Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en verdachte conform de pro Justitia rapportage verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren voor hetgeen hem ten laste is gelegd onder parketnummer 18/172227-22. Hij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/172227-22 en het in de zaak onder parketnummer 18/0173105-22 onder 1. en onder 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 240 dagen waarvan 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering, met uitzondering van de verplichte medicatie-inname. Het is van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk een behandeling kan krijgen in een forensisch kader.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bezwaar gemaakt tegen door de officier van justitie geëiste straf Aanvullend heeft hij nog benoemd dat uit de pro-Justitia rapportage blijkt dat verdachte een hooggestructureerde setting nodig heeft. Het is de raadsman onvoldoende duidelijk geworden of en in hoeverre het, door de reclassering voorgestelde, Forensisch Centrum voor Adolescenten (hierna: FCA ) dit kan bieden aan verdachte. Ook stelt de raadsman voor om ten aanzien van het drugsverbod een time-outregeling op te nemen. Verdachte zou, als hij deze voorwaarde overtreedt, niet gelijk geconfronteerd moeten worden met het uitzitten van de voorwaardelijke jeugddetentie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft drie strafbare feiten gepleegd. Ten eerste is verdachte in de ochtend van
9 juli 2022 samen met zijn (half)broer naar een tankstation gegaan met de bedoeling dit te beroven. Hierbij waren beide broers gewapend met een (keuken)mes. Eenmaal binnengekomen in de shop, is verdachte in richting van de kassa gelopen. Verdachte werd hierbij in eerste instantie tegengehouden door een onderhoudsmedewerker, maar nadat de (half)broer van verdachte zijn mes heeft getoond, laat de onderhoudsmedewerker hem los. Vervolgens heeft verdachte geld uit de lade gepakt en meegenomen en zijn (half)broer een blikje Red Bull. Hierna zijn beide broers vertrokken. Deze diefstal met geweld is een zeer ernstig feit dat zowel voor de direct betrokkenen als voor de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid met zich meebrengt. Het optreden met meerdere personen, beiden voorzien van een wapen, levert een zeer bedreigende situatie op. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Het tweede en derde feit betreft het verboden wapenbezit. Op 3 juli 2022 is verdachte aanwezig in een café terwijl hij een vlindermes én een balletjespistool bij zich heeft.
Medebezoekers van het café zagen het nepwapen, dat niet van een echt exemplaar te onderscheiden is, en zijn hier erg van geschrokken en hebben vervolgens de politie gealarmeerd. Dit zijn ernstige feiten die een gevoel van onveiligheid voor de gehele samenleving met zich meebrengen.
De persoon van de verdachte
Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte achttien jaar oud. Verdachte heeft een strafblad waarop enkel overtredingen van de leerplichtwet staan vermeld.
Verdachte is onderzocht door drs. B.Y. van Toorn, een GZ-psycholoog en die heeft Pro Justitiarapportage opgesteld. Hierin is het volgende vermeld, zakelijk weergegeven.
Verdachte heeft een ernstige ontwikkelingsstoornis, waarbij autisme op de voorgrond staat. Er is daardoor een licht verstandelijk beperkt niveau van intellectueel functioneren. Daarnaast zijn er enkele ADHD-kenmerken. Er is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij ontwijkende persoonlijkheidskenmerken op de voorgrond staan. Tevens is sprake van een stoornis in het cannabisgebruik. Duidelijk is geworden dat verdachte voorafgaand aan de overval op het tankstation sterk ontregeld was, omdat hij erg dronken was in de uren ervoor. Door zijn ontwikkelingsproblematiek kan verdachte de mogelijke gevolgen van zijn handelen en de risico’s van overmatig alcohol- en/of drugsgebruik onvoldoende overzien. De psycholoog adviseert de diefstal met geweld in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Daarnaast adviseert de psycholoog om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat verdachte functioneert op verstandelijk beperkt niveau en de risico’s van zijn handelen niet kan inschatten. Volgens de psycholoog kan hij zijn gedrag nauwelijks organiseren, handelt hij zonder nadenken en is hij in zijn ontwikkeling aanzienlijk jonger dan zijn kalenderleeftijd. Verdachte kan pedagogisch beïnvloed worden.
