aangever dat verdachte de slagboom met een steekbeweging bewoog richting het zijraam aan de bestuurderszijde van zijn personenauto. Aangever hoorde vervolgens weer een enorme knal. Als gevolg van het slaan tegen het zijraam zat er een deuk in de portierstijl. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto’s wilde vernielen.
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande en de verklaring van verdachte dat hij de auto’s wilde vernielen, niet bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de dood van aangever [slachtoffer 1] en zal verdachte vrijspreken van het onder
1. primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte, bestaande uit het (meermalen) slaan met een slagboom tegen de autoruiten van aangever, waardoor er glasscherven langs het hoofd van aangever gaan, en het insteken met een slagboom op de zijruit van aangever, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht dan ook de onder 1. subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Aangeefster [slachtoffer 2] reed in haar Fiat 500 personenauto, toen zij verdachte op de weg zag staan zwaaien met een slagboom. Aangeefster zag dat verdachte uithaalde met de slagboom in de richting van haar voorruit, waarna zij een enorme knal hoorde. Als gevolg van het slaan tegen de voorruit had aangeefster een grote ster onder in de voorruit zitten.
Gelet op de positie van de ster, het feit dat het bij één klap met de slagboom is gebleven en de verklaring van verdachte dat hij de auto’s wilde vernielen acht de rechtbank de kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet aanmerkelijk. De rechtbank zal verdachte dan ook vrij spreken van het onder 2. primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, het onder 2. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als een bedreiging van dien aard en die onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Feit 4.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 4. ten laste gelegde beschadiging van de personenauto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend te bewijzen.
Feiten 3. en 5.
De rechtbank acht de feiten 3. en 5. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2022,opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022297183 d.d. 2 december 2022, inhoudend de verklaring van
[naam 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met fotobijlage) d.d. 15 november 2022, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2022,opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
Gedeeltelijke vrijspraak feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van de vernieling van de ruit, nu de aangifte van de [bedrijf 1] van de vernieling van de ruit niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Uit de beschrijving van de camerabeelden en de stills van de beelden kan niet worden opgemaakt dat de ruit is vernield. Verdachte kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vernieling van de ruit.
Feit 6.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 9 november 2022 te Ter Apel met een slagboom geslagen naar auto’s. Ik was boos en heb die auto’s kapot gemaakt. Ik wilde alleen de ruiten kapot maken en verder niet;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2022,opgenomen op pagina 61 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022297183 d.d. 2 december 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 9 november 2022 reed ik in mijn personenauto. Ik zag de man slaande bewegingen maken met de staaf in de richting van mijn auto. Ik hoorde een harde knal op het dak van mijn auto. Ik zit in een rolstoel en heb een aangepaste auto. Als de man was losgegaan op mijn auto met die staaf had ik niet kunnen vluchten.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft met een slagboom op de auto van aangever geslagen. Aangever, die in een rolstoel zat, kon bij een aanval door verdachte geen kant op. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van verdachte aangemerkt kunnen worden als een bedreiging van dien aard en die onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank acht het onder 6. ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. subsidiair, 2. subsidiair, 3., 4., 5. en 6. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 9 november 2022 te Ter Apel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hebbende verdachte, zulks terwijl die [slachtoffer 1] zich in een personenauto bevond en hiermee reed,
-met een slagboom tweemaal met kracht tegen de voorruit van de door die [slachtoffer 1] bestuurde auto geslagen en waarbij die ruit werd verbrijzeld en
-vervolgens tegen het zijportier van de auto, nabij de ruit van de bestuurderszitplaats, met kracht met deze slagboom in horizontale positie geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiairhij op 9 november 2022 te Ter Apel, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door, terwijl die [slachtoffer 2] zich bevond in een personenauto en hiermee reed, een slagboom dreigend boven zijn hoofd te houden en hiermee te lopen naar die [slachtoffer 2] en hiermee zwaaiende bewegingen te maken en vervolgens met kracht tegen de voorruit aan de bestuurderszijde van de door die [slachtoffer 2] bestuurde personenauto te slaan;
3.
hij op 9 november 2022 te Ter Apel, opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, die aan de [bedrijf 1] toebehoorde heeft vernield;
4.
hij op 9 november 2022 te Ter Apel, opzettelijk en wederrechtelijk twee personenauto's van het merk Volkswagen en Fiat 500 die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden heeft beschadigd; 5.
