In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 maart 2023 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter in de rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de verzoeker en zijn zoon meenden dat de rechter niet onpartijdig was. Tijdens de behandeling van de hoofdzaak op 21 februari 2023 had de verzoeker het gevoel niet voldoende gehoord te zijn en dat de rechter al een vooringenomen oordeel had geveld over hun zaak. De rechtbank heeft het proces-verbaal van de zitting en de schriftelijke toelichting van mr. Zwart-Sneek in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van de verzoeker en zijn zoon, dat de rechter hen niet onpartijdig heeft behandeld, niet konden worden weerlegd. De rechtbank concludeerde dat de schijn van vooringenomenheid bestond, wat leidde tot de toewijzing van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden onmiddellijk op de hoogte gesteld van de uitspraak.