ECLI:NL:RBNNE:2023:3288

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
18-319264-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van stiefvader voor ontuchtige handelingen met verstandelijk gehandicapte stiefdochter

Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 62-jarige man veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die lijdt aan een verstandelijke handicap. De zaak kwam ter terechtzitting op 25 juli 2023, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. N. Wijkman, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. R.G. de Graaf. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen die plaatsvonden in de periode van 2019 tot en met 2022, waarbij de verdachte wist dat het slachtoffer niet in staat was om weerstand te bieden aan deze handelingen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn kennis van de verstandelijke handicap van het slachtoffer, ontuchtige handelingen heeft verricht. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van het slachtoffer, die zichzelf bevredigde tijdens het kijken naar een seksfilm, niet als instemming kon worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader en dat er sprake was van een ongelijke machtsverhouding.

De rechtbank achtte de ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele handelingen waarvoor de verdachte werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte en zijn spijtbetuiging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-319264-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Wijkman, advocaat te Almere. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2019 en/of het jaar 2020 en/of het jaar 2021 en/of het jaar 2022 te [adres] , althans in de gemeente Smallingerland, en/of te [adres] en/of [adres] , in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval (telkens) in de provincie Friesland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden
(en zijnde die [slachtoffer] zijn, verdachtes, stiefdochter en/of een persoon die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
(in het jaar 2019 in een bos (te of bij [adres] ) voorafgaande aan een (TOP) vakantie te [adres] )
  • het tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
  • het zogenoemd vingeren, althans aanraken, van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het zogenoemd doen of laten aftrekken, althans aanraken, van de ontblote penis van verdachtedoor die [slachtoffer] en/of
(in eerder genoemde periode (in een bos) nabij [bedrijf] te [adres] )
  • het tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
  • het zogenoemd vingeren, althans aanraken, van de vagina van die [slachtoffer] en/of- het zogenoemd doen of laten aftrekken, althans aanraken, van de ontblote penis
van verdachte door die [slachtoffer] en/of
(in of omstreeks de periode omvattende de dagen 5 augustus 2022 tot en met 7 augustus 2022 te [adres] )
  • het doen of laten aanraken van de ontblote penis van verdachte door die [slachtoffer] en/of
  • het zogenoemd vingeren, althans aanraken, van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het zogenoemd beffen, althans likken, van/aan de vagina van die [slachtoffer] en/of- het aanraken van de/een borst(en) van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van de ontuchtige handelingen, die zouden hebben plaatsgevonden te of bij [adres] en nabij het [bedrijf] te [adres] , wegens het ontbreken van wettig bewijs.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ontuchtige handelingen die ten laste gelegd zijn in de periode van 5 tot 7 augustus 2022 te [adres] . Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de borsten en vagina van [slachtoffer] heeft aangeraakt. Dit geeft voldoende steun om alle handelingen, zoals aan hem zijn ten laste gelegd, te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat slachtoffer [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) niet lijdt aan ‘een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en of verstandelijke handicap, waardoor zij niet volkomen in staat was haar wil omtrent de vermeende seksuele ontuchtige handelingen te bepalen, kenbaar te maken, of daartegen weerstand te bieden’, zoals artikel 247 Wetboek van Strafrecht bepaalt.
Uit de psychodiagnostische gegevens volgt dat bij [slachtoffer] sprake is van een verstandelijke beperking. Het hebben van een verstandelijke beperking impliceert echter niet dat [slachtoffer] haar seksuele wil niet kan bepalen, kenbaar kan maken, of geen weerstand kan bieden aan seksuele ontuchtige handelingen met verdachte.
