ECLI:NL:RBNNE:2023:3209

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
18-309787-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor openlijke geweldpleging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van dodelijk of zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel een significante bijdrage had geleverd aan het openlijk geweld tegen [slachtoffer 1], wat leidde tot een veroordeling voor openlijke geweldpleging. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren.

De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, waar de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], die op dat moment weerloos op de grond lag. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt om de feiten vast te stellen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de rol van de verdachte in het geheel, die minder prominent was dan die van de medeverdachten, maar toch een bijdrage heeft geleverd aan het geweld.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 5.489,28, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat de verdachte integraal werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten die aan deze vordering ten grondslag lagen. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade, wat betekent dat hij verantwoordelijk is voor het betalen van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, zelfs als medeverdachten deze al hebben betaald.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18.309787.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Keijzer, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, doordat hij en/of zijn mededaders,
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofden/of in het gezicht heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag/zat en/of omhoog kwam, en/of
  • eenmaal of meermalen die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen,en/of
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in hetgezicht heeft geschopt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] tegen de grond werd gedrukt en/of vastgehouden,
  • te slaan en/of schoppen op/tegen het lichaam en/of ledematen van die [slachtoffer 1] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, doordat hij en/of zijn mededaders,
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofden/of in het gezicht heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer 1] (weerloos) op de grond lag/zat en/of omhoog kwam, en/of
  • eenmaal of meermalen die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen,en/of
  • eenmaal of meermalen met geschoeide voeten die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of in hetgezicht heeft geschopt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer 1] tegen de grond werd gedrukt en/of vastgehouden,
  • te slaan en/of schoppen op/tegen het lichaam en/of ledematen van die [slachtoffer 1] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten aan [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] , door
  • met geschoeide voeten te schoppen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1]
  • met geschoeide voeten te schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]
  • (met geschoeide voeten) te schoppen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die
[slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] tegen de grond wordt gedrukt
  • te slaan op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1]
  • te slaan en/of schoppen op/tegen het lichaam en/of ledematen van die [slachtoffer 1]
  • op die [slachtoffer 1] te duiken en vervolgens door met een knie op de borst van die [slachtoffer 1] te drukken hem op de grond te drukken;
2
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
een kneuzing in het hersenweefsel, een jukbeenfractuur, een gerafelde scheurwond op het voorhoofd en meerdere schaafwonden, heeft toegebracht, door
  • (meermalen) (met gebalde vuist) te slaan op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer2]
  • te schoppen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 2]
  • te slaan/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
  • (meermalen) (met gebalde vuist) te slaan op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer2]
  • te schoppen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 2]
  • te slaan/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een kneuzing in het hersenweefsel, een jukbeenfractuur, een gerafelde scheurwond op het voorhoofd en meerdere schaafwonden ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, althans in Nederland, openlijk, te weten aan [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 2] , door
  • (meermalen) (met gebalde vuist) te slaan op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer2]
  • te schoppen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer 2] - te slaan/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd verdachte integraal vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 meer subsidiaire feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 17 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 1] tweemaal tegen zijn benen geschopt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 7 september2020, opgenomen op pagina 105 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R020104 (onderzoeksnaam VESPA), BVH-nummers 2020246968 en 2020246161, d.d. 21 september 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Toen ik buiten kwam met [slachtoffer 2] kwam die jongeman er aangelopen. Toen werd ik door die jongen met dat golvende haar aangetikt en zeiden ze: 'wat wil je nou dan'. En toen kreeg ik ook al een slag op mijn gezicht. Ik weet niet door wie, het was een groep. Sindsdien ging het allemaal zo snel. Toen viel ik op de grond. En toen begonnen ze me te schoppen en slaan terwijl ik op de grond lag.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 september2020, opgenomen op pagina 142 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
De getuige verklaarde:
A: Ik heb gezien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door vijf jongens werden achtervolgd. Ik heb gezien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werden aangevallen door deze vijf personen. Ik zag dat
[slachtoffer 2] als eerste forse klappen kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] werd geslagen en bewusteloos op de grond bleef liggen. Ik zag verderop dat twee personen [slachtoffer 1] aan het mishandelen waren. Ik zag dat ze beiden aan het schoppen en slaan waren op [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 2] een flinke hoofdwond had en hij niet bij kennis was. Ik zag dat [slachtoffer 1] wegrende uit bangheid en dat hij door dezelfde groep werd achtervolgd.
