Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum] -2002
Datum letselonderzoek: 08-09-2020
Bij bovenstaande persoon is letselonderzoek uitgevoerd.
Gemelde toedrachtWerd in het gezicht en op de borst geslagen door meerdere mensen. Is aantal keren in zijn gezicht getrapt. Moest met ambulance mee vanwege de hoofdverwondingen. Is naar SEH SZE gebracht. CT-scan en X-foto’s. Polsfractuur links. Voortand onder links en stuk kies boven rechts.
LetselLichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: blauw oog rechts
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: hematoom linker oog
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: hematoom links naast het oog
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: afgebroken tand
Past bij de gemelde toedracht: goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: linker oor hematoom
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: borst
Beschrijving: schaafwond borst
Past bij de gemelde toedracht: goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: voorhoofd
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: goed
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast. Op 6 september 2020 staan aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), na sluitingstijd van de uitgaansgelegenheid waar zij die avond hebben doorgebracht, buiten te wachten op een taxi. Diezelfde avond hebben zich binnen in voornoemde uitgaansgelegenheid meerdere incidenten voorgedaan. [slachtoffer 2] is in de toiletruimte aangevallen. Daar stonden meerdere mensen uit de groep van verdachte bij. [slachtoffer 1] is binnen in gevecht geraakt met medeverdachte [medeverdachte 3] , waarna zij beiden uit de club verwijderd zijn. Na sluitingstijd staat de groep van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] buiten te wachten op de taxi. Verdachte en medeverdachten zoeken dan opnieuw de confrontatie. Daarbij wordt [slachtoffer 2] met kracht tegen zijn hoofd geslagen als gevolg waarvan hij recht voorover op de grond terechtkomt. Hij blijft buiten bewustzijn en bewegingsloos op de grond liggen. Volgens getuigen heeft het zo’n kwartier geduurd voor hij ergens op reageerde. Terwijl [slachtoffer 2] bewegingsloos op de grond ligt, hangt medeverdachte [medeverdachte 1] gehurkt over [slachtoffer 2] heen en wordt die [slachtoffer 2] nogmaals met kracht op zijn hoofd geslagen door medeverdachte [medeverdachte 5] .
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] lopen vervolgens weg en geven elkaar een
‘boks’. Vrijwel gelijktijdig wordt [slachtoffer 1] door de groep van verdachte aangevallen. [slachtoffer 1] wordt tegen zijn hoofd geslagen, waarna hij probeert weg te rennen. [slachtoffer 1] komt echter door toedoen van verdachte, die een trappende beweging in zijn richting maakt, ten val. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond zit, wordt hij door medeverdachte [medeverdachte 4] met kracht en geschoeide voet hard tegen zijn hoofd geschopt en - kort daarna - door verdachte, met kracht tegen zijn hoofd geslagen. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] - terwijl hij op de grond ligt en zichzelf probeert te beschermen - door medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] meermaals tegen zijn hoofd en lichaam geschopt en geslagen. Medeverdachte [medeverdachte 1] , die zich ondertussen heeft verplaatst van de bewusteloze [slachtoffer 2] naar [slachtoffer 1] , gaat vervolgens bovenop de liggende [slachtoffer 1] zitten, houdt hem vast en slaat tweemaal met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . Op het moment dat [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte 1] wordt vastgehouden, wordt die [slachtoffer 1] tegelijkertijd (opnieuw) meermalen tegen zijn hoofd geschopt en geslagen. Nadat [slachtoffer 1] uiteindelijk weet op te staan rent hij weg, waarna medeverdachten
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] achter hem aanrennen en het opnieuw tot een handgemeen komt tussen [slachtoffer 1] en medeverdachte [medeverdachte 5] . Het letsel dat [slachtoffer 1] oploopt bestaat, naar later blijkt uit de inhoud van de hem betreffende forensisch geneeskundige letselrapportage, uit meerdere schaafwonden en bloeduitstortingen op hoofd en lichaam, een polsfractuur en een afgebroken tand en kies.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de daaruit vastgestelde feiten en omstandigheden het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring in samenhang met de beschrijving van de camerabeelden, stelt de rechtbank vast dat verdachte de ‘onbekende persoon’ is geweest die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht, als gevolg waarvan verdachte zelf ook ten val is gekomen.
