ECLI:NL:RBNNE:2023:3215

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
18-318924-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel van een Irakese man van Denemarken via Duitsland naar Nederland

Op 31 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1971, werd ervan beschuldigd een uit Irak afkomstige man te hebben vervoerd van Denemarken via Duitsland naar Nederland. De zaak kwam aan het licht na een controle op de Rijksweg A7, waar de verdachte werd aangehouden met de man in zijn auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn bewering dat hij niet op de hoogte was van de wederrechtelijkheid van de doorreis, ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang van de man tot Nederland niet legaal was. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de man behulpzaam was geweest bij het verkrijgen van toegang tot Nederland, en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, maar ook met het feit dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.318924.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1971 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2023.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te of bij [plaats] , in de gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [slachtoffer] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde perso(o)n(en) te vervoeren in een personenauto, van het merk Dacia, type lodgy (en voorzien van het Deense kenteken [kenteken] ), van Denemarken via Duitsland naar Nederland en/of over de grens te brengen en/of naar [plaats] te brengen en/of af te leveren in de nabijheid van het aldaar gevestigde [instelling] , terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit dat hij, met uitzondering van het bestanddeel medeplegen, te bewijzen acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 juli 2021, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Oostgrens-Noord, met nummer PL27NN/21-002342, d.d. 11 augustus 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten:
(p. 15) Op donderdag 29 juli 2021, omstreeks 18:00 uur, zag ik, verbalisant [verbalisant] , een personenauto, van het merk Dacia, type Lodgy en voorzien van het Deense kenteken [kenteken] , door een motorrijder van brigade Oostgrens-Noord aangevoerd worden op de controlestrook van de Rijksweg A7. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat er twee personen in het voertuig zaten. Ik, verbalisant [verbalisant] , kreeg van de bestuurder een Deens vreemdelingen paspoort en een Deense verblijfskaart op naam van: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1971 te [geboorteplaats 1] .
(p. 16) Ik, verbalisant [verbalisant] , kreeg van de bijrijder een rijbewijs van Verenigde Arabische Emiraten. Dit document was voorzien van een goed gelijkende foto. Dit document stond op naam van: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1965 te [geboorteplaats 2] .
Verder kon de bijrijder geen documenten overhandigen waaruit de nationaliteit en verblijfsrechtelijke status uit kon blijken
Ik, verbalisant [verbalisant] , hoorde de bestuurder in het Engels zeggen dat hij gebeld werd met het verhaal dat de asiel procedure van de bijrijder in Denemarken is afgekeurd en de bijrijder in Nederland asiel wil aanvragen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 juli 2021,opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Wat zijn uw persoonsgegevens?
A: Naam: [slachtoffer] . Voornamen: [slachtoffer] . Nationaliteit: Iraaks (p. 90) V: Wat is de reden dat u naar Nederland bent gekomen?
A: Om asiel aan te vragen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 juli 2021, opgenomenop pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 38) V: Waar kent u [slachtoffer] van?
A: Ik heb een vriend die heet [naam] . Hij vroeg ga je naar Nederland, ik ken iemand die hulp nodig heeft om er te komen. Ik zei oké, ik ga morgen vroeg weg. Hij (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) heeft zijn bagage in de auto gelegd en we zijn gegaan. Ik ben door Esbjerg, Hamburg, Bremen, Nederland gegaan.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde persoon (verder: [slachtoffer] ) op 29 juli 2021 van Denemarken via Duitsland naar Nederland heeft vervoerd en dat de toegang tot of doorreis door Nederland van [slachtoffer] wederrechtelijk was.
Verdachte heeft tegenover de marechaussee verklaard dat hij niet van deze wederrechtelijkheid op de hoogte was. Verdachte zou [slachtoffer] op zijn woord hebben geloofd toen deze hem desgevraagd vertelde over “documenten voor grensoverschrijding “ te beschikken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte te lichtvaardig heeft gehandeld door [slachtoffer] in zijn auto mee te nemen zonder nader onderzoek naar diens documenten te hebben verricht. Dit geldt temeer nu [slachtoffer] een voor hem onbekende, klaarblijkelijk niet uit Denemarken afkomstige, persoon was, met wie hij in contact is gekomen via een vriend die hij tijdens zijn asielprocedure in Denemarken in het asielzoekerscentrum heeft leren kennen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte minst genomen ernstige redenen had te vermoeden dat de inreis in en doorreis door Nederland van [slachtoffer] wederrechtelijk was.
De rechtbank acht met de officier van justitie niet bewezen dat sprake was van medeplegen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2021 in de gemeente Oldambt, een ander, te weten [slachtoffer] , behulpzaam is
geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland door bovengenoemde persoon te vervoeren in een personenauto, van het merk Dacia, type Lodgy (en voorzien van het Deense kenteken [kenteken] ), van Denemarken via Duitsland naar Nederland en over de grens te brengen, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Mensensmokkel
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Hij heeft een uit Irak afkomstige man van Denemarken via Duitsland naar Nederland vervoerd.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop, alsmede op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters plegen te worden opgelegd en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden per gesmokkelde in beginsel gerechtvaardigd. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, in deze zaak geen aanleiding om daarvan af te wijken.
De rechtbank heeft tevens gelet op de omstandigheid dat verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals dat ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2023.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.