(…)
V: Hoe heten die vijf jongens?
A: [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (…)
V: Wat heb je hun zien doen?
A: Ik zag dat ze met de hele groep [slachtoffer 1] grepen.
V: Wat bedoel je met grepen?
A: Ze sloegen in het wild op hem en schoppen en slaan. [slachtoffer 1] is op de loop gegaan.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn er direct achteraan gegaan. Daarna de andere drie ook.
(…) V: Wie heb je wat zien doen qua mishandeling?
A: Bij [slachtoffer 1] heb ik [medeverdachte 3] zien slaan en schoppen. Dat was meer richting het hoofd. Ik heb gezien dat hij [slachtoffer 1] op het hoofd raakte. Eerst schoppend op het hoofd. Die raakte [slachtoffer 1] . Daarna heb ik hem [slachtoffer 1] verder zien slaan. Ik zag dat dit slaan hem ook raakte. Dit was ook op het hoofd. [medeverdachte 1] heb ik [slachtoffer 1] zien slaan. Ik zag dat hij [slachtoffer 1] ook in het gezicht raakte.
V: Hoe ken je deze jongens bij naam?
A: Dit zijn normaal vaste klanten.
V: Hoe vaak komen ze in [bedrijf] ?
A: Bijna elk weekend wel op de zaterdagavond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2020, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
Wij hebben de beelden bekeken van de vechtpartij van 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam. Getuigen [naam] en [naam] , beide portier bij [bedrijf] , hadden ons reeds een aantal namen van de personen gegeven, welke hoogstwaarschijnlijk bij de vechtpartij waren betrokken. Getuigen [naam] heeft de beelden gezien en heeft de namen bij de personen genoemd die ook betrokken waren bij de vechtpartij. Aan de hand van zijn kennis omtrent de personen hebben wij, door de camerabeelden te bekijken, kunnen achterhalen wie wat heeft gedaan. Voor alle duidelijkheid worden de namen van deze personen met het signalement en omschrijving van de kleding hieronder vermeld:
  • [slachtoffer 2] (aangever), tengere jongen met rood haar. Hij droeg een grijs/blauw shirt en een grijze broek.
  • [slachtoffer 1] (aangever), beetje gezet postuur, spijkerbroek met zwart shirt
  • [medeverdachte 4] , tenger postuur, donkerbruin haar. Hij droeg een spijkerbroek met een donkergekleurd shirt en opvallende groene schoenen met punten er op.
  • [medeverdachte 3] , normaal postuur, donkerbruin haar. Hij droeg een lichtgekleurde spijkerbroek, met zwarte col shirt.
  • [medeverdachte 2] , blond haar, iets gezet postuur. Hij droeg een lichte spijkerbroek, een zwart shirt met vel gekleurde opdruk.
  • [verdachte] , blond haar. Hij droeg een zwarte poloshirt met op de rug opdruk [bedrijf] . Hij droeg een portofoon meteen “oortje”.
  • [medeverdachte 1] , grof gebouwd, donker haar. Hij droeg een lichtgekleurde spijkerbroek en een fel roze shirt.
Het tijdstip van de camerabeelden loopt een uur achter; dus 03.00 uur op de camera is in werkelijkheid 04.00 uur. Wij vermelden de tijd die is weergegeven op de beelden.
03.03.23 uur [slachtoffer 1] valt op de grond, onbekende persoon staat weer rechtop. [verdachte] loopt naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] probeert op te staan, zit op zijn
kont. Op dat moment schopt [medeverdachte 3] hard tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , alsof hij tegen een voetbal aan trapt.
