ECLI:NL:RBNNE:2023:3189

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
18.327202.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettend rijgedrag

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juli 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt te Ruinen, waarbij een andere verkeersdeelnemer, de heer [slachtoffer], om het leven is gekomen. De verdachte, die pas twee maanden in het bezit was van zijn rijbewijs, reed als bestuurder van een personenauto (merk Volvo) over de Defensieweg en negeerde een voorrangsweg, de Provinciale weg N375. Ondanks meerdere verkeersborden en waarschuwingen, waaronder een bord dat voorrang aangaf, heeft de verdachte geen voorrang verleend aan de van links komende auto van de heer [slachtoffer]. De rechtbank concludeert dat het ongeval het gevolg was van zeer onoplettend rijgedrag van de verdachte, die onvoldoende aandacht heeft besteed aan de verkeerssituatie en de signalen die hem waarschuwden voor de naderende voorrangsweg. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 150 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, waaronder de verwarrende verkeerssituatie en de onduidelijke bebording, maar benadrukt dat de onoplettendheid van de verdachte heeft geleid tot het tragische overlijden van de heer [slachtoffer].

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.327202.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Th. Van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 10 juli 2022 te Ruinen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto merk Volvo met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de
Defensieweg, ter hoogte van de kruising met de Provinciale weg de N375 (zijnde de Provinciale weg een voorrangsweg, aangeduid met bord B6 van bijlage 1 van het reglement verkeersregels en verkeersregels 1990), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden immers heeft hij zeer onvoorzichtig en onoplettend met het door hem bestuurde motorrijtuig gereden over vernoemde wegen,
- door de vernoemde Provinciale weg op te rijden zonder voorrang te verlenen aan een op die
Provinciale weg (voor hem, verdachte, van links naar rechts) rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Fiat panda, met kenteken [kenteken] ) die hem, verdachte, reeds (zeer) dicht genaderd was en
  • door tegen die op de Provinciale weg rijdende Fiat Panda aan te rijden en aldus de bestuurder vande op die voorrangsweg rijdende Fiat Panda niet in staat te stellen om zijn weg ongehinderd te vervolgen, waardoor die Fiat Panda op de tegemoet komende richting van die Fiat Panda rijweg tot stilstand komt en hij, verdachte, met de personenauto (deels) in de naast de geasfalteerde weg gelegen berm is gereden en/of
  • waarbij hij, verdachte, onvoldoende zich ervan heeft vergewist dat de Provinciale weg voor hem,verdachte, vrij was om op te rijden en/of
  • waarbij met onverminderde snelheid en zonder te remmen of anderszins snelheid te minderen en/of
  • waarbij [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 10 juli 2022 te Ruinen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto merk Volvo met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de
Defensieweg, ter hoogte van de kruising met de Provinciale weg de N375 (zijnde de Provinciale weg een voorrangsweg, aangeduid met bord B6 van bijlage 1 van het reglement verkeersregels en verkeersregels 1990) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
- door de vernoemde Provinciale weg op te rijden zonder voorrang te verlenen aan een op die
Provinciale weg (voor hem, verdachte, van links naar rechts) rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Fiat panda, met kenteken [kenteken] ) die hem, verdachte, reeds (zeer) dicht genaderd was en/of
  • door tegen die op de Provinciale weg rijdende Fiat Panda aan te rijden en aldus de bestuurder vande op die voorrangsweg rijdende Fiat Panda niet in staat te stellen om zijn weg ongehinderd te vervolgen, waardoor die Fiat Panda op de tegemoet komende richting van die Fiat Panda rijweg tot stilstand komt en hij, verdachte, met de personenauto (deels) in de naast de geasfalteerde weg gelegen berm is gereden en/of
  • waarbij hij, verdachte, onvoldoende zich ervan heeft vergewist dat de Provinciale weg voor hem,verdachte, vrij was om op te rijden en/of
  • waarbij met onverminderde snelheid en zonder te remmen of anderszins snelheid te minderen doorwelke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 10 juli 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] om het leven is gekomen.
Verdachte reed in een personenauto over de Defensieweg bij Ruinen en is de kruising met de Provincialeweg N375, zijnde een voorrangsweg, opgereden. Daarbij heeft hij geen voorrang verleend aan de, vanuit de rijrichting van verdachte gezien, van links komende personenauto waarin de heer [slachtoffer] reed. De auto’s zijn tegen elkaar gebotst. De heer [slachtoffer] is hierbij zodanig gewond geraakt dat hij de volgende dag aan zijn verwondingen is overleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het verkeersongeval het gevolg van zeer onoplettend rijgedrag van verdachte en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft meerdere signalen gemist waaruit bleek dat hij – ondanks dat hij op een doodlopende weg reed – een voorrangsweg naderde. Verdachte is namelijk een verkeersbord gepasseerd dat aanduidde dat hij over 100 meter voorrang moest verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. Verdachte heeft dat bord naar eigen zeggen niet gezien. Ook direct voor de kruising met de voorrangsweg bevonden zich meerdere waarschuwingen, te weten een grote gevarendriehoek op de bestrating van de weg, haaientanden en wederom het bord dat aanduidde dat hij voorrang moest verlenen aan verkeer op de kruisende weg. Laatstgenoemd bord heeft verdachte wel gezien, maar naar eigen zeggen te laat. De overige waarschuwingen heeft verdachte niet gezien.
Doordat verdachte onvoldoende heeft opgelet en deze signalen niet of te laat heeft gezien, wist hij niet dat hij een kruisende weg naderde en heeft hij zijn rijgedrag niet aangepast aan de situatie ter plaatse. Verdachte is zonder snelheid te minderen en zonder zich te vergewissen van eventueel op de kruisende weg rijdend verkeer, de kruisende weg opgereden, ten gevolge waarvan voornoemd verkeersongeval is ontstaan.