hij op 9 november 2022 te Ter Apel, opzettelijk en wederrechtelijk een buitenspiegel van een vrachtwagen Renault Master en een personenauto Volkswagen Transporter, die aan [bedrijf 2] " en/of [slachtoffer 3] toebehoorden heeft vernield en/of beschadigd;
6.
hij op 9 november 2022 te Ter Apel, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met een slagboom slaande bewegingen te maken in de directe nabijheid van die [slachtoffer 3] die zich in een rolstoel in een personenauto bevond.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiair: poging tot zware mishandeling;
subsidiair: bedreiging met zware mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort vernielen;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort beschadigen;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andertoebehoort vernielen en beschadigen;
bedreiging met zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij zich kan verenigen met de conclusie van de deskundigen dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het ten laste gelegde op alle onderdelen niet aan verdachte kan worden toegerekend, zodat hij daarvoor niet strafbaar is en van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de deskundigen, met hun advies om het ten laste gelegde in elk geval in sterk verminderde mate toe te rekenen, verstrekkende conclusies hebben getrokken nu het onderzoek veel beperkingen heeft gekend en afgevraagd moet worden hoe zich dat verhoudt tot het gegeven advies. Uit het advies blijkt niet waarom het ten laste gelegde wel in verminderde mate maar niet volledig niet aan verdachte kan worden toegerekend, zodat niet valt uit te sluiten dat hetgeen ten laste is gelegd niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de rapportage van het
Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d. 9 juni 2023, opgemaakt door M.D. van Ekeren, psychiater, en M. van der Burgh, GZ-psycholoog. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat gezien de complexe, ernstige en langdurige problematiek van verdachte op meerdere gebieden, te weten psychiatrische problematiek en verslaving bij een verstandelijke beperking, de ten laste gelegde feiten tenminste in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1. primair, 2. subsidiair, 3., 4., 5. en 6. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging (ongemaximeerd).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een klinische opname in een psychiatrisch ziekenhuis en heeft zich op het standpunt gesteld dat de algemene veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen niet de terbeschikkingstelling van verdachte eisen, zodat de door de officier van justitie geëiste TBS-maatregel niet proportioneel is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat een groot nadeel van een TBS-maatregel is dat verdachte het risico loopt om zeer langdurig klinisch te worden behandeld, terwijl er nog geen eerdere pogingen zijn gedaan tot klinische behandeling en het daarnaast de vraag is of een langdurige behandeling wel nodig is, terwijl nog geen andere, minder ingrijpende interventies, zijn geprobeerd. De raadsvrouw is dan ook van mening dat een TBSmaatregel een brug te ver is. Het is onduidelijk waarom deze maatregel beter zou aansluiten en meer bescherming zou bieden om het recidiverisico terug te dringen dan een klinische behandeling. Verdachte wil zelf zo snel mogelijk terugkeren naar Algerije en absoluut geen TBS-maatregel. Hij zou naar zijn familie terug kunnen keren, zodra een klinische behandeling niet meer nodig is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van het PBC en Reclassering Nederland van 27 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, bedreigingen en vernieling van een slagboom en auto’s. Verdachte heeft een slagboom van het terrein van de [bedrijf 1] in Ter Apel afgebroken en is vervolgens met deze slagboom de N366 opgerend, een weg waar 100 km/u mag worden gereden. Diverse automobilisten werden daar ineens geconfronteerd met verdachte, die met ontbloot bovenlijf en zwaaiend met een slagboom met een lengte van 275 centimeter, op hen af kwam en met die slagboom op hun auto sloeg. Door het slaan met een slagboom op de op de N366 rijdende auto’s heeft verdachte de verkeersveiligheid en daarmee niet alleen de veiligheid van de weggebruikers, maar ook die van zichzelf ernstig in gevaar gebracht. Daarbij komt dat de inzittenden van de auto’s waar verdachte op heeft geslagen, zeer angstige momenten moesten beleven. Verdachte heeft door deze strafbare feiten angst, schade en overlast veroorzaakt bij de aangevers. Uit de vordering tot schadevergoeding van aangever [slachtoffer 1] blijkt dat het handelen van verdachte niet alleen heeft geleid tot materiële schade, maar voor [slachtoffer 1] ook vervelende fysieke gevolgen heeft gehad. De rechtbank rekent verdachte deze gevolgen aan.