03.03.28 uur [slachtoffer 1] zit op de grond, maakt afwerende bewegingen met armen boven zijn hoofd. De onbekende persoon, maakt een slaande beweging naar het hoofd van [slachtoffer 1] . Daarna stapt hij terug het trottoir op.
03.03.29 uur Na de klap rolt [slachtoffer 1] op zijn rug, weert af met benen naar twee personen. Dit zijn [verdachte] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] trapt [slachtoffer 1] in zijn linkerzij en slaat vervolgens [slachtoffer 1] op zijn hoofd. [verdachte] schopt tegen de linker heup van [slachtoffer 1] .
03.03.41 uur [medeverdachte 1] loopt naar [slachtoffer 1] toe, duikt bovenop hem, en houdt hem op de grond, door met een knie op de borst van [slachtoffer 1] te drukken. Hierna haalt [medeverdachte 1] twee keer vol uit met zijn rechterarm/hand en slaat [slachtoffer 1] op zijn hoofd.
03.03.49 uur Hierna houdt [medeverdachte 1] de beide armen van [slachtoffer 1] vast, drukt hem tegen de grond. [medeverdachte 3] slaat en schopt [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd aan, terwijl [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] vasthoudt.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast. Op 6 september 2020 staan aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), na sluitingstijd van de uitgaansgelegenheid waar zij die avond hebben doorgebracht, buiten te wachten op een taxi. Diezelfde avond hebben zich binnen in voornoemde uitgaansgelegenheid meerdere incidenten voorgedaan. [slachtoffer 2] is in de toiletruimte aangevallen. Daar stonden meerdere mensen uit de groep van verdachte bij. [slachtoffer 1] is binnen in gevecht geraakt met medeverdachte [medeverdachte 2] , waarna zij beiden uit de club verwijderd zijn. Na sluitingstijd staat de groep van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] buiten te wachten op de taxi. Verdachte en medeverdachten zoeken dan opnieuw de confrontatie. Daarbij wordt [slachtoffer 2] met kracht tegen zijn hoofd geslagen als gevolg waarvan hij recht voorover op de grond terechtkomt. Hij blijft buiten bewustzijn en bewegingsloos op de grond liggen. Volgens getuigen heeft het zo’n kwartier geduurd voor hij ergens op reageerde. Terwijl [slachtoffer 2] bewegingsloos op de grond ligt, hangt medeverdachte [medeverdachte 1] gehurkt over [slachtoffer 2] heen en wordt die [slachtoffer 2] nogmaals met kracht op zijn hoofd geslagen door medeverdachte [medeverdachte 4] .
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] lopen vervolgens weg en geven elkaar een
‘boks’. Vrijwel gelijktijdig wordt [slachtoffer 1] door de groep van verdachte aangevallen. [slachtoffer 1] wordt tegen zijn hoofd geslagen, waarna hij probeert weg te rennen. [slachtoffer 1] komt echter door toedoen van medeverdachte [medeverdachte 5] , die een trappende beweging in zijn richting maakt, ten val. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond zit, wordt hij door medeverdachte [medeverdachte
3] met kracht en geschoeide voet hard tegen zijn hoofd geschopt en - kort daarna - door medeverdachte [medeverdachte 5] , met kracht tegen zijn hoofd geslagen. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] - terwijl hij op de grond ligt en zichzelf probeert te beschermen - door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] meermaals tegen zijn hoofd en lichaam geschopt en geslagen. Medeverdachte [medeverdachte 1] , die die zich ondertussen heeft verplaatst van de bewusteloze [slachtoffer 2] naar [slachtoffer 1] , gaat vervolgens bovenop de liggende [slachtoffer 1] zitten, houdt hem vast en slaat tweemaal met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . Op het moment dat [slachtoffer 1] door medeverdachte [medeverdachte 1] wordt vastgehouden, wordt die [slachtoffer 1] tegelijkertijd (opnieuw) meermalen tegen zijn hoofd geschopt en geslagen. Nadat [slachtoffer 1] uiteindelijk weet op te staan rent hij weg, waarna medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] achter hem aanrennen en het opnieuw tot een handgemeen komt tussen [slachtoffer 1] en medeverdachte [medeverdachte 4] . Het letsel dat [slachtoffer 1] oploopt bestaat, naar later blijkt uit de inhoud van de hem betreffende forensisch geneeskundige letselrapportage, uit meerdere schaafwonden en bloeduitstortingen op hoofd en lichaam, een polsfractuur en een afgebroken tand en kies.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte (ook) geweldshandelingen heeft gepleegd jegens [slachtoffer 2] noch dat hij aan de jegens [slachtoffer 2] gepleegde geweldshandelingen een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd van voldoende gewicht. De verklaring van getuige [naam] , inhoudende dat hij heeft gezien dat een man met een T-shirt van [bedrijf] aan tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] schopt, vindt onvoldoende steun in de overige inhoud van het strafdossier. