Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot [naam] senior en junior heeft de officier van justitie niet concreet duidelijk gemaakt op welke dagen de op de urenbriefjes vermelde zorg niet is verleend. Het is niet vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van pinpas 009 behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] . Het is mogelijk dat de vrouw van verdachte gebruik heeft gemaakt van deze pinpas en dat zij heeft gepind in Culemborg terwijl verdachte zorg verleende in Assen. Verdachte heeft aangegeven dat 20% van de zorg niet is verleend. Dit is echter slechts een ruwe schatting. Dat is niet voldoende voor een bewezenverklaring. Daar komt bij dat er geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm. Verdachte heeft niet bewust fraude willen plegen met betrekking tot de persoonsgebonden budgetten (hierna: PGB). Hij had op dat moment veel aan zijn hoofd. Zijn ouders waren ernstig ziek en zijn kort na elkaar overleden. Ten tijde van het ten laste gelegde wist verdachte bovendien nog niet dat hij fysiek aanwezig moest zijn bij alle zorgmomenten en dat hij niet aan twee groepen tegelijkertijd zorg mocht verlenen. Tot slot heeft verdachte aangegeven dat hij wel zag dat er teveel geld binnenkwam, maar dat dit niet echt tot hem doordrong. Dit is ook aannemelijk aangezien de vrouw van verdachte heeft aangegeven dat zij de financiële administratie deed.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak urenbriefjes juni 2019 en april 2020
De rechtbank acht met betrekking tot de urenbriefjes van juni 2019 van [naam] senior en junior en het urenbriefje van april 2020 van [naam] junior niet wettig en overtuigend bewezen dat deze valselijk zijn opgemaakt. Volgens het onderzoek van de politie heeft verdachte op 6 juni 2019 geen zorg kunnen verlenen aan [naam] senior en junior omdat er sprake zou zijn van een pintransactie elders. De rechtbank heeft deze pintransactie echter niet terug kunnen vinden in het dossier. Zij kan derhalve ook niet vaststellen dat er op deze datum geen zorg kan zijn verleend. Met betrekking tot het urenbriefje van april 2020 heeft de politie opgemerkt dat op 13 april 2020 in de middag een geldopname heeft plaatsgevonden in Utrecht en dat er die dag derhalve geen zorg kan zijn verleend in Assen. Er is op 13 april 2020 echter maar twee uur individuele begeleiding genoteerd. Een geldopname in Utrecht hoeft daaraan niet in de weg te hebben gestaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier wel concreet blijkt op welke dagen de op de urenbriefjes vermelde zorg aan [naam] senior en junior niet is verleend. In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 1835 e.v. van het dossier heeft de politie aan de hand van pintransacties die door verdachte zijn verricht duidelijk en concreet geverbaliseerd op welke dagen er geen zorg kan zijn verleend in Assen. Verdachte heeft daarnaast ook bekend dat een gedeelte van de gedeclareerde zorg aan [naam] senior en junior niet daadwerkelijk is verleend. Met betrekking tot pinpas 009 behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] heeft verdachte in het verhoor bij de politie op 19 november 2020 aangegeven dat dit zijn pinpas betreft. Daar komt bij dat er met deze pinpas met enige regelmaat pintransacties worden verricht in Assen terwijl de vrouw van verdachte heeft aangegeven dat zij nooit in Assen komt. Verdachte is dus de gebruiker geweest van de pinpas. Tot slot is ook het (vol) opzet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij wist dat de urenbriefjes vals waren en dat hij wist dat hij meer geld kreeg dan waar hij – gezien de daadwerkelijk verleende zorg – recht op had, maar dat dit hem eigenlijk wel goed uitkwam en dat hij geen intentie had om dat geld (deels) terug te storen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft bekend dat hij sinds april 2017 geen zorg meer heeft verleend aan [naam] . In het dossier bevinden zich echter urenbriefjes van april 2017 tot en met april 2018. Deze zijn ondertekend door [naam] en door de zorgverlener. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij de paraaf die op de urenbriefjes staat, herkent als zijnde zijn paraaf.
Met betrekking tot de urenbriefjes van [naam] senior en junior heeft verdachte in het verhoor bij de politie op 18 november 2020 aangegeven dat [naam] senior en junior de urenbriefjes invulden, maar dat er soms wel sprake was van overleg. Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het invullen van de urenbriefjes ook wel gezamenlijk werd gedaan.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte enerzijds en [naam] senior, [naam] junior en [naam] anderzijds. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen, zowel ten aanzien van het valselijk opmaken van de urenbriefjes als het opzettelijke gebruikmaken daarvan.