ECLI:NL:RBNNE:2023:3282

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 23/3084
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor beëindiging recreatief gebruik van een woning op Schiermonnikoog

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem opgelegde last onder dwangsom. De last is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog, gericht op het beëindigen van het recreatief gebruik van een woning op Schiermonnikoog. Verzoeker, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, die is opgelegd op 27 juni 2023. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat het bestuursorgaan in beginsel verplicht is om naleving van regelgeving te handhaven. In deze zaak is vastgesteld dat de woning niet permanent bewoond wordt en dat er meerdere overtredingen zijn geconstateerd met betrekking tot recreatief gebruik. Verzoeker heeft erkend dat de woning niet permanent bewoond wordt, maar is van plan dit in de toekomst te doen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen zicht is op legalisatie van het recreatief gebruik en dat de handhaving van de bestemmingsbepaling voorop staat.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat de last geen betrekking heeft op het eigen gebruik van de woning door verzoeker. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3084

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.T. Hoen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog, verweerder
(gemachtigde: S. Reichardt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een aan hem opgelegde last onder dwangsom.
1.1.
Met het bestreden besluit van 27 juni 2023 heeft verweerder deze last opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Sinds 2015 is verzoeker met familieleden eigenaar van de woning op het [adres] (hierna: de woning) te Schiermonnikoog. Geen van de eigenaren is in de Basisregistratie Personen ingeschreven als woonachtig op dit adres.
2.2.
Bij een controle op 30 september 2022 heeft een toezichthouder van verweerder geconstateerd dat de woning werd aangeboden voor recreatieve verhuur. Op 25 november 2022 heeft de toezichthouder hetzelfde geconstateerd en hierover een gesprek met verzoeker gehad.
2.3.
Bij brief van 9 december 2022 heeft verweerder gesteld dat de woning gezien de bepalingen van het bestemmingsplan niet recreatief mag worden gebruikt maar alleen permanent mag worden bewoond. Verweerder heeft verzoeker gewaarschuwd dat hij het strijdige gebruik van de woning vóór 1 februari 2023 diende te staken.
2.4.
Bij een controle op 3 februari 2023 heeft de toezichthouder geconstateerd dat de woning werd aangeboden voor recreatieve verhuur, maar niet meer vanaf april 2023. Bij een controle op 10 maart 2023 heeft de toezichthouder geconstateerd dat de woning weer werd aangeboden voor recreatieve verhuur.
2.5.
Bij brief van 1 mei 2023 heeft verweerder aan verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt handhavend te gaan optreden. Op 24 mei 2023 heeft verzoeker hierop een mondelinge zienswijze gegeven.
2.6.
In het bestreden besluit om tot handhaving over te gaan, heeft verweerder over de last, over de begunstigingstermijn en over de dwangsom het volgende opgenomen:
“De last die wij u opleggen, is dat u de woning niet recreatief gebruikt of door anderen laat gebruiken.”(…)
“De termijn die wij u geven om de geconstateerde overtreding te beëindigen, is vier weken. Dit betekent dat u de woning na het verstrijken van vier weken na verzending van dit besluit niet meer recreatief mag (laten) gebruiken.”(…)
“Indien u de woning ook na de termijn van vier weken nog recreatief gebruikt, verbeurt u een dwangsom van € 3.000,- per keer dat de overtreding wordt geconstateerd, tot een maximum van € 30.000,-. Per week zal er maximaal één keer worden gecontroleerd.”

