ECLI:NL:RBNNE:2023:3223

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
18-039726-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken inzake ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2007. De zaak kwam voort uit een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat de verdachte, terwijl hij op haar paste, haar heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een ongelijkwaardige relatie, waarbij de verdachte als meerderjarige een verantwoordelijkheidspositie had ten opzichte van het slachtoffer. De rechtbank achtte het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere beschuldigingen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van drie maanden, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en een werkstraf van 150 uren. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een lopende behandeling bij de GGZ.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/039726-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
Hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2017 tot en met [geboortedatum] 2020, op diverse data en tijdstippen te Emmen en/of [adres] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, (zijn oppaskind) [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2007, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
  • het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn (stijve) geslachtsdeel en/of zich laten aftrekkendoor die [slachtoffer] en/of
  • het betasten van de borsten van die [slachtoffer] , en bestaande (telkens) dat geweld of diefeitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
  • het vastpakken van de hand van die [slachtoffer] en/of
  • het uitoefenen van fysiek overwicht dat verdachte als meerderjarige had op die [slachtoffer] terwijldie [slachtoffer] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2017 tot en met [geboortedatum] 2020, op diverse data en/of tijdstippen te Emmen en/of [adres] (meermalen) met (zijn oppaskind) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
  • het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn geslachtsdeel en/of zich latenaftrekken door die [slachtoffer] en/of
  • het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ,terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
2
Hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
[geboortedatum] 2019 tot en met 22 september 2021 te Emmen en/of [adres] in de gemeente Emmen, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2007, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, hebbende verdachte (telkens) met behulp van (een) mobiele telefoon(s), althans van digitale apparatuur, die [slachtoffer] afbeeldingen getoond en/of verstrekt en/of aangeboden waarop een (mannelijk) geslachtsdeel zichtbaar was en/of dat iemand zich aan het aftrekken was;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit alsmede het feit ten laste gelegd onder 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en dat ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit wel kan worden gekomen tot bewijs, echter met een aantal kanttekeningen. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In zowel het primair als het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit kan niet gesproken worden van een aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte toevertrouwde minderjarige. Hoewel er momenten zijn geweest waarop de pleegouders niet aanwezig waren en verdachte [slachtoffer] naar bed bracht, was er geen sprake van een dusdanige verantwoordelijkheid dat gezegd kan worden dat [slachtoffer] als ‘oppaskind’ aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Voorts is er – voor wat betreft het onder 1 primair ten laste gelegde feit - ook geen sprake geweest van dwang.
Verdachte ontkent namelijk dat hij de hand van [slachtoffer] heeft vastgepakt en naar zijn geslachtsdeel heeft gebracht. Van een andere feitelijkheid in de zin van het gebruikmaken van fysiek overwicht is evenmin sprake. Op dat punt is de tenlastelegging onvoldoende feitelijk en is het enkele feit dat verdachte ouder en groter is, onvoldoende om te stellen dat verdachte van zijn fysieke overwicht gebruikt heeft gemaakt. Ook is de ten laste gelegde pleegperiode voor beide varianten van het onder 1 ten laste gelegde te ruim nu de seksuele handelingen alleen hebben plaatsgevonden in de periode waarin verdachte én [slachtoffer] allebei nog bij het voormalig pleeggezin van [slachtoffer] woonden. [slachtoffer] is volgens haar eigen verklaring op 24 oktober 2019 al verhuisd naar haar huidige pleeggezin, zodat de seksuele handelingen niet kunnen hebben plaatsvinden na die datum. Ook de pleegplaats [adres] kan niet bewezen worden, nu verdachte uitdrukkelijk ontkent dat er tijdens het eenmalige bezoekje van [slachtoffer] aan verdachte in [adres] ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen beiden.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw eveneens aangevoerd dat de ten laste gelegde pleegperiode te ruim is. Uit het dossier volgt niet precies welke foto’s zijn gedeeld en wanneer. [slachtoffer] heeft aangegeven dat de snapchatberichten die zich in het dossier bevinden dateren van december 2020 en dat zij de eerdere berichten heeft gewist. De pleegperiode dient dan ook te worden beperkt, in die zin dat de aanvangsdatum niet eerder dan december 2020 is. Ook kan met betrekking tot feit 2 de pleegplaats [adres] niet bewezen worden, nu verdachte alleen in [adres] woonde vóór de ten laste gelegde periode.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 20 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] en ik schelen bijna 8 jaar in leeftijd. Ik was bijna 18 en [slachtoffer] 10 jaar toen ik in het pleeggezin kwam wonen. Het klopt dat ik de borsten van [slachtoffer] over haar kleding heb aangeraakt. Het klopt ook dat [slachtoffer] mijn geslachtsdeel heeft betast. Dit gebeurde bij [slachtoffer] thuis in Emmen. Verder weet ik dat [slachtoffer] FAS heeft. Ik kon dat ook wel aan haar merken, omdat ze soms jonger overkwam dan haar daadwerkelijke leeftijd.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 oktober 2022,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021259743 d.d. 23 mei 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Wat vind je aardig aan hem?
