ECLI:NL:RBNNE:2023:3262

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
18-317839-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag en medicatiegebruik

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 april 2022 betrokken was bij een verkeersongeval in Leeuwarden. De verdachte, die lijdt aan epilepsie, had zijn medicatie niet ingenomen en bestuurde zijn auto terwijl hij wist dat hij de controle over zijn lichaam kon verliezen. Dit leidde tot een frontale botsing met een andere auto, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken pols en twee gebroken ruggenwervels. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag, wat resulteerde in een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van de risico's van het rijden zonder medicatie en dat zijn handelen niet als verontschuldigbare onmacht kon worden aangemerkt. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van roekeloosheid, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zich daarvan bewust was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-317839-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2023.
De strafzaak tegen verdachte is eerder behandeld op de zitting van 25 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Klewer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Leeuwarden, gemeente Leeuwarden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), op de weg, de [adres 2] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, tijdens het besturen van het motorvoertuig gebruik te maken van zijn, verdachte's telefoon, althans zich bij het besturen zich af te laten leiden door zijn, verdachte's, telefoon, en/of terwijl hij wist dat hij leed aan epileptische aanvallen, in elk geval aan een aandoening waardoor hij de (volledige) controle over zijn lichaam verliest, althans kan verliezen, met dat voertuig te rijden, hebbende hij alstoen aldaar tijdens het rijden ten gevolge van die aandoening de controle over zijn lichaam en dat door hem bestuurde voertuig verloren waardoor dat motorvoertuig een (abrupte) beweging naar links heeft gemaakt, waarna dat motorvoertuig via de middenberm van die weg terecht is gekomen op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en (frontaal) in botsing is gekomen met een aldaar rijdende personenauto waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols, een gebroken hielbeen en twee gebroken ruggenwervels of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Leeuwarden, gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), op de weg de [adres 2] tijdens het besturen van het motorvoertuig gebruik heeft van zijn, verdachte's mobiele telefoon, althans zich bij het besturen zich af heeft laten leiden door zijn, verdachte's mobiele telefoon, en/of terwijl hij wist dat hij leed aan epileptische aanvallen, in elk geval aan een aandoening waarbij hij de (volledige) controle over zijn lichaam verloor, met dat voertuig heeft gereden hebbende hij alstoen aldaar tijdens het rijden ten gevolge van die aandoening de controle over zijn lichaam en dat door hem bestuurde voertuig verloren, waardoor dat motorvoertuig een (abrupte) beweging naar links heeft gemaakt, waarna dat motorvoertuig via de middenberm van die weg terecht is gekomen op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en (frontaal) in botsing is gekomen met een aldaar rijdende personenauto door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevorderd. Uit het dossier blijkt dat verdachte, terwijl hij zijn epilepsie medicatie niet heeft ingenomen, is gaan rijden en als gevolg van een epileptische aanval en telefoongebruik tijdens het rijden een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Hierdoor is bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel ontstaan. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van schuld in de zin van zeer onvoorzichtig rijgedrag. Het handelen van verdachte is niet aan te merken als verontschuldigbare onmacht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, omdat er geen sprake is van schuld. Niet blijkt dat verdachte roekeloos of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld.
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn telefoon heeft gebruikt kort voor of tijdens het ongeval. De vaststelling dat zijn telefoon op verschillende manieren heeft bewogen, is onvoldoende bewijs voor het in handen hebben van de telefoon.
Daarbij komt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 4 april 2022 een epileptische aanval heeft gehad. Pas ruim een maand na het verkeersongeval is epilepsie bij verdachte vastgesteld en kreeg hij het advies om geen voertuigen te besturen. Verdachte komt daarom een beroep toe op verontschuldigbare onmacht.
Gelet op het voorgaande heeft de raadsman ten aanzien van het subsidiaire bepleit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens verontschuldigbare onmacht.

Het oordeel van de rechtbank 1

Bewijsmiddelen
Op 4 april 2022 heeft er een ongeval plaatsgevonden op de weg van de [adres 2] in Leeuwarden. De verdachte reed als bestuurder van een personenauto en is frontaal tegen de personenauto van [slachtoffer] (verder: slachtoffer) aangereden.
2Ter plaatse is door verbalisanten waargenomen dat verdachte zeer onrustig met zijn lichaam bewoog, onverstaanbare kreten uitschreeuwde, speeksel in zijn mond had en met zijn ogen draaide. Verdachte vertoonde wisselend, onrustig en agressief gedrag en verbalisanten kregen weinig tot geen contact met hem. Door verschillende hulpverleners werd gepoogd verdachte onder controle te houden, dit slaagde pas nadat hem een kalmerend middel werd toegediend.