Persoon van verdachte
Zowel het PBC als de reclassering hebben over verdachte gerapporteerd. Uit deze rapportages blijkt onder meer het volgende. Verdachte heeft een psychotische stoornis, een verstandelijke beperking (ernst onbekend), een stoornis in het gebruik van cannabis (matig tot ernstig) en een stoornis in het gebruik van een ander middel (Lyrica, ernst onbekend). Het is onduidelijk gebleven wanneer de psychotische episode, waarvan thans sprake is, een aanvang genomen heeft. Wel blijkt uit de anamnese dat verdachte in Frankrijk meerdere malen wegens een psychotische stoornis opgenomen is geweest. Door de beperkte hoeveelheid informatie, de oppervlakkige gesprekken, inconsistente in verdachte zijn verhaal, de beperkte testbaarheid van verdachte en het vooropstaande psychiatrische beeld is het niet mogelijk om uitspraken te doen over zijn persoonlijkheid. Het recidiverisico wordt op basis van de gestructureerde risicotaxatie instrumenten en de klinische inschatting tezamen op hoog ingeschat.
Geadviseerd wordt om verdachte langdurig in een beveiligde setting klinisch te behandelen. Gezien de lange behandelduur en de noodzaak tot aanvullende diagnostiek wordt een zorgmachtiging niet toereikend geacht en wordt geadviseerd om verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen.
De reclassering heeft op basis van hun onderzoek eveneens kunnen vaststellen dat behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel als niet haalbaar wordt geacht. Verdachte heeft onvoldoende probleem- en ziekte-inzicht, dit tezamen met de overige vastgestelde problematiek, maakt dat verdachte niet in staat wordt geacht om zich langdurig te kunnen conformeren aan voorwaarden.
Motivering van de straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de strafbare feiten oplegging van een gevangenisstraf aangewezen is. Alles afwegend acht de rechtbank, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Motivering van de TBS-maatregel
De rechtbank zal aan verdachte daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen. Gelet op het advies van de deskundigen dat een zorgmachtiging voor verdachte niet toereikend geacht wordt, ziet de rechtbank geen aanleiding tot oplegging van een minder ingrijpende interventie, zoals verzocht door de raadsvrouw.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een TBS-maatregel op te leggen (artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht en verder):
  • verdachte is onderzocht door een psychiater en psycholoog; uit het hiervoor genoemde PBC-rapportblijkt dat tijdens het begaan van het bewezenverklaarde bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
  • het door verdachte begane feit (1. subsidiair) is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijvingeen gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
  • verder is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen een gevaarvormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Ongemaximeerde TBS-maatregel
Nu de TBS-maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kan de totale duur van de TBS met dwangverpleging, gelet op artikel 38e Sr, een periode van vier jaar te boven gaan. De TBSmaatregel is dus ongemaximeerd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.936,52 ter zake van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 3.114,41 ter vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (1.) [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu uit de vordering blijkt dat de schade door de verzekering is vergoed.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (2.) [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering geheel moet worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij (1.) [slachtoffer 2] moet worden afgewezen, nu deze vordering niet is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (2.) [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de bijgevoegde uitspraak om de immateriële schade te onderbouwen noopt tot matiging van de gevorderde € 3.000,00.
Oordeel van de rechtbank
1. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] schade heeft geleden. In de vordering wordt aangegeven dat de schade door de verzekering is vergoed. Verder is de vordering niet onderbouwd. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. subsidiair en 4. bewezen verklaarde. Dit gedeelte van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2022.
Immateriële schade
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft daarnaast een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de hoogte van de immateriële schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,00. Hierbij is rekening gehouden met de aard en impact van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.000,00 toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Toegewezen bedrag
Gelet op het bovenstaande wijst de rechtbank de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 4.114,41, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
9 november 2022. Voornoemd bedrag bestaat uit € 3.114,41 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 2. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair, 3., 4., 5. en 6. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van feit 2. subsidiair en feit 4.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] af. Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van feit 1. subsidiair en feit 4.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 4.114,41 (zegge: vierduizend honderdveertien euro en eenenveertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.114,41 (zegge: vierduizend honderdveertien euro en eenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 3.114,41 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 51 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2023.