A: Hoe hij er wel voor mij was als het niet goed met mij gingVragen aan mij hoe het met mij gaat en hoe het met mijn vrienden ging.
V: De eerste keer dat er iets gebeurde tussen [verdachte] en jou wat je niet wilde, vertel daar eens alles over.
A: Het begon, hij moest op mij passen. Het was bedtijd. Hij vroeg aan mij of ik zijn lul wilde zien. Ik weet niet meer wat ik zei maar hij liet zijn lul zien. Ik moest hem toen aftrekken. Hij heeft vaker op mij opgepast en is het veel heftiger geworden en heeft hij mij ook aangeraakt enzo. Het is gestopt toen ik uit huis ging.
V: Je hebt nu verteld dat je hem af moest trekken. Hoe vaak heb je hem af moeten trekken?
A: Vaak, alle keren dat hij op mij moest oppassen.
V: Vertel eens alles over die laatste keer?
A: Dat was de dag dat ik hoorde dat ik niet meer bij papa en mama mocht blijven wonen. Ik ben toen naar boven naar hem gegaan voor steun. We waren aan het stoeien gewoon als broer en zus.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van informatief gesprek zeden d.d. 4 oktober 2022, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
[verdachte] heet hij, hij heeft dit gedaan. Hij heeft aan mijn borsten gezeten.
Het gebeurde altijd als hij moest oppassen. Ik weet dat hij er op mijn tiende verjaardag al was. [De rechtbank begrijpt [geboortedatum] 2017]. Ik had veel ruzie met mijn pleegmoeder, daarom ben ik ben op 24 oktober 2019 naar mijn nieuwe pleeggezin gegaan.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 29 maart 2022,opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Heb jij seksuele handelingen verricht bij [slachtoffer] ?
A: lk heb haar borsten aangeraakt. Dat is ook het enigste.
V: Hoe vaak is het gebeurd dat jij de borsten van [slachtoffer] hebt aangeraakt?
A: Twee, drie keer misschien. Dat was met opzet dan
V: Hoe kon het zo gebeuren dat jij de borsten van [slachtoffer] ging aanraken?
A: Het is een paar keer gebeurd dat ik opgewonden was en toen is dat gebeurd.
V: Hoe zat het dan met haar kleding?
A: Ik raakte dan over haar kleding haar borsten aan.
V: Hoe oud was ze toen? A: 11.
V: Heeft [slachtoffer] seksuele handelingen bij jou verricht?
A: Zij heeft mijn penis wel eens aangeraakt.
V: Hoe vaak heeft ze dat gedaan?
A: Dezelfde hoeveelheid dat ik haar borsten heb aangeraakt maar niet op dezelfde momenten.
V: Waarmee raakte ze dan je penis aan?
A: Met haar hand.
V: Wat deed ze met die hand?