3
Na het verkeersongeval heeft de politie ter plaatste onderzoek verricht. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de [adres 2] uit twee rijbanen bestaat die van elkaar zijn afgescheiden door een verhoogde middenberm. Verdachte reed op de linkerrijstrook van de noordelijke rijbaan van de [adres 2] en het slachtoffer reed op de linker rijstrook van de zuidelijke rijbaan. Op enig moment is verdachte door de middenberm in de richting van de zuidelijke rijbaan gereden waarbij hij op de rijbaan voor hem tegemoet komend verkeer belandde en daarbij de voorzijde van het voertuig van het slachtoffer raakte. Er is geconcludeerd dat het ongeval niet is te wijten aan een technisch gebrek, maar dat de oorzaak gezocht moet worden in een rij of beoordelingsfout van verdachte, omdat hij niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden.
4
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij achter het voertuig van verdachte reed en dat hij zag dat verdachte uit het niets een scherpe bocht naar links maakte en via de middenberm op de tegenovergestelde rijbaan tegen het voertuig van het slachtoffer aanbotste.
5
Verdachte heeft verklaard dat hij voor het ongeval al eerder, te weten op 25 november 2021, een aanrijding heeft gehad waarbij hij met zijn auto door een onbekende oorzaak in de sloot terecht is gekomen. Aan deze dag heeft verdachte in het geheel geen herinneringen. In het ziekenhuis heeft de arts aangegeven dat het ongeval mogelijk te maken had met epilepsie. Enige tijd later is verdachte ook nog bij hem thuis zonder aanleiding in de douche gevallen. Sinds deze gebeurtenissen staat verdachte onder behandeling in het ziekenhuis in verband met mogelijke epilepsie.
6Een maand voor het ongeval had verdachte zijn eerste MRI-scan in het ziekenhuis en kreeg toen medicatie tegen epilepsie voorgeschreven. In de maand voorafgaand aan het ongeval slikte hij twee keer per dag het medicijn Levetiracetam. Op 4 april 2022 zou verdachte opnieuw een MRI-scan krijgen waaruit zou moeten blijken of hij al dan niet lijdt aan epilepsie. Diezelfde dag is hij in de auto gestapt om naar zijn ziekenhuisafspraak te gaan zonder dat hij zijn medicatie had ingenomen. Als reden voor het niet innemen van zijn medicatie heeft verdachte aangegeven dat zijn medicatie op was. Aan het ongeval zelf heeft verdachte geen herinneringen.
7
Op 17 mei 2022 is door de neuroloog vastgesteld dat verdachte de dag voor zijn insult geen Keppra heeft gehad omdat hij geen tabletten meer had. Door de neuroloog is geconcludeerd dat verdachte opnieuw een insult bij gegeneraliseerde tonisch-klonische epilepsie heeft gehad, waarschijnlijk uitgelokt door therapieontrouw. Daarbij is nogmaals het belang van medicatietrouw besproken.
8
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de aanrijding twee gebroken ruggenwervels en een gecompliceerde polsbreuk aan zijn rechter pols heeft opgelopen. Aan zijn pols moest hij geopereerd worden.
9De geneeskundige verklaring bevestigt voornoemde en geeft daarbij aan een geschatte duur van genezing van een jaar.
10
Bewijsoverwegingen
Primair is ten laste gelegd dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval aanmerkelijk, (zeer) onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden.
Hoewel uit het dossier blijkt dat de telefoon van verdachte op verschillende momenten voor het verkeersongeval is gekanteld, blijkt niet dat verdachte de telefoon op die momenten daadwerkelijk heeft vastgehouden of dat hij hierdoor afgeleid is geweest. De rechtbank zal verdachte op dit punt dan ook partieel vrijspreken.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als roekeloos of aanmerkelijk, (zeer) onvoorzichtig en/of onoplettend.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in verbinding met artikel 175, tweede lid, WVW is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Sinds de inwerkingtreding van de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ per 1 januari 2020 is het toepassingsbereik van het begrip roekeloosheid verbreed. Van roekeloosheid is nu in ieder geval sprake wanneer het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Mate van schuld
Gelet op de verklaringen van verdachte en getuige [getuige] , alsmede de fysieke toestand en het gedrag van verdachte direct na het ongeval, overweegt de rechtbank dat aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van de aanrijding op 4 april 2022 met een aandoening kampte waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam en de door hem bestuurde personenauto heeft verloren waardoor zijn voertuig een abrupte beweging naar links heeft gemaakt waarna de frontale botsing met het slachtoffer volgde.