In het bijzonder verklaarde [slachtoffer] dat zij in het verleden seksuele contacten heeft gehad. Zij heeft dit toen besproken met de begeleiding. Zowel [slachtoffer] als de begeleiding is klaarblijkelijk van mening dat zij haar wil kan bepalen omtrent de seksuele ontuchtige handelingen en dat zij weerstand kan bieden in gevallen dat zij dit niet wil.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ontuchtige handelingen die hebben plaatsgevonden te of bij [adres] en nabij het [bedrijf] te [adres] vanwege het ontbreken van wettig bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de ontuchtige handelingen die zouden zijn gepleegd te of nabij [adres] en nabij het [bedrijf] te [adres]
De rechtbank acht de ten laste gelegde ontuchtige handelingen die zouden hebben plaatsgevonden te of bij [adres] en nabij het [bedrijf] te [adres] niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat voor die desbetreffende ontuchtige handelingen, het wettig bewijs ontbreekt. De verklaring van [slachtoffer] wordt op deze punten namelijk niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] kwam in een weekend van augustus 2022 bij ons logeren in [adres] . Ik wist dat zij leed aan een verstandelijke handicap. Ik heb haar borsten en vagina aangeraakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van studioverhoor d.d. 3 november 2022,opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL-01002022219836 d.d. 23 november 2022, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] :
A = [slachtoffer] .
V = Verbalisant.
A: [verdachte] en ik waren op een zaterdag tv aan het kijken. Toen moest ik mijn rok naar beneden doen en mijn onderbroek uit. Toen kwam hij aan mijn vagina met zijn mond. Hij ging met zijn tong over mijn kut heen. En toen moest ik aan zijn lul zitten. Toen ging ik van de bank en toen ging hij ook met mij mee en toen zat ie aan mijn tieten.
V: Jij ging aan zijn lul zitten?
A: Nou ik moest met mijn hand aan zijn lul zitten. Ik wist dat ik aan zijn lul moest zitten omdat ie de broek los deed en mijn hand vastpakte. Hij ging mijn hand ophalen en dat ik zo ( [slachtoffer] maakt beweging met haar hand) doen. V: Hoe deed ie dat, jouw hand ophalen?
A: Gewoon zo ( [slachtoffer] pakt haar linker pols met rechterhand vast). Hij deed mijn hand naar z'n lul. En dan moest ik zo’n beweging doen. ( [slachtoffer] maakt trekkende beweging met hand) V: En toen had je het ook nog over, aan de tieten zitten.
A: Dat ie gewoon hier ( [slachtoffer] houdt haar borsten vast) aan zat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2022 opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] :
Wij hoorden de getuige [getuige] . Zij zegt dat haar dochter [slachtoffer] zegt dat [verdachte] wat gedaan heeft. Dat is gebeurd toen [slachtoffer] bij hen logeerde in augustus 2022. Op de vraag of dit het weekend van 6 augustus 2022 was, zegt [getuige] dat dit wel kan kloppen.
[verdachte] vertelt [getuige] dat [slachtoffer] zijn geslachtsdeel had gepakt en dat hij met zijn vingers op de poes van [slachtoffer] heeft gezeten. Met poes wordt het geslachtsdeel van de vrouw, in dit geval [slachtoffer] , bedoeld.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een samenvatting van de psychodiagnostische gegevens d.d. 31 augustus 2022, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
[slachtoffer] , [geboortedatum] -1981, samenvatting psychodiagnostische gegevens
De ontwikkelingsleeftijden op het domein socialisatie liggen alle drie op peuterleeftijd. Het emotionele ontwikkelingsniveau van [slachtoffer] ligt hiermee aanzienlijk lager dan het cognitieve ontwikkelingsniveau. Uitgedrukt in fases van emotionele ontwikkeling bevindt zij zich in het grensgebied van de Eerste Identificatiefase (3-7) met de Eerste individuatiefase (18-36 maanden).
