ECLI:NL:RBNNE:2023:3214

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
C/18/220887 KG RK 23-62
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 maart 2023 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter in de rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de verzoeker en zijn zoon meenden dat de rechter niet onpartijdig was. Tijdens de behandeling van de hoofdzaak op 21 februari 2023 had de verzoeker het gevoel niet voldoende gehoord te zijn en dat de rechter al een vooringenomen oordeel had geveld over hun zaak. De rechtbank heeft het proces-verbaal van de zitting en de schriftelijke toelichting van mr. Zwart-Sneek in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van de verzoeker en zijn zoon, dat de rechter hen niet onpartijdig heeft behandeld, niet konden worden weerlegd. De rechtbank concludeerde dat de schijn van vooringenomenheid bestond, wat leidde tot de toewijzing van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden onmiddellijk op de hoogte gesteld van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/220887 KG RK 23-62
beslissing van de meervoudige kamer van 23 maart 2023
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
tegen
mr. E.Th.M. Zwart-Sneek,
kantonrechter in bovengenoemde rechtbank, zittingsplaats Leeuwarden, tijdens de behandeling van de zaak met zaak-/rolnummer [zaaknummer] .

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting in de hoofdzaak van 21 februari 2023;
  • een schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek d.d. 2 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van mr. E.Th.M. Zwart-Sneek (hierna: mr. Zwart-Sneek) op het wrakingsverzoek, strekkende tot afwijzing van dat verzoek.
1.2.
Op 16 maart 2023 is het wrakingsverzoek behandeld ter zitting van de wrakingskamer van de rechtbank. Op deze zitting waren aanwezig verzoeker en zijn zoon [zoon] . Ter zitting hebben zij het standpunt van verzoeker met betrekking tot het wrakingsverzoek toegelicht. Mr. Zwart-Sneek was met kennisgeving afwezig.
1.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Overwegingen

2.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.3.
Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal blijkt dat verzoeker, bij monde van zijn zoon, het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd:
U geeft aan dat in de vorige procedure al is benoemd dat ik er rekening mee moet houden dat een volgend verzoek mogelijk wordt afgewezen. Daarna zegt u dat ik daar nu dus serieus rekening mee moet houden. U bent vooringenomen. Daarom wraak ik u. We hebben niet voldoende gelegenheid gekregen om ons verhaal te doen.
2.4.
In haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek heeft mr. Zwart-Sneek onder meer het volgende aangevoerd:
Ter voorbereiding op de zitting van 21 februari 2023 heb ik het verzoekschrift met bijlagen en het verweerschrift gelezen. Het verzoekschrift had als bijlagen onder andere het eerdere verzoekschrift (van 29 september 2021) en de naar aanleiding daarvan gewezen beschikking van 22 december 2021. Die stukken waren mij dus bekend.
Uit de stukken volgde dat de omstandigheden die in het tweede verzoekschrift worden aangevoerd zo goed als dezelfde zijn als die in het eerste verzoekschrift zijn aangevoerd (zoals: geen vervangende ruimte te vinden voor betaalbare prijzen, ziekte, oneerlijk samenspel tussen verhuurders, een opzegging op een andere locatie met grote gevolgen), met dien verstande dat in het tweede verzoekschrift ook naar een recessie wordt verwezen.
Ter zitting heb ik, na een korte introductie en met excuses dat we helaas wat later begonnen omdat mijn vorige zitting was uitgelopen, eerst kort de stukken besproken die onderdeel uitmaakten van het dossier. Vervolgens heb ik de [zoon] het woord gegeven om het verzoekschrift verder toe te lichten en in te gaan op het verweerschrift. De [zoon] was ongeveer een kwartier (aan één stuk door) aan het woord, waarbij hij feitelijk slechts herhaalde wat al in het verzoekschrift stond.
2.5.
Tijdens de zitting bij de wrakingskamer heeft de zoon van verzoeker erkend dat het best zo kan zijn dat hij een kwartier aan het woord is geweest, maar dat hij niet alles heeft kunnen zeggen en slechts 1 schermafbeelding heeft kunnen laten zien. Erkend wordt dat verzoeker zelf ook nog enkele minuten het woord heeft gevoerd. Per saldo voelden zij zich niet of niet voldoende gehoord. Mr. Zwart-Sneek heeft volgens hen namelijk bij de bespreking van de stukken aan het begin van de zitting op 21 februari 2023 al haar verbazing uitgesproken over en haar kanttekeningen geplaatst bij de eerdere beschikking van 22 december 2021 en heeft volgens hen vanaf het begin van de zitting uitgestraald dat zij niet van plan was om het tweede verzoek toe te wijzen.
2.6.
Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt van de zitting op 21 februari 2023 valt niet op te maken hoe de bespreking van de stukken bij aanvang van die zitting heeft plaatsgevonden en welke woorden mr. Zwart-Sneek daarbij heeft gebezigd. Ook uit het schriftelijke verweer van mr. Zwart-Sneek valt dat niet af te leiden. Bij gebrek aan weerlegging van de stellingen van verzoeker en zijn zoon, zoals die zijn betrokken tijdens de zitting van de wrakingskamer, kan aan die stellingen niet zomaar voorbij worden gegaan. Het dient er daarom voor te worden gehouden dat deze stellingen juist zijn en dat mr. Zwart-Sneek vanaf de aanvang van de zitting op 21 februari 2023 heeft laten doorschemeren dat er een grote kans bestond dat zij het tweede verzoek zou afwijzen. Mr. Zwarts-Sneek heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ook aangegeven dat zij verzoeker heeft laten weten dat in de vorige beschikking al een langere ontruimingstermijn is gegeven dan formeel wettelijk mogelijk was en dat verzoekers er dus ernstig rekening mee moeten houden dan hun tweede verzoek kan worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat mr. Zwart-Sneek dit (met instemming van partijen) heeft gedaan in de vorm van een voorlopig oordeel. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat mr. Zwart-Sneek ten opzichte van verzoeker en zijn zoon, die niet werden bijgestaan door een beroepsmatige rechtsbijstandsverlener, de schijn heeft gewekt dat zij jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij verzoeker en zijn zoon dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd was en is.
2.7.
Het onderhavige wrakingsverzoek wordt daarom toegewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
3.2.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Zwart-Sneek en aan (de gemachtigde van) de wederpartij in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer [zaaknummer] .
Deze beslissing is gegeven door mrs. Th.A. Wiersma, voorzitter, J.Y.B. Jansen en S. Zwarts, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.
typ: 692