ECLI:NL:RBNNE:2023:3210

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
18-309873-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot doodslag met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 31 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 september 2020 in Nieuw-Amsterdam, waar de verdachte samen met medeverdachten een gewelddadige aanval uitvoerde op het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, [slachtoffer 1] met kracht heeft geslagen en geschopt, terwijl deze weerloos op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking hebben vertoond tijdens de geweldshandelingen, wat hen aansprakelijk maakt voor de gevolgen van hun daden. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer van € 5.489,28, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop van de zaak en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en matigde de straf in verband met de overschrijding van de redelijke termijn voor de strafvervolging.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.309873.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.J.H. Lina, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, doordat hij en/of zijn mededaders,
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofden/of in het gezicht heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag/zat en/of omhoog kwam, en/of
  • eenmaal of meermalen die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen,en/of
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in hetgezicht heeft geschopt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] tegen de grond werd gedrukt en/of vastgehouden,
  • te slaan en/of schoppen op/tegen het lichaam en/of ledematen van die [slachtoffer 1] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, doordat hij en/of zijn mededaders,
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofden/of in het gezicht heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag/zat en/of omhoog kwam, en/of
  • eenmaal of meermalen die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen,en/of
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in hetgezicht heeft geschopt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] tegen de grond werd gedrukt en/of vastgehouden,
  • te slaan en/of schoppen op/tegen het lichaam en/of ledematen van die [slachtoffer 1] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de [adres] ter hoogte van [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten
[slachtoffer 1] , door
  • met geschoeide voeten te schoppen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die[slachtoffer 1]
  • met geschoeide voeten te schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]
  • ( met geschoeide voeten) te schoppen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die
[slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] tegen de grond wordt gedrukt
  • te slaan op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1]
  • te slaan en/of schoppen op/tegen het lichaam en/of ledematen van die [slachtoffer 1]
  • op die [slachtoffer 1] te duiken en vervolgens door met een knie op de borst van die [slachtoffer 1] te drukken hem op de grond te drukken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte eenmaal op het hoofd van [slachtoffer
1] heeft geslagen. Daarmee heeft hij geen substantiële bijdrage geleverd aan de door de medeverdachte gepleegde geweldshandelingen, zodat het handelen van verdachte geen aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] dan wel zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer 1] heeft opgeleverd. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 17 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in de ruzie terecht gekomen en viel samen met [slachtoffer 1] op de grond. Ik heb [slachtoffer 1] op zijn hoofd geslagen. Dat was nadat [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en op de grond zat. Na de klap had ik last van mijn hand en ben ik weggelopen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 7 september2020, opgenomen op pagina 105 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R020104 (onderzoeksnaam VESPA), BVH-nummers 2020246968 en 2020246161, d.d. 21 september 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Toen ik buiten kwam met [slachtoffer 2] kwam die jongeman er aangelopen. Toen werd ik door die jongen met dat golvende haar aangetikt en zeiden ze wat wil je nou dan. En toen kreeg ik ook al een slag op mijn gezicht. Ik weet niet door wie, het was een groep. Sindsdien ging het allemaal zo snel. Toen viel ik op de grond. En toen begonnen ze me te schoppen en slaan terwijl ik op de grond lag. Ik kon op een gegeven moment ontsnappen, toen ben ik weg
gerend, maar ik was heel duizelig en ben toen gevallen. Ze kwamen me weer achterna en toen hebben ze me weer geslagen en geschopt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 september2020, opgenomen op pagina 142 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
De getuige verklaarde:
A: Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] door vijf jongens werd achtervolgd. Ik heb gezien dat [slachtoffer 1] werd aangevallen door deze vijf personen. Ik zag dat twee personen [slachtoffer 1] aan het mishandelen waren. Ik zag dat ze beiden aan het schoppen en slaan waren op [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] wegrende uit bangheid en dat hij door dezelfde groep werd achtervolgd.
(…)
V: Hoe heten die vijf jongens?
A: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]
(…)
V: Wat heb je hun zien doen?
A: Ik zag dat ze met de hele groep [slachtoffer 1] grepen.
V: Wat bedoel je met grepen?
A: Ze sloegen in het wild op hem en schoppen en slaan. [slachtoffer 1] is op de loop gegaan.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn er direct achteraan gegaan. Daarna de andere drie ook.
(…) V: Wie heb je wat zien doen qua mishandeling?