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het in deze zaak om een handhavingsbesluit gaat. Volgens vaste rechtspraak rust op een bestuursorgaan in beginsel de verplichting om naleving van regelgeving te handhaven en daarmee overtredingen tegen te gaan. Hiervan kan het bestuursorgaan slechts afzien als er concreet zicht is op legalisatie of als handhaving na afweging van belangen niet is geboden.
3.3.
De relevante regelgeving, in dit geval artikelen van het Bestemmingsplan verbrede reikwijdte Schiermonnikoog – Dorp (bestemmingsplan), is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Zoals niet in geschil is, geldt voor het perceel van de woning de bestemming ‘wonen’ en geldt niet tevens een functieaanduiding ‘ten behoeve van recreatieve bewoning’. Dit betekent dat het gebruik van de woning ten behoeve van recreatieve bewoning als gebruik strijdig met de bestemming moet worden aangemerkt. Verzoeker heeft erkend dat de woning niet permanent bewoond wordt. Hij is wel van plan dat zelf te gaan doen maar is daar thans niet toe in staat vanwege de mantelzorg die hij levert aan zijn vader, die al op hoge leeftijd is.
4.2.
Hieronder zullen het recreatief gebruik door derden en het gebruik door verzoeker zelf afzonderlijk worden besproken.
Recreatief gebruik van de woning door derden
5.1.
Verzoeker stelt dat niet aan de voorwaarde voor handhaving is voldaan dat zich een overtreding voordeed. De voorzieningenrechter deelt deze opvatting niet. Zoals vermeld onder 2.2. en 2.4., is meerdere malen geconstateerd dat de woning aangeboden werd voor recreatief gebruik door derden, hetgeen strijdig is met de bestemming. Dat dit mogelijk niet het geval was ten tijde van het bestreden besluit maakt dit niet anders omdat kort voordien wel sprake was van een overtreding en herhaling daarvan gezien de aard van de overtreding eenvoudig mogelijk zou zijn. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoeker ook ná het verlopen van de termijn genoemd bij de waarschuwing (zie 2.3.) de woning nog heeft aangeboden voor recreatieve verhuur en dat hij in zijn zienswijze (zie 2.5.) heeft opgemerkt dat hij hoopte dat hij de verhuur kon voortzetten.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat er geen zicht is op legalisatie. Daarnaast heeft verzoeker financiële belangen bij de verhuur, zoals hij ter zitting ook duidelijk heeft toegelicht, maar de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze belangen meer gewicht toe te kennen dan aan het algemene belang van handhaving van de bestemmingsbepaling.
5.3.
De voorzieningenrechter treft daarom geen voorziening wat betreft de recreatieve verhuur van de woning aan derden.
Recreatief gebruik van de woning door verzoeker
6.1.
Bij de behandeling ter zitting is duidelijk geworden dat verweerder vooral wil bewerkstelligen dat de woning permanent bewoond gaat worden, door verzoeker of door derden, maar dat de last niet strekt tot het opleggen van permanente bewoning. Dit betekent dat ook aan de last wordt voldaan als de woning in het geheel niet gebruikt wordt.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de last mede betrekking heeft op het recreatief gebruik door verzoeker zelf: bij dergelijk gebruik wordt, naar verweerder voor ogen heeft, niet voldaan aan de last. Wel zal verweerder in de praktijk toestaan dat verzoeker onderhoud aan de woning pleegt, waar bijvoorbeeld schoonmaak ook onder valt. Waar de grens met recreatief verblijf ligt, valt volgens verweerder niet in het algemeen te zeggen.
6.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat hiermee niet geheel duidelijk is waar verzoeker aan toe is. De last is wat dat betreft onvoldoende duidelijk, te meer omdat namens verweerder ter zitting is verklaard dat leegstand van de woning niet kan worden bestreden. Dit behoeft een diepgaandere discussie bij de heroverweging op bezwaar. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de last geen betrekking heeft op het eigen gebruik door verzoeker van de woning, los van de vraag of dit gebruik als recreatief moet worden aangemerkt.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de bovengenoemde voorlopige voorziening. De voorziening geldt totdat is beslist op het bezwaar tegen het bestreden besluit.
7.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Ook krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en is ter zitting verschenen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. Daarnaast heeft verzoeker reiskosten ten bedrage van € 86,24 gemaakt. De vergoeding bedraagt in totaal € 1.760,24.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat de last geen betrekking heeft op eigen gebruik van de woning door verzoeker;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 186,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.760,24 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Bestemmingsplan verbrede reikwijdte Schiermonnikoog – Dorp
Artikel 1Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
(…)
1.63
permanente bewoning
het gebruiken van woonruimten als vaste woonplaats;
(…)
1.69
recreatieve bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
Artikel 29Wonen
29.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1. een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
2. bestaande ondergeschikte detailhandel als onderdeel van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
bijbehorende bouwwerken;
en tevens voor de volgende functieaanduidingen:
een pension, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;
gebouwen ten behoeve van bestaande recreatieve bewoning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - voorwaardelijke recreatief gebruik";
gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;
29.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend:
(..);
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve bewoning, met uitzondering van het op grond van lid
29.1toegestane gebruik;