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan integraal zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] , ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte één van de personen is geweest die [slachtoffer 1] tegen zijn lichaam heeft schopt, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag. De rechtbank kan echter op grond van de gebezigde bewijsmiddelen niet vaststellen dat dit met kracht is gebeurd. Wel volgt hieruit dat de schoppen tegen de benen en heup van die [slachtoffer 1] zijn uitgeoefend. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte geweldshandelingen van dusdanige aard heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1] waaruit blijkt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die [slachtoffer 1] dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Nu naar het oordeel van de rechtbank evenmin is komen vast te staan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel zou bekomen als gevolg van het door de medeverdachte uitgeoefende geweld, acht de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarvan derhalve worden vrijgesproken.
Veroordeling ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit stelt de rechtbank voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Hoewel uit de door verdachte gepleegde geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] niet is gebleken van enig
(voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van dodelijk of zwaar lichamelijk letsel aan die [slachtoffer 1] , heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel een voldoende significante en wezenlijke bijdrage gehad aan het gepleegde geweld jegens [slachtoffer 1] . Zoals hiervoor reeds overwogen stelt de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat verdachte één van de personen is geweest die [slachtoffer 1] heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt. Verdachte heeft aldus zelf ook geweldshandelingen gepleegd jegens [slachtoffer 1] en heeft eveneens welbewust deelgenomen aan het door de medeverdachten gepleegde geweld jegens die [slachtoffer 1] . Nu de door verdachte geleverde bijdrage van voldoende gewicht is geweest kunnen verdachte ook de door anderen gepleegde geweldshandelingen als onderdeel van het in vereniging gepleegde openlijke geweld worden aangerekend. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 september 2020 te Nieuw-Amsterdam, openlijk, te weten aan de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] , door
  • met geschoeide voeten te schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1]
  • met geschoeide voeten te schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]
  • (met geschoeide voeten) te schoppen en te slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] , terwijl die
[slachtoffer 1] tegen de grond wordt gedrukt
  • te slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1]
  • te slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]
  • op die [slachtoffer 1] te duiken en vervolgens door met een knie op de borst van die [slachtoffer 1] te drukken hem op de grond te drukken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
meer subsidiairopenlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een eventuele strafoplegging de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betreft openlijke geweldpleging met enig lichamelijk letsel, te weten 150 een taakstraf voor de duur van 150 uren, als uitgangspunt te nemen en daarbij in strafmatigende zin rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft daartoe voorts aangevoerd dat het blanco strafblad van verdachte en de inhoud van het reclasseringsadvies van 30 maart 2023 geen aanleiding geven tot oplegging van een andere strafmodaliteit of bijzondere voorwaarden. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman verzocht aan verdachte op te leggen een taakstraf van maximaal 100 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 30 maart 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met anderen op het slachtoffer in te slaan en te schoppen, ook toen het slachtoffer al op de grond lag. Hoewel de rol van verdachte in het totaal van de tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweldshandelingen kleiner is geweest dan die van de medeverdachten, heeft verdachte met zijn handelen bijgedragen aan het veroorzaken van pijn en letsel bij [slachtoffer 1] en op grove wijze inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. De doodsangst die [slachtoffer 1] zowel tijdens het geweld als de daarop volgende achtervolging heeft uitgestaan is goed invoelbaar. De explosie van geweld waaraan verdachte met zijn handelen heeft deelgenomen speelde zich bovendien af in de openbare ruimte, waardoor veel omstanders ongewild geconfronteerd zijn met dit buitensporige geweld. Dergelijk gedrag veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De ter terechtzitting getoonde camerabeelden spreken in dit verband boekdelen en zijn zeer schokkend. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan. Te meer nu verdachte ten tijde van voornoemd handelen werkzaam was in de nabij gelegen uitgaansgelegenheid en de veiligheid van het uitgaande publiek juist had behoren te waarborgen.