Naast het missen van voornoemde signalen, heeft de rechtbank bij haar overwegingen betrokken dat verdachte nog maar twee maanden over zijn rijbewijs beschikte en op een voor hem onbekende weg reed, waardoor verdachte juist extra voorzichtig en oplettend had moeten zijn. Aan het begin van de Defensieweg stond ook nog een bord dat erop wees dat bestuurders van deze weg een landbouwsluis naderen. Ook door de aanwezigheid van dit bord was oplettendheid geboden.
Al deze factoren, in onderling verband en samenhang bezien, maken naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zeer onoplettend rijgedrag heeft vertoond zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 9 augustus 2022, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022192712 d.d. 11 oktober 2022, inhoudend de relateringen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2023,opgenomen als aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudend de relateringen van verbalisant [verbalisant 3] ;
Een ander schriftelijk bescheid, te weten een schouwverslag, gevoegd bij voornoemd dossier, d.d.11 juli 2022 opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts;
Een naar wettelijk voorschrift op gemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juli 2022,opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de (bekennende) verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 juli 2022 te Ruinen, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto merk Volvo met kenteken [kenteken] , daarmede rijdende over de weg, de Defensieweg, ter hoogte van de kruising met de Provinciale weg de N375 (zijnde de Provinciale weg een voorrangsweg, aangeduid met bord B6 van bijlage 1 van het reglement verkeersregels en verkeersregels 1990), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden immers heeft hij zeer onoplettend met het door hem bestuurde motorrijtuig gereden over vernoemde wegen,
- door de vernoemde Provinciale weg op te rijden zonder voorrang te verlenen aan een op die
Provinciale weg voor hem, verdachte, van links naar rechts rijdend motorrijtuig (personenauto, merk
Fiat panda, met kenteken [kenteken] ) die hem, verdachte, reeds zeer dicht genaderd was en
  • door tegen die op de Provinciale weg rijdende Fiat Panda aan te rijden en
  • waarbij hij, verdachte, onvoldoende zich ervan heeft vergewist dat de Provinciale weg voor hem,verdachte, vrij was om op te rijden en
  • zonder te remmen en
  • waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair. Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 10 juli 2022 een verkeersongeval veroorzaakt waardoor [slachtoffer] om het leven is gekomen. Verdachte heeft tijdens het rijden onvoldoende opgelet en meerdere signalen die aangaven dat hij een voorrangsweg naderde niet gezien. Verdachte was zich daardoor in het geheel niet bewust van de kruisende weg waarop de heer [slachtoffer] met zijn echtgenote reed en is zonder snelheid te minderen de kruisende weg opgereden. Hierdoor is een botsing ontstaan tussen de auto van verdachte en de auto van de heer [slachtoffer] en zijn echtgenote. Verdachte had beter op moeten letten en zijn rijgedrag aan moeten passen aan de situatie ter plaatse.
Door de onoplettendheid van verdachte is de heer [slachtoffer] overleden en is diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van de heer [slachtoffer] . De echtgenote van de heer [slachtoffer] heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring, die ter terechtzitting door haar advocaat is voorgelezen, op invoelbare wijze verwoord wat het abrupte verlies van haar partner, met wie zij haar leven 42 jaar heeft gedeeld, voor haar betekent. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht kan doen aan het gemis dat de nabestaanden hun leven lang nog zullen ervaren.
Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en ter terechtzitting zijn spijt en medeleven betuigd aan de echtgenote van de heer [slachtoffer] . Ook heeft hij er blijk van gegeven dat het verkeersongeval en in het bijzonder de gevolgen daarvan hem niet onberoerd laten. De wetenschap dat door zijn handelen iemand is overleden en onherstelbaar leed is toegebracht, valt verdachte zwaar.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten nemen in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood als gevolg door een aanmerkelijke verkeersfout tot uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gedurende één jaar.
De rechtbank ziet aanleiding in enige mate af te wijken van dit oriëntatiepunt en de eis van de officier van justitie. Hoewel verdachte, zoals gezegd, meerdere signalen dat hij een voorrangsweg naderde over het hoofd heeft gezien, weegt de rechtbank ook mee dat de verkeerssituatie zeer onduidelijk en onoverzichtelijk was. Immers, aan het begin van de weg waarop verdachte reed stond een bord dat het een doodlopende weg betrof. Verdachte heeft verklaard dat hij daardoor geen andere, kruisende weg meer verwachtte, hetgeen voorstelbaar is. De aangebrachte bebording creëerde een verwarrende situatie waarbij het verdachte bij de kruising met de voorrangsweg niet was toegestaan om linksaf, rechtsaf of rechtdoor zijn weg te vervolgen, terwijl een ander borden hem juist gebood rechtdoor te gaan over de kruisende weg en daarbij, zoals gezegd, voorrang te verlenen aan verkeer op die kruisende weg. Tot slot was door het enigszins oplopende wegdek en de relatief hoge bermbegroeiing aan weerskanten van de weg waarop verdachte reed, de aanwezigheid van (de kruising met) de voorrangsweg die verdachte naderde, slecht waarneembaar. Ondanks dat één en ander niet wegneemt dat verdachte onvoldoende acht heeft geslagen op de signalen die hem waarschuwde voor de naderende voorrangsweg, ziet de rechtbank in voornoemde omstandigheden aanleiding om het uitgangspunt van 240 uren taakstraf te matigen tot een taakstraf voor de duur van 150 uren. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. J. Faber en mr. K. Offerein-Hulshoff, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2023.
Mr. Offerein-Hulshoff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.