ECLI:NL:RBNNE:2023:3198

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
22/1523
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor een uitweg in Onderdendam

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser, een eigenaar van een perceel in Onderdendam, tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor een uitweg. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland heeft op 22 november 2021 de aanvraag van eiser voor een uitweg geweigerd, en dit besluit is in een later stadium bevestigd na bezwaar. De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college en Gedeputeerde Staten aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid tot de weigering van de omgevingsvergunning heeft kunnen komen. De rechtbank overweegt dat de uitweg, die door eiser is aangelegd, breder is dan de toegestane 4,5 meter, wat volgens de Regeling uitwegen provincie Groningen niet is toegestaan. Eiser betoogt dat de uitweg veiliger is voor post- en pakketbezorgers, maar de rechtbank oordeelt dat de breedte van de uitweg potentieel veiligheidsconflicten kan opleveren. Het college heeft de adviezen van Gedeputeerde Staten overgenomen en voldoende onderbouwd dat de verkeersveiligheid gewaarborgd kan worden met een smalle uitweg.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel verworpen. Eiser heeft niet aangetoond dat er concrete toezeggingen zijn gedaan door het college of Gedeputeerde Staten, en de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van ongelijke behandeling ten opzichte van andere percelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiser het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit Onderdendam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland, hierna te noemen het college
(gemachtigde: mr. W.K. de Wind).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, hierna te noemen Gedeputeerde Staten
(gemachtigde: mr. F. Veenhuizen)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het weigeren van een omgevingsvergunning voor een uitweg.
1.1.
Het college heeft eisers aanvraag voor een uitweg met het besluit van 22 november 2021 geweigerd. Met het bestreden besluit van 8 maart 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij deze weigering gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van de Gedeputeerde Staten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is eigenaar van het perceel [adres] in Onderdendam. Het perceel ligt buiten de bebouwde kom.
2.1.
Een toezichthouder van Gedeputeerde Staten heeft geconstateerd dat een brede uitweg bij het perceel van eiser is gerealiseerd, zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. Gedeputeerde Staten heeft het college, als bevoegd gezag, hierover geïnformeerd.
2.2.
De toezichthouder van het college heeft vervolgens op 22 september 2021 een controle uitgevoerd bij het perceel. Volgens de toezichthouder is de uitweg circa 15 meter breed, zes meter diep en deels op grond die eigendom is van de provincie Groningen geplaatst. De uitweg is gerealiseerd zonder omgevingsvergunning.
2.3.
Eiser heeft op 1 oktober 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend, ter legalisatie van de uitweg.
2.4.
Gedeputeerde Staten heeft desgevraagd op 15 oktober 2021 een negatief advies aan het college uitgebracht. Volgens Gedeputeerde Staten is er -in verband met de breedte van de uitweg- sprake van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 5 Regeling uitwegen provincie Groningen (hierna: Regeling).
2.5.
Gedeputeerde Staten heeft, in aanvulling op het advies van 15 oktober 2021, op 15 november 2021 een advies aan het college uitgebracht over de uitweg. Gedeputeerde Staten heeft geadviseerd dat het voor een weggebruiker duidelijk moet zijn of er sprake is van een uitweg of een weg. Bij deze uitweg is dat volgens Gedeputeerde Staten, door de breedte, niet duidelijk: een uitweg moet ondergeschikt zijn aan een weg. Daarom heeft Gedeputeerde Staten geadviseerd te willen vasthouden aan het uitgangspunt in de Regeling van een uitweg van 4,5 meter breed.
2.6.
De aanvraag omgevingsvergunning is in het besluit van 22 november 2021 geweigerd. Het college heeft in het besluit vermeld dat het negatieve advies van Gedeputeerde Staten is overgenomen.
2.7.
Eiser heeft op 22 december 2021, door het college ontvangen op 28 december 2021, bezwaar ingediend tegen het besluit van 22 november 2021.
2.8.
Op 10 februari 2022 heeft Gedeputeerde Staten nogmaals een advies uitgebracht over de uitweg en uiteengezet waarom de uitweg van 14,5 meter breed, met bijzwaaiingen, niet is toegestaan. Gedeputeerde Staten heeft aangegeven dat bijzwaaiingen alleen wenselijk zijn indien een perceel door zware en lange voertuigen wordt gebruikt. Volgens Gedeputeerde Staten is aan het perceel van eiser een woonbestemming toegekend, waardoor het niet aannemelijk is dat de uitweg zal worden gebruikt door lange en zware voertuigen. Toegelicht is dat een uitweg van 4,5 meter de gebruiker daarvan dwingt om stil te (gaan) staan, hetgeen de verkeersveiligheid ten goede komt.
2.9.
Het college heeft in het bestreden besluit de motivering van het besluit van 22 november 2021 aangevuld met het advies van 10 februari 2022. Voor het overige is het college bij het besluit van 22 november 2021 gebleven.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning voor een uitweg. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Omvang van het geschil
6. Ter zitting is door het college toegelicht dat het college als bevoegd gezag, na advies te hebben ingewonnen bij Gedeputeerde Staten, de belangen heeft afgewogen met inachtneming van deze adviezen. De rechtbank beoordeelt daarom of het college in redelijkheid tot het weigeren van de omgevingsvergunning heeft kunnen komen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Veiligheid uitweg
7. Eiser betoogt dat de uitweg, zoals hij die heeft aangelegd en aangevraagd ter legalisatie, gewaardeerd wordt door de post- en pakketbezorgers nu deze niet in de berm hoeven te parkeren en de berm aldus ook niet beschadigd wordt. Daarom is sprake van een veiliger situatie dan bij een uitweg van 4,5 meter. Ook worden diepe gaten langs de weg in de berm -en daarmee onveilige situaties- voorkomen. Verder bevordert een uitzwaaiing de doorstroming op de weg volgens eiser.