Overweging bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige oftewel, zoals in deze strafzaak, niet alleen op grond van hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige benoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en dat niet is vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
[slachtoffer] heeft bij het studioverhoor gedetailleerd verklaard over wat er heeft plaatsgevonden. Zij verklaarde dat verdachte met zijn mond naar haar vagina is gegaan, hij haar daar heeft gelikt en dat hij daarna haar borsten heeft aangeraakt. Ook moest zij zijn blote penis aanraken. De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door de verklaring van verdachte ter zitting, namelijk het aanraken van de borsten en vagina. Door verdachte is het likken aan de vagina en het laten aanraken van de ontblote penis niet ontkend. Hij heeft op zitting verklaard daar geen herinnering aan te hebben.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van
[slachtoffer] worden ondersteund door de verklaring van verdachte, zodat de verklaringen van [slachtoffer] over het geheel genomen betrouwbaar en geloofwaardig zijn omtrent de ontuchtige handelingen die hebben plaatsgevonden in [adres] zoals ten laste gelegd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd zoals deze zijn ten laste gelegd in de periode van 5 tot en met 7 augustus 2023 te [adres] .
Bewijsoverweging omtrent de omstandigheid door de verstandelijke handicap
Door de rechtbank wordt vastgesteld dat [slachtoffer] een verstandelijke handicap heeft. Dit is af te leiden uit de samenvatting van de psychodiagnostische gegevens in het dossier. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of zij, door haar verstandelijke handicap, niet in staat is geweest om haar wil omtrent de vermeende seksuele ontuchtige handelingen te bepalen, kenbaar te maken, of daaraan weerstand te bieden.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, de wetgever niet absoluut heeft willen verbieden dat volwassenen met een verstandelijke beperking seksuele contacten hebben (Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 5). Was dit anders, dan zou dit als consequentie hebben dat elk seksueel contact met personen met dergelijke beperkingen zou kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van de seksuele partner. Voor dergelijke personen zou dit tot gevolg hebben dat seksuele contacten met andere volwassenen (bijvoorbeeld met de eigen levenspartner) bijna onmogelijk wordt gemaakt. Anderzijds verdienen dergelijke kwetsbare personen strafrechtelijke bescherming tegen hen, die misbruik van hun kwetsbaarheid maken.
Het gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat bij de vraag of een dergelijke persoon in staat is zijn wil omtrent seksuele ontuchtige handelingen te bepalen, dit niet slechts afhangt van zijn verstandelijke vermogens als zodanig, maar dat daarbij de overige omstandigheden van het geval moeten worden meegenomen (gerechtshof Amsterdam 21 november 2013, ECLI:GHAMS:2013:4945). Daarbij kan betekenis toekomen aan de relatie tussen de betreffende persoon en de verdachte, de vraag of sprake is van ongelijke machtsverhoudingen of overrompelend gedrag van de verdachte en de mate van de verstandelijke beperking in samenhang met de vraag in hoeverre de verstandelijk beperkte persoon in staat is zijn wil te uiten.
Uit de feiten en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte is de stiefvader van [slachtoffer] . [slachtoffer] is een 41-jarige vrouw met een verstandelijke handicap waarvan verdachte op de hoogte was. Uit de samenvatting van de psychodiagnostische gegevens volgt dat [slachtoffer] op zowel emotioneel als sociaal vlak functioneert als een driejarige. Tijdens het tv kijken heeft verdachte een seksfilm opgezet. [slachtoffer] is, nadat de seksfilm werd opgezet, begonnen met zichzelf te bevredigen. Verdachte kwam vervolgens dichterbij haar zitten. Daarna moest zij haar rok naar beneden doen en haar onderbroek uit doen waarna de ontuchtige handelingen zijn verricht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zijn hoedanigheid als stiefvader wist dat [slachtoffer] een verstandelijke handicap heeft. Desalniettemin heeft hij met die kennis en in zijn hoedanigheid als stiefvader de ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] verricht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een ongelijke machtsverhouding.