A: Vast houden en bewegen. Heen en weer en op en neer en kijken hoe het werkte. V: Hoe was jouw penis dan als ze dat deed met haar hand? A: Deels stijf.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft de ten laste gelegde ontuchtige handelingen bekend. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of daarbij sprake is geweest van dwang. Van dwang door middel van geweld of bedreiging met geweld is geen sprake geweest. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank echter wel van oordeel dat er sprake was van dwang door een andere feitelijkheid. Aangeefster was het jongere pleegzusje van de toenmalige vriendin van verdachte. Verdachte heeft ook een tijd bij het gezin gewoond waarvan aangeefster deel uitmaakte en zowel aangeefster als verdachte hebben aangegeven dat er sprake was van een soort broer-zusrelatie tussen beiden. Voorts heeft verdachte aangegeven ook toen op de hoogte te zijn geweest van de gevolgen van het bij aangeefster vastgestelde foetaal alcohol syndroom en het feit dat ze zich daardoor jonger kon gedragen dan haar daadwerkelijke leeftijd. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat verdachte als oppas fungeerde wanneer de pleegouders en toenmalige vriendin van verdachte niet aanwezig waren en dat aangeefster als minderjarige op die momenten onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van verdachte stond. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank derhalve van oordeel dat aangeefster als minderjarige op die momenten aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Gelet op al het vorenstaande was er geen sprake van een gelijkwaardige relatie. Verdachte was voor het grootste deel van de ten laste gelegde periode meerderjarig en aangeefster minderjarig, hetgeen ook een fysiek overwicht van verdachte op aangeefster met zich meebracht. Dat was temeer het geval gezien het bij aangeefster vastgestelde foetaal alcohol syndroom, waarvan verdachte op de hoogte was en, waarover verdachte verklaarde dat het aangeefster nog jonger deed lijken. Door binnen die relatie ontuchtige seksuele handelingen met aangeefster te verrichten, heeft verdachte aangeefster gedwongen die ontuchtige handelingen te plegen en te dulden terwijl aangeefster aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het vastpakken van de hand van aangeefster door verdachte. De rechtbank spreekt verdachte daar partieel van vrij.
Met betrekking tot de pleegperiode en de pleegplaats [adres] overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de verklaring van aangeefster is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat de pleegperiode teruggebracht dient te worden naar [geboortedatum] 2017 tot en met 24 oktober 2019. Ook is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de handelingen ook in [adres] hebben plaatsgevonden. De rechtbank spreekt verdachte daar tevens partieel van vrij.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte, d.d. 29 oktober 2021,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021259743 d.d. 23 mei 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de handelingen ook in [adres] hebben plaatsgevonden. De rechtbank spreekt verdachte daar partieel van vrij.
Met betrekking tot het door de raadsvrouw gevoerde verweer ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank als volgt. Voor wat betreft de pleegperiode gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte begon met het sturen van naaktfoto’s toen aangeefster op 24 oktober 2019 naar haar nieuwe pleeggezin ging. Derhalve ziet de rechtbank aanleiding om de aanvangsdatum van de pleegperiode aan te passen naar 24 oktober 2019. Dat aangeefster heeft aangegeven dat zij de berichten van voor december 2020 heeft gewist, doet niet af aan een bewezenverklaring vanaf 24 oktober 2019, nu dat niet betekent dat verdachte voor die periode helemaal geen naaktfoto’s naar aangeefster heeft gestuurd, te meer nu verdachte het sturen van dergelijk foto’s in die periode ook niet heeft ontkend.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
Hij in de periode van 14 september 2017 tot en met 24 oktober 2019, op diverse data en tijdstippen te Emmen, door een andere feitelijkheid [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2007, heeft gedwongen tot het plegen en dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
  • het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn stijve geslachtsdeel en zich laten aftrekken door die[slachtoffer] en het betasten van de borsten van die [slachtoffer] , bestaande telkens die feitelijkheid uit:
  • het uitoefenen van fysiek overwicht dat verdachte als meerderjarige had op die [slachtoffer] terwijldie [slachtoffer] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd;
2
Hij op verschillende tijdstippen in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 22 september 2021 te Emmen, telkens [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, hebbende verdachte telkens met behulp van een mobiele telefoon die [slachtoffer] afbeeldingen getoond en verstrekt en aangeboden waarop een mannelijk geslachtsdeel zichtbaar was en dat iemand zich aan het aftrekken was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
een afbeelding, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voorpersonen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken, aanbieden en vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden, nu verdachte minderjarig was bij aanvang van de pleegperiode van het onder 1 ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren met vervangende jeugddetentie alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie vordert tevens oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd middels het advies van 23 mei 2023, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke straf. De raadsvrouw heeft de rechtbank uitdrukkelijk verzocht geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Daarbij zou een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf de thans gestarte behandeling bij de GGZ doorkruisen. Verder heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte gediagnosticeerd is met autisme en hij op vrijwillige basis hulp heeft gezocht bij de GGZ. Ook heeft de raadsvrouw de aandacht gevestigd op zijn blanco strafblad en zijn proceshouding. Voorts stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden, gelet op het feit dat verdachte minderjarig was bij aanvang van de pleegperiode van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 23 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, gedurende een periode van ongeveer twee jaren, schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer] terwijl zij aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, alsmede het (daarna) aanbieden en verstrekken van beeldmateriaal met seksuele lading aan [slachtoffer] die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Het leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] was 8 jaar, waarbij [slachtoffer] 10 jaar was toen de ontuchtige handelingen begonnen. Verdachte had derhalve een fysiek en naar mag worden aangenomen psychisch overwicht op haar. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had en ook zou mogen hebben, op grove wijze heeft geschonden. Met zijn handelen heeft verdachte tevens inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , terwijl zij een leeftijd had waarop zij hieraan niet blootgesteld dient te worden. Dit alles klemt temeer nu het misbruik plaatsvond in de gezinswoning. Die woning had bij uitstek een veilige omgeving voor [slachtoffer] moeten zijn. Voorts leert de ervaring dat seksueel misbruik vaak nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich meebrengt die nog lange tijd kunnen doorwerken. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om deze mogelijke gevolgen voor [slachtoffer] en heeft zijn eigen lustgevoelens voortdurend voorop gesteld. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte aan.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de volgende persoonlijke omstandigheden.