7.1.
Het college heeft aangegeven, onder overneming van het advies van het college van Gedeputeerde Staten, dat elke uitweg een potentieel veiligheidsconflict kan opleveren. Het toestaan van een uitweg, en de wijze waarop deze wordt aangelegd, verdient daarom aandacht. De uitweg is, door de bijzwaaiingen, breder dan een uitweg die een ondergeschikte status heeft. Aangegeven is dat een breedte van 4,5 meter voldoende is voor ontsluiting en er niet gebleken is van bijzondere omstandigheden om hiervan af te wijken. Voorts is er zowel richting Bedum als Onderdendam voldoende zicht op de weg. Ook is de verbreding niet nodig voor de doorstroming, gelet op de gemiddelde snelheid van het verkeer (vanuit Onderdendam: 30 kilometer per uur, door een drempel en wegversmalling en vanuit Bedum is ook sprake van een wegversmalling en een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur). Voorts is parkeren langs de weg toegestaan, hetgeen geen veiligheidsrisico oplevert. Een smalle uitweg zorgt daarnaast voor een veiliger verkeerssituatie, omdat een smalle uitweg tot bewuster verkeersgedrag leidt. Een uitweg met bijzwaaiingen wordt alleen toegestaan op percelen waar zware en lange voertuigen op- en afrijden. In dit verband is namens Gedeputeerde Staten op de zitting nog aanvullend toegelicht dat een bijzwaaiing in beginsel alleen kan worden verleend voor gebiedsontsluitingswegen, die onderdeel zijn van de openbare weg. In het geval van eiser is sprake van een erftoegangsweg. Alleen in uitzonderingsgevallen kan toch een uitweg met uitzwaaiingen worden toegestaan, bijvoorbeeld als er sprake is van een agrarisch bedrijf waar zware en lange voertuigen naar toe moeten rijden en die door de draai die ze moeten maken, de berm kunnen beschadigen. In eisers geval is daarvan geen sprake.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen. Het college mocht zich daarbij baseren op de adviezen van Gedeputeerde Staten die de rechtbank voldoende onderbouwd en inzichtelijk oordeelt. Gelet hierop kon het college besluiten dat er in dit geval geen aanleiding is om het uitgangspunt dat een uitrit bij een woonbestemming in het buitengebied in beginsel 4,5 meter breed is, ten gunste van eiser te verlaten. Voldoende inzichtelijk en navolgbaar is aangegeven dat in dit geval een uitweg met een breedte van 4,5 meter voldoende is om de verkeersveiligheid te waarborgen en er geen sprake is van verkeersveilige aspecten die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
7.3.
Dat eiser betoogt dat de krant- en postbezorging het plezierig vinden om op de uitzwaaiing te parkeren in plaats van in de berm, dat eiser een bedrijf aan huis heeft en dat niemand last heeft van de uitweg, leidt niet tot een ander oordeel. Het college heeft zijn afweging -na advisering door Gedeputeerde Staten- in redelijkheid kunnen maken. Het betoog slaagt daarom niet.
Vertrouwensbeginsel
8. Eiser betoogt dat vanuit Gedeputeerde Staten de indruk is gewekt dat de vergunningverlening een formaliteit zou zijn. Ook heeft het college achtergehouden dat uitwegen van maximaal 14,5 meter breed wel mogelijk zouden zijn. Om die reden is het vertrouwensbeginsel geschonden.
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de Regeling is gepubliceerd en dus bij eiser bekend had kunnen zijn. Het standpunt van eiser is onvoldoende onderbouwd, omdat er geen aanwijzingen zijn dat dat er concrete toezeggingen zijn gedaan.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het college het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Uit de stukken of anderszins is de rechtbank niet gebleken dat er door het college of Gedeputeerde Staten zodanige ongeclausuleerde, concrete toezeggingen zijn gedaan aan eiser dat hij er op mocht vertrouwen dat de aanvraag een formaliteit zou zijn en zou worden gehonoreerd.. Dat het college of Gedeputeerde Staten eiser niet uit eigen beweging heeft gewezen op de Regeling, leidt niet tot een ander oordeel. Het betoog slaagt daarom niet.
Gelijkheidsbeginsel
9. Eiser betoogt dat er aan de [Adres derden] meer percelen zijn met een bredere uitweg.
9.1.
Volgens het college is Gedeputeerde Staten voor het genoemde perceel op de Bedumerweg onlangs een handhavingstraject gestart. Voor andere uitwegen zijn er stelconplaten neerlegd, op grond die in eigendom is van de provincie. Dat betreft een andere kwestie.
9.2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het college of Gedeputeerde Staten gelijke gevallen ongelijk heeft behandeld of niet in gelijke mate heeft geadviseerd. Voldoende aannemelijk is geworden dat als sprake is van een bredere uitweg (zonder omgevingsvergunning), een handhavingstraject zal worden opgestart. In het geval van het leggen van stelconplaten is er niet sprake is van een gelijk geval als dat van eiser. Het betoog slaagt daarom niet.
10. Het college heeft daarom in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning kunnen weigeren.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023.
griffier
rechter
(de griffier is buiten staat te tekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.