Tevens heeft verdachte een seksfilm opgezet toen hij en [slachtoffer] tv aan het kijken waren. Vervolgens is verdachte, op het moment dat [slachtoffer] zichzelf aan het bevredigen was, dichtbij haar komen zitten en heeft hij de ontuchtige handelingen verricht. De rechtbank is van oordeel dat dit gedrag van verdachte als overrompelend kan worden aangemerkt.
[slachtoffer] wilde zichzelf bevredigen op het moment dat de seksfilm aan werd gezet. Een persoon zonder de verstandelijke handicap van [slachtoffer] is meer geremd en zal hoogstwaarschijnlijk in de onderhavige situatie niet beginnen aan zelfbevrediging. De ontuchtige handelingen die daarna plaatsvonden, heeft zij echter niet gewild zoals blijkt uit haar verklaring.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van [slachtoffer] in verband staat met haar verstandelijke handicap. Hierdoor is zij onvolkomen in staat geweest om weerstand te bieden aan de ontuchtige handelingen zoals deze hebben plaatsgevonden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 augustus 2022 te [adres] met [slachtoffer] van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een verstandelijke handicap leed en onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
  • het doen of laten aanraken van de ontblote penis van verdachte door die [slachtoffer] en
  • het aanraken van de vagina van die [slachtoffer] en
  • het zogenoemd beffen van de vagina van die [slachtoffer] en- het aanraken van de borsten van die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen die zijn gepleegd in de periode van 5 tot en met 7 augustus 2022 te [adres] , wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van twee dagen met aftrek van de inverzekeringstelling, een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient op te leggen gelijk aan de inverzekeringstelling. Daarnaast heeft zij bepleit om de straf verder te beperken tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met een eventuele taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapportage van Reclassering Nederland van 26 april 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn volwassen stiefdochter, die een verstandelijke beperking heeft. Hij heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van zijn hoedanigheid als stiefvader. Het slachtoffer heeft door haar verstandelijke beperking geen weerstand kunnen bieden aan deze ontuchtige handelingen. Ondanks dat de wetenschap dat het slachtoffer leed aan een verstandelijke handicap, heeft verdachte zich op geen enkele wijze bekommerd om haar welzijn. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn seksuele gevoelens en de bevrediging daarvan. Daarbij heeft hij kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen die dit voor haar zou kunnen hebben en de emotionele schade die hij daarmee bij haar aanrichtte. In de slachtofferverklaring heeft zij geschreven dat zij boos, verdrietig en teleurgesteld is. Waar zij eerst het gevoel had van veiligheid in de woning van haar moeder, is dit gevoel na het voorval verdwenen.
Uit het reclasseringsadvies blijkt onder meer dat het psychosociaal functioneren en de relatie met partner, gezin en familie als delictgerelateerd worden beschouwd. De kans op herhaling wordt laag ingeschat. Er kan worden vastgesteld dat, mogelijk door een langdurige blootstelling aan stress, sprake is geweest van seksueel ontremd gedrag. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het strafbare feit. Verdachte werkt fulltime en is daarnaast belast met de mantelzorg voor zijn vrouw, het moeder van het slachtoffer. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden.
Tijdens het onderzoek ter zitting heeft verdachte kenbaar gemaakt ontzettend veel spijt te hebben van zijn gedrag en dat hij schaamte voelt. Hij heeft op eigen initiatief hulp gezocht bij instanties. Inmiddels heeft verdachte een aantal behandelingen bij de GGZ Friesland gevolgd en volgt hij samen met zijn vrouw systeemtherapie. Verdachte wil voorkomen dat de gepleegde ontuchtige handelingen in de toekomst weer zullen plaatsvinden. Ook wordt door hem ingezien dat er een straf dient te volgen. Hij is bereid om een taakstraf te verrichten.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van de dagen van de inverzekeringstelling en een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is en zal deze straf opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b 14c, 22c, 22d en 247 uit het Wetboek van
Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart onder ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 90 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. A.H.M. Dölle, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Pham, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2023.