Uit het reclasseringsadvies van 23 mei 2023 blijkt dat verdachte in een vrijwillig kader is gestart met een behandeling bij de GGZ. Als delictrisicofactoren worden door de GGZ seks als coping, grote behoefte aan seks, neiging tot de ander te behagen en autismeverwante zaken aangemerkt. Blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting staat hij nog onder behandeling, maar is deze behandeling wel in een afrondende fase. Voorts is de reclassering positief over de meewerkende opstelling van verdachte, de responsiviteit ten aanzien van behandeling en het gegeven dat de meeste leefgebieden momenteel op orde zijn. Hierdoor ziet de reclassering goede mogelijkheden voor verdere behandeling. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot laag waarbij de inmiddels doorlopen behandeling en de responsiviteit van verdachte de risicofactoren verder zullen doen afnemen. Bij een volledige veroordeling (met een bewezenverklaring van seksueel binnendringen) adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod. In het geval verdachte niet schuldig wordt geacht aan het binnendringen van het lichaam van aangeefster adviseert de reclassering een straf met contactverbod zonder verdere bijzondere voorwaarden.
Naast het bovengenoemde heeft de rechtbank ook oog voor de leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank geeft toepassing aan het jeugdstrafrecht, nu verdachte minderjarig was aan het begin van de pleegperiode van feit 1. De rechtbank betrekt bij de straftoemeting voorts dat verdachte ter terechtzitting (deels) zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en zijn spijt heeft betuigd. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat verdachte in een vrijwillig kader is gestart met een behandeling bij de GGZ. Tevens is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest en dient hij derhalve als ‘first offender’ te worden beschouwd. Voorts rekent de rechtbank het tijdsverloop sinds de aangifte in het voordeel van verdachte mee.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 150 uren, met vervangende jeugddetentie, en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.
Hoewel seksueel binnendringen niet ten laste is gelegd ziet de rechtbank wel aanleiding om aan de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering in dat geval geadviseerd. Het gaat dan om een meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte, ook na de behandeling bij de GGZ, onder toezicht en eventuele behandeling blijft bij de reclassering om op die manier het recidiverisico verder te beperken. Gelet op de huidige leeftijd van verdachte zal de rechtbank het reclasseringstoezicht opdragen een de volwassenen-reclassering in plaats van de jeugdreclassering.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het aangewezen is om een contactverbod op te leggen met aangeefster [slachtoffer] . Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte nog kampt met een seksverslaving en daarvoor onder behandeling staat. Ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten tegen aangeefster [slachtoffer] , acht de rechtbank het aangewezen dat verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] . De maatregel wordt opgelegd voor de maximale duur van vijf jaren. De rechtbank zal bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van een week per overtreding, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38v, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77we, 240a, 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich telefonisch meldt binnen twee werkdagen na de veroordeling bij ReclasseringNederland op telefoonnummer 088 804 1100. Veroordeelde volgt de aanwijzingen van de reclassering op. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
dat veroordeelde diagnostiek laat verrichten en zich ambulant laat behandelen door AFPN of eensoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt of heeft met hetslachtoffer, [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2007, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met: - slachtoffer (aangeefster), [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, en bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van een week weken per overtreding, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. M. van den Steenhoven en mr. H. Hanssen, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2023.
Mr. Van den Steenhoven, mr. Hanssen en mr. Kamphuis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.