Hoewel ten tijde van het ongeval nog niet definitief vaststond dat verdachte leed aan epilepsie, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode voorafgaand aan 4 april 2022 wel al wist dat hij leed aan een aandoening waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam verliest of kon verliezen. Er waren immers al twee eerdere momenten geweest (op 25 november 2021 en de val in de douche, voorafgaand aan 4 april 2022) waarop hij daadwerkelijk de controle over zijn lichaam is verloren. Dit wist hij en sindsdien stond hij ook onder behandeling in het ziekenhuis naar mogelijk de aanwezigheid van de aandoening van epilepsie. Daar komt bij dat verdachte in de maand voorafgaand aan het ongeval medicatie tegen epilepsie voorgeschreven had gekregen en dit tweemaal per dag slikte. Verdachte was op 4 april 2022 onderweg naar het ziekenhuis voor een MRI-scan die uitsluitsel zou geven over de vermoedens van epilepsie. Door in een auto te stappen zonder zijn medicatie tegen epilepsie in te nemen, wetende dat de mogelijkheid dan bestaat dat hij de controle over zijn lichaam wederom kan verliezen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
De verdachte had zich moeten realiseren dat hij door zijn aandoening een gevaar was voor zichzelf en voor anderen door zonder zijn voorgeschreven medicatie te gebruiken in een auto te gaan deelnemen aan het verkeer. De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring dat hij nooit is gewezen op het belang van het tijdig en consequent blijven slikken van zijn voorgeschreven medicatie. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat dit belang zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen, zoals te weten op thuisarts.nl is te achterhalen. Bovendien heeft de neuroloog op 18 mei 2022 geschreven dat nogmaals het belang van medicatietrouw is besproken. De rechtbank ziet hier eveneens een aanwijzing in dat het belang van medicatie al op een eerder moment met verdachte is besproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, gelet op hetgeen hij op dat moment wist omtrent zijn medische situatie, serieus rekening moest houden met het optreden van zijn aandoening waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam verliest of kon verliezen, zoals dit zich ook tijdens het verkeersongeval heeft voorgedaan. Gelet op de wetenschap van zijn medische situatie en de consequenties van het niet innemen van de voorgeschreven medicatie, is het onverantwoord en onaanvaardbaar om als bestuurder van een personenauto deel te nemen aan het verkeer. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van verontschuldigbare onmacht.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden, zodat verdachte schuld als bedoeld in artikel 6 WVW heeft aan het verkeersongeval. De gedragingen van verdachte zijn echter niet toereikend voor het oordeel dat verdachte de hoogste mate van schuld heeft en dat hij ‘roekeloos’ heeft gereden. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit bestanddeel.
Aard van het letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Gelet op de aard van het letsel bij het slachtoffer, namelijk een gebroken pols en twee gebroken ruggenwervels alsmede de geschatte genezingsduur van een jaar, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
Dubbele causaliteit
Uit het voorgaande volgt voorts dat het verdachte is die het verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat als gevolg van dat ongeval het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 april 2022 te Leeuwarden, gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een personenauto, op de weg, de [adres 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig, terwijl hij wist dat hij leed aan een aandoening waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam verliest, althans kan verliezen, met die personenauto te rijden, hebbende hij alstoen aldaar tijdens het rijden ten gevolge van die aandoening de controle over zijn lichaam en de door hem bestuurde personenauto verloren waardoor die personenauto een abrupte beweging naar links heeft gemaakt, waarna die personenauto via de middenberm van die weg terecht is gekomen op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en frontaal in botsing is gekomen met een aldaar rijdende personenauto waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en twee gebroken ruggenwervels werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair. Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, niet uitgelaten over de op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich, door zeer onvoorzichtig rijgedrag, schuldig gemaakt aan een verkeersmisdrijf. Op verkeersdeelnemers rust een zorgplicht en verdachte is in dit opzicht ernstig tekort geschoten in zijn verkeersgedrag. Het verwijt dat verdachte vooral te maken valt, is dat hij als bestuurder van een personenauto aan het verkeer is gaan deelnemen, terwijl hij wist dat hij leed aan een aandoening waardoor hij de controle over zijn lichaam kan verliezen. Hij was gelet op de twee eerdere voorvallen een gewaarschuwd mens. Ook was hij al geruime tijd voor het ongeval in behandeling voor zijn medische aandoening en slikte hij medicatie tegen epilepsie. Door op 4 april 2022 in zijn auto te stappen, wetende dat hij zijn medicatie niet heeft genomen en wetende wat de mogelijke gevolgen daarvan kunnen zijn, heeft het ongeval kunnen gebeuren waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij achteloos is omgegaan met zijn aandoening en medicatiegebruik. Zijn handelen heeft bovendien niet alleen direct gevolg gehad voor het slachtoffer, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 12 juni 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft, omdat een reclasseringsrapport ontbreekt, geen onafhankelijke visie op de persoon van verdachte gekregen. Daarom zal de rechtbank uitgaan van hetgeen verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard ter terechtzitting. Daaruit is gebleken dat verdachte door het ongeval zelf ook ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. Positief is dat verdachte inmiddels een jaar lang geen insult meer heeft gehad waardoor hij zijn rijbewijs terug heeft gekregen. Ook start hij binnenkort met een opleiding tot beveiliger waarbij hij tegelijkertijd werkt en één dag per week naar school gaat.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ontwikkeld. Het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel waarbij sprake is van ernstige schuld is een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van één jaar.
Conclusie
Alles afwegende heeft de rechtbank geen redenen om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 160 uren, met daarbij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft tot doel te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit en hem ervan te doordringen voorzichtig te zijn in het verkeer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 160 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
12 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2023.
Mr. A. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002022159864, doorgenummerd 1 tot en met 116.
Pagina’s 61, 62 en 63.
Pagina’s 13 en 15.
Pagina’s 88 en 95.
Pagina’s 21 en 22.
Pagina 43 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2023.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2023.
Pagina 49.
Pagina’s 30 en 32.
Pagina 35.