Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden, nu verdachte minderjarig was bij aanvang van de pleegperiode van het onder 1 ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren met vervangende jeugddetentie alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie vordert tevens oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd middels het advies van 23 mei 2023, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke straf. De raadsvrouw heeft de rechtbank uitdrukkelijk verzocht geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Daarbij zou een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf de thans gestarte behandeling bij de GGZ doorkruisen. Verder heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte gediagnosticeerd is met autisme en hij op vrijwillige basis hulp heeft gezocht bij de GGZ. Ook heeft de raadsvrouw de aandacht gevestigd op zijn blanco strafblad en zijn proceshouding. Voorts stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden, gelet op het feit dat verdachte minderjarig was bij aanvang van de pleegperiode van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 23 mei 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, gedurende een periode van ongeveer twee jaren, schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer] terwijl zij aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, alsmede het (daarna) aanbieden en verstrekken van beeldmateriaal met seksuele lading aan [slachtoffer] die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Het leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] was 8 jaar, waarbij [slachtoffer] 10 jaar was toen de ontuchtige handelingen begonnen. Verdachte had derhalve een fysiek en naar mag worden aangenomen psychisch overwicht op haar. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had en ook zou mogen hebben, op grove wijze heeft geschonden. Met zijn handelen heeft verdachte tevens inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , terwijl zij een leeftijd had waarop zij hieraan niet blootgesteld dient te worden. Dit alles klemt temeer nu het misbruik plaatsvond in de gezinswoning. Die woning had bij uitstek een veilige omgeving voor [slachtoffer] moeten zijn. Voorts leert de ervaring dat seksueel misbruik vaak nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich meebrengt die nog lange tijd kunnen doorwerken. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om deze mogelijke gevolgen voor [slachtoffer] en heeft zijn eigen lustgevoelens voortdurend voorop gesteld. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte aan.
Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de volgende persoonlijke omstandigheden.
Uit het reclasseringsadvies van 23 mei 2023 blijkt dat verdachte in een vrijwillig kader is gestart met een behandeling bij de GGZ. Als delictrisicofactoren worden door de GGZ seks als coping, grote behoefte aan seks, neiging tot de ander te behagen en autismeverwante zaken aangemerkt. Blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting staat hij nog onder behandeling, maar is deze behandeling wel in een afrondende fase. Voorts is de reclassering positief over de meewerkende opstelling van verdachte, de responsiviteit ten aanzien van behandeling en het gegeven dat de meeste leefgebieden momenteel op orde zijn. Hierdoor ziet de reclassering goede mogelijkheden voor verdere behandeling. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot laag waarbij de inmiddels doorlopen behandeling en de responsiviteit van verdachte de risicofactoren verder zullen doen afnemen. Bij een volledige veroordeling (met een bewezenverklaring van seksueel binnendringen) adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod. In het geval verdachte niet schuldig wordt geacht aan het binnendringen van het lichaam van aangeefster adviseert de reclassering een straf met contactverbod zonder verdere bijzondere voorwaarden.
Naast het bovengenoemde heeft de rechtbank ook oog voor de leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank geeft toepassing aan het jeugdstrafrecht, nu verdachte minderjarig was aan het begin van de pleegperiode van feit 1. De rechtbank betrekt bij de straftoemeting voorts dat verdachte ter terechtzitting (deels) zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en zijn spijt heeft betuigd. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat verdachte in een vrijwillig kader is gestart met een behandeling bij de GGZ. Tevens is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest en dient hij derhalve als ‘first offender’ te worden beschouwd. Voorts rekent de rechtbank het tijdsverloop sinds de aangifte in het voordeel van verdachte mee.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 150 uren, met vervangende jeugddetentie, en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.
Hoewel seksueel binnendringen niet ten laste is gelegd ziet de rechtbank wel aanleiding om aan de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering in dat geval geadviseerd. Het gaat dan om een meldplicht, ambulante behandeling en contactverbod. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte, ook na de behandeling bij de GGZ, onder toezicht en eventuele behandeling blijft bij de reclassering om op die manier het recidiverisico verder te beperken. Gelet op de huidige leeftijd van verdachte zal de rechtbank het reclasseringstoezicht opdragen een de volwassenen-reclassering in plaats van de jeugdreclassering.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het aangewezen is om een contactverbod op te leggen met aangeefster [slachtoffer] . Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte nog kampt met een seksverslaving en daarvoor onder behandeling staat. Ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten tegen aangeefster [slachtoffer] , acht de rechtbank het aangewezen dat verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] . De maatregel wordt opgelegd voor de maximale duur van vijf jaren. De rechtbank zal bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van een week per overtreding, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.