[slachtoffer] , [geboortedatum] -1981, samenvatting psychodiagnostische gegevens
De ontwikkelingsleeftijden op het domein socialisatie liggen alle drie op peuterleeftijd. Het emotionele ontwikkelingsniveau van [slachtoffer] ligt hiermee aanzienlijk lager dan het cognitieve ontwikkelingsniveau. Uitgedrukt in fases van emotionele ontwikkeling bevindt zij zich in het grensgebied van de Eerste Identificatiefase (3-7) met de Eerste individuatiefase (18-36 maanden).
Overweging bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige oftewel, zoals in deze strafzaak, niet alleen op grond van hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige benoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en dat niet is vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
[slachtoffer] heeft bij het studioverhoor gedetailleerd verklaard over wat er heeft plaatsgevonden. Zij verklaarde dat verdachte met zijn mond naar haar vagina is gegaan, hij haar daar heeft gelikt en dat hij daarna haar borsten heeft aangeraakt. Ook moest zij zijn blote penis aanraken. De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door de verklaring van verdachte ter zitting, namelijk het aanraken van de borsten en vagina. Door verdachte is het likken aan de vagina en het laten aanraken van de ontblote penis niet ontkend. Hij heeft op zitting verklaard daar geen herinnering aan te hebben.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van
[slachtoffer] worden ondersteund door de verklaring van verdachte, zodat de verklaringen van [slachtoffer] over het geheel genomen betrouwbaar en geloofwaardig zijn omtrent de ontuchtige handelingen die hebben plaatsgevonden in [adres] zoals ten laste gelegd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd zoals deze zijn ten laste gelegd in de periode van 5 tot en met 7 augustus 2023 te [adres] .
Bewijsoverweging omtrent de omstandigheid door de verstandelijke handicap
Door de rechtbank wordt vastgesteld dat [slachtoffer] een verstandelijke handicap heeft. Dit is af te leiden uit de samenvatting van de psychodiagnostische gegevens in het dossier. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of zij, door haar verstandelijke handicap, niet in staat is geweest om haar wil omtrent de vermeende seksuele ontuchtige handelingen te bepalen, kenbaar te maken, of daaraan weerstand te bieden.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, de wetgever niet absoluut heeft willen verbieden dat volwassenen met een verstandelijke beperking seksuele contacten hebben (Kamerstukken II 1988-1989, 20 930, nr. 5). Was dit anders, dan zou dit als consequentie hebben dat elk seksueel contact met personen met dergelijke beperkingen zou kunnen leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van de seksuele partner. Voor dergelijke personen zou dit tot gevolg hebben dat seksuele contacten met andere volwassenen (bijvoorbeeld met de eigen levenspartner) bijna onmogelijk wordt gemaakt. Anderzijds verdienen dergelijke kwetsbare personen strafrechtelijke bescherming tegen hen, die misbruik van hun kwetsbaarheid maken.
Het gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat bij de vraag of een dergelijke persoon in staat is zijn wil omtrent seksuele ontuchtige handelingen te bepalen, dit niet slechts afhangt van zijn verstandelijke vermogens als zodanig, maar dat daarbij de overige omstandigheden van het geval moeten worden meegenomen (gerechtshof Amsterdam 21 november 2013, ECLI:GHAMS:2013:4945). Daarbij kan betekenis toekomen aan de relatie tussen de betreffende persoon en de verdachte, de vraag of sprake is van ongelijke machtsverhoudingen of overrompelend gedrag van de verdachte en de mate van de verstandelijke beperking in samenhang met de vraag in hoeverre de verstandelijk beperkte persoon in staat is zijn wil te uiten.
Uit de feiten en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte is de stiefvader van [slachtoffer] . [slachtoffer] is een 41-jarige vrouw met een verstandelijke handicap waarvan verdachte op de hoogte was. Uit de samenvatting van de psychodiagnostische gegevens volgt dat [slachtoffer] op zowel emotioneel als sociaal vlak functioneert als een driejarige. Tijdens het tv kijken heeft verdachte een seksfilm opgezet. [slachtoffer] is, nadat de seksfilm werd opgezet, begonnen met zichzelf te bevredigen. Verdachte kwam vervolgens dichterbij haar zitten. Daarna moest zij haar rok naar beneden doen en haar onderbroek uit doen waarna de ontuchtige handelingen zijn verricht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zijn hoedanigheid als stiefvader wist dat [slachtoffer] een verstandelijke handicap heeft. Desalniettemin heeft hij met die kennis en in zijn hoedanigheid als stiefvader de ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] verricht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een ongelijke machtsverhouding.
Tevens heeft verdachte een seksfilm opgezet toen hij en [slachtoffer] tv aan het kijken waren. Vervolgens is verdachte, op het moment dat [slachtoffer] zichzelf aan het bevredigen was, dichtbij haar komen zitten en heeft hij de ontuchtige handelingen verricht. De rechtbank is van oordeel dat dit gedrag van verdachte als overrompelend kan worden aangemerkt.
[slachtoffer] wilde zichzelf bevredigen op het moment dat de seksfilm aan werd gezet. Een persoon zonder de verstandelijke handicap van [slachtoffer] is meer geremd en zal hoogstwaarschijnlijk in de onderhavige situatie niet beginnen aan zelfbevrediging. De ontuchtige handelingen die daarna plaatsvonden, heeft zij echter niet gewild zoals blijkt uit haar verklaring.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van [slachtoffer] in verband staat met haar verstandelijke handicap. Hierdoor is zij onvolkomen in staat geweest om weerstand te bieden aan de ontuchtige handelingen zoals deze hebben plaatsgevonden.