A: Bij [slachtoffer 1] heb ik [medeverdachte 4] zien slaan en schoppen. Dat was meer richting het hoofd. Ik heb gezien dat hij [slachtoffer 1] op het hoofd raakte. Eerst schoppend op het hoofd. Die raakte [slachtoffer 1] . Daarna heb ik hem [slachtoffer 1] verder zien slaan. Ik zag dat dit slaan hem ook raakte. Dit was ook op het hoofd. [medeverdachte 1] heb ik [slachtoffer 1] zien slaan. Ik zag dat hij [slachtoffer 1] ook in het gezicht raakte.
V: Hoe ken je deze jongens bij naam?
A: Dit zijn normaal vaste klanten.
V: Hoe vaak komen ze in [bedrijf] ?
A: Bijna elk weekend wel op de zaterdagavond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2020, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 2] en [naam 3] ;
Wij hebben de beelden bekeken van de vechtpartij van 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam. Getuigen [naam 4] en [naam 1] , beide portier bij [bedrijf] , hadden ons reeds een aantal namen van de personen gegeven, welke hoogstwaarschijnlijk bij de vechtpartij waren betrokken. Getuigen [naam 5] heeft de beelden gezien en heeft de namen bij de personen genoemd die ook betrokken waren bij de vechtpartij. Aan de hand van zijn kennis omtrent de personen hebben wij, door de camerabeelden te bekijken, kunnen achterhalen wie wat heeft gedaan. Voor alle duidelijkheid worden de namen van deze personen met het signalement en omschrijving van de kleding hieronder vermeld:
  • [slachtoffer 2] (aangever), tengere jongen met rood haar. Hij droeg een grijs/blauw shirt en een grijze broek.
  • [slachtoffer 1] (aangever), beetje gezet postuur, spijkerbroek met zwart shirt
  • [medeverdachte 5] , tenger postuur, donkerbruin haar. Hij droeg een spijkerbroek met een donkergekleurd shirt en opvallende groene schoenen met punten er op.
  • [medeverdachte 4] , normaal postuur, donkerbruin haar. Hij droeg een lichtgekleurde spijkerbroek, met zwarte col shirt.
  • [medeverdachte 3] , blond haar, iets gezet postuur. Hij droeg een lichte spijkerbroek, een zwart shirt met vel gekleurde opdruk.
  • [medeverdachte 2] , blond haar. Hij droeg een zwarte poloshirt met op de rug opdruk [bedrijf] . Hij droeg een portofoon met een “oortje”.
  • [medeverdachte 1] , grof gebouwd, donker haar. Hij droeg een lichtgekleurde spijkerbroek en een fel roze shirt.
Het tijdstip van de camerabeelden loopt een uur achter; dus 03.00 uur op de camera is in werkelijkheid 04.00 uur. Wij vermelden de tijd die is weergegeven op de beelden.
03.03.15 uur Er is een groep gevormd midden op straat van de [adres] . Er wordt geduwd en geslagen.
03.03.18 uur [slachtoffer 1] rent weg in de richting van de [adres] .
03.03.19 uur [slachtoffer 2] valt gestrekt voorover op straat en blijft bewegingsloos liggen.
03.03.21 uur Onbekend persoon valt op de grond. Kort daarvoor maakte hij een trappende beweging naar [slachtoffer 1] , waardoor hij op de grond valt.
03.03.22 uur [medeverdachte 5] loopt achter slachtoffer langs, buigt zich over het slachtoffer heen en slaat het slachtoffer (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) op zijn hoofd. (…)
03.03.23 uur [slachtoffer 1] valt op de grond, onbekende persoon staat weer rechtop. [medeverdachte 2] loopt naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] probeert op te staan, zit op zijn kont. Op dat moment schopt [medeverdachte 4] hard tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , alsof hij tegen een voetbal aan trapt.
03.03.28 uur [slachtoffer 1] zit op de grond, maakt afwerende bewegingen met armen boven zijn hoofd. De onbekende persoon, maakt een slaande beweging naar het hoofd van [slachtoffer 1] . Daarna stap hij terug het trottoir op.
03.03.29 uur Na de klap rolt [slachtoffer 1] op zijn rug, weert af met benen naar twee personen. Dit zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] trapt [slachtoffer 1] in zijn linkerzij en slaat vervolgens [slachtoffer 1] op zijn hoofd. [medeverdachte 2] schopt tegen de linker heup van [slachtoffer 1] .
03.03.41 uur [medeverdachte 1] loopt naar [slachtoffer 1] toe, duikt bovenop hem, en houdt hem op de grond, door met een knie op de borst van [slachtoffer 1] te drukken. Hierna haalt [medeverdachte 1] twee keer vol uit met zijn rechterarm/hand en slaat [slachtoffer 1] op zijn hoofd.