Voorts stelt de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, vast dat verdachte eveneens de ‘onbekende persoon’ is geweest die - vrijwel direct nadat [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte 4] met geschoeide voet tegen zijn hoofd is geschopt - [slachtoffer 1] met kracht tegen diens hoofd slaat, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zit. Vervolgens schopt medeverdachte [medeverdachte 4] , [slachtoffer 1] in zijn zij en slaat hij met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt voorts vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens op de liggende [slachtoffer 1] gaat zitten, hem vasthoudt en tweemaal met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] slaat. Terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] die [slachtoffer 1] vasthoudt en tegen de grond drukt, wordt [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte 4] opnieuw met kracht tegen zijn hoofd geschopt en geslagen.
Medeplegen
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte vereist, waarbij de bijdrage van verdachte aan het strafbare feit intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn geweest. Bij de vorming van het oordeel dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend moment.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , zodat hen - gelet op dat medeplegen over en weer de door de ander gepleegde geweldshandelingen kunnen worden toegerekend. De rechtbank baseert dit oordeel op de intensiteit waarmee en de wijze en het momentum waarop de verschillende geweldshandelingen door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn uitgeoefend. Zoals hiervoor reeds vastgesteld brengt verdachte die
[slachtoffer 1] uit balans en ten val, waarna medeverdachte [medeverdachte 4] de zittende
[slachtoffer 1] met kracht tegen diens hoofd schopt. Vrijwel direct daarna slaat verdachte die
[slachtoffer 1] met kracht tegen diens hoofd, terwijl [slachtoffer 1] op de grond zit. Medeverdachte [medeverdachte 1] houdt [slachtoffer 1] vervolgens tegen de grond, terwijl hij en medeverdachte [medeverdachte 4] die [slachtoffer 1] (opnieuw) meerdere malen tegen zijn hoofd slaan en schoppen.
Door binnen een kort tijdsbestek aldus te handelen is verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gezamenlijk opgetreden en hebben zij elkaar versterkt in de aanval jegens [slachtoffer 1] , zodat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld hoe de door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gepleegde geweldshandelingen, in onderling verband en samenhang bezien, dienen te worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de inhoud van het strafdossier niet vast te stellen dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven en vol opzet heeft gehad op dat gevolg. Bij de beantwoording van de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op letsel dat de dood van
[slachtoffer 1] tot gevolg zou hebben stelt de rechtbank voorop dat daarvan sprake is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, te weten het overlijden van [slachtoffer 1] , zal intreden. Hiervoor is vereist dat verdachte zowel wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, als ook dat hij die kans ten tijde van zijn gedragingen bewust heeft aanvaard. Zoals reeds overwogen stelt de rechtbank vast dat het door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gezamenlijk uitgeoefende geweld tegen [slachtoffer 1] onder meer bestond uit het meermalen met kracht slaan en schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . Dat voornoemde geweldshandelingen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] zijn uitgeoefend blijkt onder meer uit de beschrijving van de camerabeelden en het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel. Het hoofd is een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam en voornoemde geweldshandelingen tegen het hoofd kunnen naar algemene ervaringsregels dodelijk schedel-, nek- en hersenletsel tot gevolg hebben. Te meer nu [slachtoffer 1] , gelet op de hoeveelheid geweldshandelingen en het feit dat [slachtoffer 1] ten tijde van het plegen daarvan op de grond lag, zichzelf niet telkens heeft kunnen beschermen. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de kans op de dood van [slachtoffer 1] ten gevolge van het door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest. De door voornoemde verdachten uitgeoefende geweldshandelingen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] waren, gelet op de frequentie, het momentum en kracht waarmee zij zijn gepleegd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van letsel dat de dood tot gevolg heeft, dat de rechtbank concludeert dat verdachte en medeverdachten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] die aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. Met de officier van justitie is de rechtbank derhalve van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.