Persoon van verdachte
Blijkens het rapport van de reclassering heeft verdachte zijn leven goed op orde en zijn er door de reclassering geen risicofactoren gesignaleerd. Het recidiverisico dat van verdachte uitgaat wordt ingeschat als laag en de reclassering adviseert aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen meerwaarde of noodzaak om met interventies of toezicht het gedrag van verdachte te veranderen.
Tijdsverloop
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Strafoplegging
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van het in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vervatte uitgangspunt en acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van aanzienlijke duur, te weten 150 uren, passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 1.570,00 ter zake van materiële schade en € 8.000,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 4.734,03 ter vergoeding van materiële schade en € 6.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade aan de schoenen en het eigen risico aan zorgkosten dient te worden toegewezen. De gevorderde materiële schade aan inkomstenderving, het horloge en de telefoon zijn volgens de officier van justitie onvoldoende onderbouwd zodat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gestelde psychische schade voldoende is onderbouwd en de gevorderde immateriële schadevergoeding in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde eigen risico aan zorgkosten voor toewijzing vatbaar is tot een bedrag van € 289,28. Ten aanzien van de gevorderde schade aan loonverlies, de kleding, het horloge en de telefoon heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De raadsman voert aan dat schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en de vordering daarom in zoverre niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman, gelet op toegewezen bedragen in een soortgelijke gevallen, bepleit het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen tot ten hoogste € 3.000,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade die betrekking heeft op de schoenen en het horloge van de benadeelde partij op een bedrag van € 200,00. De rechtbank wijst dit gedeelte van de vordering toe tot voornoemd bedrag en zal deze voor het overige afwijzen.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de eigen bijdrage van de zorgverzekering die de benadeelde partij heeft moeten betalen, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij een bedrag van € 289,28 heeft betaald. De rechtbank wijst dit gedeelte van de vordering daarom toe tot een bedrag van € 289,28 en zal deze voor het overige afwijzen.
De vordering voor zover deze betrekking heeft op het verlies aan loon (ad € 600,00) en de schade aan de telefoon (ad € 290,00) is door de verdediging gemotiveerd betwist. Hoewel naar het oordeel van rechtbank niet onaannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die verband houdt met deze posten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom in zoverre nietontvankelijk verklaren. De vordering kan voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade (ad € 8.000,00) overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde is naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat deze meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat de aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen en heeft daarbij mede gelet op bedragen die in verglijkbare zaken zijn toegewezen. De rechtbank acht gelet daarop een immateriële schadevergoeding van € 5.000 billijk en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1] toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.489,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2020.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Standpunt van de officier van justitie
Gelet op de gevorderde integrale vrijspraak ten aanzien van de ten laste gelegde feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Omdat de rechtbank de ten laste gelegde feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht en verdachte daarvan geheel vrijspreekt, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 september 2020 tot de dag van algehelevoldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van detenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af tot een bedrag van € 3.190,72.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 5.489,28 (zegge: vijfduizend vierhonderdnegenentachtig euro en achtentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 489,28 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 62 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2023.
Mrs. H.M. Lenting en M.A.A. van Capelle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.