03.03.49 uur Hierna houdt [medeverdachte 1] de beide armen van [slachtoffer 1] vast, drukt hem tegen de grond. [medeverdachte 4] slaat en schopt [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd aan, terwijl [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] vasthoudt.
03.03.54 uur [slachtoffer 1] komt vrij en rent weg in de richting van de [adres] . Hij wordt direct gevolgd door rennende [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]
.[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] lopen rustig richting [adres] .
03.04.40 ur Slachtoffer [slachtoffer 2] ligt nog steeds op de grond
5. Een geneeskundige verklaring, op 8 september 2020 opgemaakt en ondertekend door drs. J. Dekker, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring; Naam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum] -2002
Datum letselonderzoek: 08-09-2020
Bij bovenstaande persoon is letselonderzoek uitgevoerd.
Gemelde toedrachtWerd in het gezicht en op de borst geslagen door meerdere mensen. Is aantal keren in zijn gezicht getrapt. Moest met ambulance mee vanwege de hoofdverwondingen. Is naar SEH SZE gebracht. CT-scan en X-foto’s. Polsfractuur links. Voortand onder links en stuk kies boven rechts.
LetselLichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: blauw oog rechts
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: hematoom linker oog
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: hematoom links naast het oog
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: afgebroken tand
Past bij de gemelde toedracht: goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: linker oor hematoom
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: zeer goed
Lichaamsdeel: borst
Beschrijving: schaafwond borst
Past bij de gemelde toedracht: goed
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: voorhoofd
Soort: bloeduitstorting
Past bij de gemelde toedracht: goed
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast. Op 6 september 2020 staan aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), na sluitingstijd van de uitgaansgelegenheid waar zij die avond hebben doorgebracht, buiten te wachten op een taxi. Diezelfde avond hebben zich binnen in voornoemde uitgaansgelegenheid meerdere incidenten voorgedaan. [slachtoffer 2] is in de toiletruimte aangevallen. Daar stonden meerdere mensen uit de groep van verdachte bij. [slachtoffer 1] is binnen in gevecht geraakt met medeverdachte [medeverdachte 3] , waarna zij beiden uit de club verwijderd zijn. Na sluitingstijd staat de groep van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] buiten te wachten op de taxi. Verdachte en medeverdachten zoeken dan opnieuw de confrontatie. Daarbij wordt [slachtoffer 2] met kracht tegen zijn hoofd geslagen als gevolg waarvan hij recht voorover op de grond terechtkomt. Hij blijft buiten bewustzijn en bewegingsloos op de grond liggen. Volgens getuigen heeft het zo’n kwartier geduurd voor hij ergens op reageerde. Terwijl [slachtoffer 2] bewegingsloos op de grond ligt, hangt medeverdachte [medeverdachte 1] gehurkt over [slachtoffer 2] heen en wordt die [slachtoffer 2] nogmaals met kracht op zijn hoofd geslagen door medeverdachte [medeverdachte 5] .
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] lopen vervolgens weg en geven elkaar een
‘boks’. Vrijwel gelijktijdig wordt [slachtoffer 1] door de groep van verdachte aangevallen. [slachtoffer 1] wordt tegen zijn hoofd geslagen, waarna hij probeert weg te rennen. [slachtoffer 1] komt echter door toedoen van verdachte, die een trappende beweging in zijn richting maakt, ten val. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond zit, wordt hij door medeverdachte [medeverdachte 4] met kracht en geschoeide voet hard tegen zijn hoofd geschopt en - kort daarna - door verdachte, met kracht tegen zijn hoofd geslagen. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] - terwijl hij op de grond ligt en zichzelf probeert te beschermen - door medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] meermaals tegen zijn hoofd en lichaam geschopt en geslagen. Medeverdachte [medeverdachte 1] , die zich ondertussen heeft verplaatst van de bewusteloze [slachtoffer 2] naar [slachtoffer 1] , gaat vervolgens bovenop de liggende [slachtoffer 1] zitten, houdt hem vast en slaat tweemaal met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . Op het moment dat [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte 1] wordt vastgehouden, wordt die [slachtoffer 1] tegelijkertijd (opnieuw) meermalen tegen zijn hoofd geschopt en geslagen. Nadat [slachtoffer 1] uiteindelijk weet op te staan rent hij weg, waarna medeverdachten
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] achter hem aanrennen en het opnieuw tot een handgemeen komt tussen [slachtoffer 1] en medeverdachte [medeverdachte 5] . Het letsel dat [slachtoffer 1] oploopt bestaat, naar later blijkt uit de inhoud van de hem betreffende forensisch geneeskundige letselrapportage, uit meerdere schaafwonden en bloeduitstortingen op hoofd en lichaam, een polsfractuur en een afgebroken tand en kies.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de daaruit vastgestelde feiten en omstandigheden het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring in samenhang met de beschrijving van de camerabeelden, stelt de rechtbank vast dat verdachte de ‘onbekende persoon’ is geweest die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht, als gevolg waarvan verdachte zelf ook ten val is gekomen.
Voorts stelt de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, vast dat verdachte eveneens de ‘onbekende persoon’ is geweest die - vrijwel direct nadat [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte 4] met geschoeide voet tegen zijn hoofd is geschopt - [slachtoffer 1] met kracht tegen diens hoofd slaat, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zit. Vervolgens schopt medeverdachte [medeverdachte 4] , [slachtoffer 1] in zijn zij en slaat hij met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt voorts vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens op de liggende [slachtoffer 1] gaat zitten, hem vasthoudt en tweemaal met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] slaat. Terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] die [slachtoffer 1] vasthoudt en tegen de grond drukt, wordt [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte 4] opnieuw met kracht tegen zijn hoofd geschopt en geslagen.
Medeplegen
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte vereist, waarbij de bijdrage van verdachte aan het strafbare feit intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn geweest. Bij de vorming van het oordeel dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend moment.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , zodat hen - gelet op dat medeplegen over en weer de door de ander gepleegde geweldshandelingen kunnen worden toegerekend. De rechtbank baseert dit oordeel op de intensiteit waarmee en de wijze en het momentum waarop de verschillende geweldshandelingen door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn uitgeoefend. Zoals hiervoor reeds vastgesteld brengt verdachte die
[slachtoffer 1] uit balans en ten val, waarna medeverdachte [medeverdachte 4] de zittende
[slachtoffer 1] met kracht tegen diens hoofd schopt. Vrijwel direct daarna slaat verdachte die
[slachtoffer 1] met kracht tegen diens hoofd, terwijl [slachtoffer 1] op de grond zit. Medeverdachte [medeverdachte 1] houdt [slachtoffer 1] vervolgens tegen de grond, terwijl hij en medeverdachte [medeverdachte 4] die [slachtoffer 1] (opnieuw) meerdere malen tegen zijn hoofd slaan en schoppen.
Door binnen een kort tijdsbestek aldus te handelen is verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gezamenlijk opgetreden en hebben zij elkaar versterkt in de aanval jegens [slachtoffer 1] , zodat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld hoe de door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gepleegde geweldshandelingen, in onderling verband en samenhang bezien, dienen te worden gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de inhoud van het strafdossier niet vast te stellen dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven en vol opzet heeft gehad op dat gevolg. Bij de beantwoording van de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op letsel dat de dood van
[slachtoffer 1] tot gevolg zou hebben stelt de rechtbank voorop dat daarvan sprake is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, te weten het overlijden van [slachtoffer 1] , zal intreden. Hiervoor is vereist dat verdachte zowel wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, als ook dat hij die kans ten tijde van zijn gedragingen bewust heeft aanvaard. Zoals reeds overwogen stelt de rechtbank vast dat het door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gezamenlijk uitgeoefende geweld tegen [slachtoffer 1] onder meer bestond uit het meermalen met kracht slaan en schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . Dat voornoemde geweldshandelingen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] zijn uitgeoefend blijkt onder meer uit de beschrijving van de camerabeelden en het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel. Het hoofd is een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam en voornoemde geweldshandelingen tegen het hoofd kunnen naar algemene ervaringsregels dodelijk schedel-, nek- en hersenletsel tot gevolg hebben. Te meer nu [slachtoffer 1] , gelet op de hoeveelheid geweldshandelingen en het feit dat [slachtoffer 1] ten tijde van het plegen daarvan op de grond lag, zichzelf niet telkens heeft kunnen beschermen. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de kans op de dood van [slachtoffer 1] ten gevolge van het door verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest. De door voornoemde verdachten uitgeoefende geweldshandelingen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] waren, gelet op de frequentie, het momentum en kracht waarmee zij zijn gepleegd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van letsel dat de dood tot gevolg heeft, dat de rechtbank concludeert dat verdachte en medeverdachten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] die aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. Met de officier van justitie is de rechtbank derhalve van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, doordat hij en/of zijn mededaders,
- met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl die
[slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag
/zat en/of omhoog kwam, en
  • meermalen die [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geslagen, en
  • meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geschopt en geslagen,terwijl die [slachtoffer 1] tegen de grond werd gedrukt en vastgehouden,
  • te slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primairmedeplegen van poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
Indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsvrouw bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met het beperkte aandeel dat verdachte zou hebben gehad in het geheel aan geweldshandelingen. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop in onderhavige strafzaak en het feit dat verdachte zijn leven in de tussentijd op orde heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 6 februari 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer meermalen en met kracht tegen het hoofd is geslagen en geschopt. Het slachtoffer werd onder meer ten val gebracht en vastgehouden en heeft zich niet kunnen beschermen tegen het door verdachte en de medeverdachte toegepaste excessieve geweld. Gelet op frequentie en intensiteit van het toegepaste geweld mag van geluk worden gesproken dat het bij het slachtoffer toegebrachte letsel in ernst en omvang relatief beperkt is gebleven. Het door verdachte en de medeverdachten toegepaste geweld had evengoed een dodelijke afloop kunnen hebben. Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem zowel fysiek als psychisch veel leed toegebracht. De doodangst die het slachtoffer zowel tijdens het geweld als de daarop volgende achtervolging heeft uitgestaan is goed invoelbaar. De ter terechtzitting getoonde camerabeelden spreken boekdelen en zijn zeer schokkend. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van verdachte
Blijkens het rapport van de reclassering heeft verdachte geen problemen op het gebied van huisvesting, familiebanden, financiën, dagbesteding en zijn psychosociaal functioneren. Hoewel de reclassering in het sociaal netwerk en alcoholgebruik van verdachte risicofactoren zien, schat zij de kans op recidive als laag in. De reclassering acht reclasseringsinterventies of -toezicht niet noodzakelijk en adviseert aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Tijdsverloop
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Strafoplegging
De rechtbank merkt op dat de aard en ernst van het bewezenverklaarde strafbare feit in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Hoewel de rechtbank in de forse overschrijding van de redelijke termijn aanleiding ziet de op te leggen straf sterk te matigen, is de rechtbank, alles afwegende, van oordeel dat niet met een andere straf(modaliteit) kan worden volstaan dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf en acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.570,00 ter vergoeding van materiële schade en € 8.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade aan de schoenen en het eigen risico aan zorgkosten dient te worden toegewezen. De gevorderde materiële schade aan inkomstenderving, het horloge en de telefoon zijn volgens de officier van justitie onvoldoende onderbouwd zodat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gestelde psychische schade voldoende is onderbouwd en de gevorderde immateriële schadevergoeding in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze niet voor toewijzing vatbaar is nu uit de onderbouwing niet blijkt of de schade aan het horloge en de telefoon reeds zijn gerepareerd, terwijl ook het verlies aan loon onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouw heeft verzocht de vordering derhalve af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het toe te wijzen bedrag niet hoofdelijk op te leggen, gelet op het geringe aandeel van verdachte aan de jegens de benadeelde partij gepleegde geweldshandelingen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de schade aan de schoenen en het horloge van de benadeelde partij op basis van de beschikbare informatie niet exact kan worden vastgesteld. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank daarom de hoogte van die schade op een bedrag van € 200,00. De rechtbank wijst het gedeelte van de vordering dat ziet op de schade aan de schoenen en het horloge toe tot voornoemd bedrag en zal deze voor het overige afwijzen.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de eigen bijdrage van de zorgverzekering die de benadeelde partij heeft moeten betalen, stelt de rechtbank op basis van de bijgevoegde stukken vast dat de benadeelde partij een bedrag van € 289,28 aan eigen risico heeft betaald. De rechtbank wijst dit gedeelte van de vordering daarom toe tot een bedrag van € 289,28 en zal deze voor het overige afwijzen.
De vordering voor zover deze betrekking heeft op het verlies aan loon (ad € 600,00) en de schade aan de telefoon (ad € 290,00) is door de verdediging gemotiveerd betwist. Hoewel naar het oordeel van rechtbank niet onaannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die verband houdt met deze posten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre nietontvankelijk verklaren. De vordering kan voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade (ad € 8.000,00) overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde is naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat de aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen en heeft daarbij mede gelet op bedragen die in verglijkbare zaken plegen te worden toegewezen. De rechtbank acht gelet daarop een immateriële schadevergoeding van € 5.000,00 billijk en voor toewijzing vatbaar. Voor het overige deel zal de gevorderde immateriële schade worden afgewezen.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1] toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.489,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2020.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 (acht) maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2020 tot de dag van algehelevoldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van detenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af tot een bedrag van € 3.190,72.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 5.489,28 (zegge: vijfduizend vierhonderdnegenentachtig euro en achtentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 489,28 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 62 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2023.
Mrs. H.M. Lenting en M.A.A. van Capelle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.