Op basis van de gestandaardiseerde risicotaxatie wordt de kans op toekomstige ontregelingen als verhoogd ingeschat. Geadviseerd wordt om verdachte te plaatsen op een gesloten orthopsychiatrische afdeling zodat hij kan wennen en aarden zonder dat hij zich kan onttrekken of ontvluchten aan de behandeling. Deze behandeling en begeleiding moet worden opgelegd binnen het juridische kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien de verwachte lange termijn van de behandel- en begeleidingsbehoefte (mogelijk levenslang) wordt in overweging gegeven om verdachte een zo lang mogelijke proeftijd op te leggen. Nadat verdachte meer gewend is aan de situatie, kan bezien worden of hij kan doorstromen naar een minder restrictieve setting zoals bijvoorbeeld een besloten afdeling en/of beschermde woonvorm en kan hij begeleid worden naar werk en/of verdere scholing. Het is daarnaast van belang dat verdachte geen cannabis meer gebruikt.
De reclassering heeft eveneens gerapporteerd over verdachte. Ook de reclassering komt tot het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat verdachte beïnvloedbaar is, niet zelfredzaam en hij de gevolgen van zijn gedrag en handelen niet goed overziet.
De reclassering ziet het middelengebruik, psychosociaal functioneren en de familie als delictgerelateerde factoren. Het gebrek aan dagbesteding en de financiële situatie van verdachte zien zij daarbij als risicoverhogende factoren. Het risico op recidive wordt hierbij als hoog ingeschat en het risico op letselschade op gemiddeld. Tijdens het schorsingstoezicht is gebleken dat verdachte niet in staat was om zich te houden aan de gestelde voorwaarden. Toch is de reclassering van mening dat interventies in een gedwongen kader moeten plaatsvinden. De reclassering vindt, overeenkomstig het advies van de psycholoog, opname in een gesloten behandelsetting passend voor verdachte. Vanwege lange wachtlijsten is dit alleen niet op korte termijn te realiseren. Om die reden adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarde wonen in een begeleide woonsetting, waar intensieve woonbegeleiding mogelijk is. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de reclasseringsmedewerker een mondelinge aanvulling gegeven op het rapport. Zij stelt dat er inmiddels een plaats voor verdachte is gevonden in het FCA te Assen. De behandeling in het FCA zal waarschijnlijk achttien maanden in beslag nemen. Geadviseerd wordt om de voorwaarde van begeleid wonen eveneens op te nemen, zodat verdachte na het traject in het FCA ook de benodigde begeleiding kan krijgen.
Het adolescentenstrafrecht
Verdachte was 18 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De deskundige en de reclassering hebben geadviseerd om gelet op de persoon van verdachte, het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank zal deze adviezen overnemen en zal het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafoplegging
De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte de diefstal met bedreiging van geweld in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en zal bij het bepalen van de straf rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank, evenals de raadsman, van oordeel dat het voorstel van de officier van justitie een passend voorstel is. Verdachte zal daarom veroordeeld worden tot een jeugddetentie van 240 dagen waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Ook zal de rechtbank de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen met uitzondering van de verplichte medicatie-inname. De rechtbank betreurt het dat er op korte termijn geen passende gesloten behandelsetting voor de verdachte is te vinden, terwijl die wel uitdrukkelijk wordt geadviseerd. De rechtbank gaat ervan uit dat in de FCA voldoende intensieve woonbegeleiding voor verdachte aanwezig zal zijn.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een diefstal met bedreiging van geweld. Bovendien is verdachte enkele dagen voorafgaand aan dit misdrijf in een café aangehouden met een vlindermes. Gelet op de ernst van deze feiten, het ingeschatte hoge recidiverisico, de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten in een korte periode en onder invloed van alcohol en/of drugs zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar .