ECLI:NL:RBNNE:2023:3176

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
18-101291-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, afpersing en mishandeling met geweld in Groningen

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, afpersing en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De feiten vonden plaats in Groningen, waarbij de verdachte op 16 april 2023 een winkelmedewerker bedreigde met een mes en geld eiste. Daarnaast heeft hij op 7 januari 2023 een beveiliger mishandeld en goederen gestolen uit een winkel. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van een van de slachtoffers gedeeltelijk toegewezen en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, gericht op gedragsbeïnvloeding en het voorkomen van herhaling. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwt. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelt dat een substantiële straf gerechtvaardigd is gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/101291-23 ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/008081-23 en 18/100067-23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/111379-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. W. Volkers, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. drs. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

(in de zaak met parketnummer 18/101291-23)

1. hij op of omstreeks 16 april 2023 te Groningen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld een (winkel) medewerker van de [winkel]
(te weten [slachtoffer 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer €100,-) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [winkel] (gevestigd aan de [adres] te Groningen) toebehoorde(n), door bij de kassa te gaan staan en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: ”Give my the money, give my the money” en/of “hurry up” althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of daarbij een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of zijn, verdachtes, hand, met daarin een mes te bewegen in de richting van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Groningen
een hoeveelheid geld (ongeveer €100,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[winkel] (gevestigd aan de [adres] te Groningen), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een (winkel)medewerker van de [winkel] (te weten [slachtoffer 1] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door bij de kassa te gaan staan en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen:”Give my the money, give my the money” en/of “hurry up” althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of daarbij een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of daarbij een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of zijn, verdachtes, hand, met daarin een mes te bewegen in de richting van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Noord Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
(in de zaak met parketnummer 18/008081-23)
1. hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Groningen, een of meerdere geuren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel] ( [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te Groningen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen.
(in de zaak met parketnummer 18/100067-23)
hij op of omstreeks 15 april 2023 te Groningen één of meerdere parfums, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] (locatie: [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte onder parketnummer 18/101291-23 onder 1 primair en onder 2 ten laste is gelegd, hetgeen hem onder parketnummer 18/008081-23 onder 1 en 2 ten laste is gelegd en hetgeen hem onder parketnummer 18/100067-23 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 18/101291-23 onder 1 primair dan wel subsidiair ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd, met dien verstande dat zij heeft benadrukt dat verdachte blijft volhouden dat hij de winkelmedewerkster niet bedreigd heeft en hij haar niets aan wilde doen. Ten aanzien van het onder voornoemd parketnummer onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot hetgeen verdachte onder parketnummer 18/008081-23 onder 1 ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat enkel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verdachte heeft geen geweld gebruikt met het oogmerk om zichzelf bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken. Ook voor de onder dit parketnummer onder 2 ten laste gelegde mishandeling moet volgens de raadsvrouw een vrijspraak volgen, nu verdachte geen opzet heeft gehad op het mishandelen van [slachtoffer 2] . Indien de rechtbank wel tot enige bewezenverklaring mocht komen dan kan dit volgens de raadsvrouw louter voor één van de twee onder dit parketnummer ten laste gelegde feiten zijn, nu deze beide zien op hetzelfde feitencomplex en verdachte niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden veroordeeld.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder parketnummer 18/100067-23 ten laste is gelegd heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/101291-23
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het onbruikbaar maken van zijn cel.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 16 april 2023, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier met nummer 2023096374 d.d. 18 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 16 april 2023 was ik achter de kassa aan het werk in de [winkel] te Groningen. Ik zag een man aan komen lopen. Ik zag dat de man spullen op de kassaband neerlegde. De man trok eigenlijk direct een mes nadat hij de spullen op de band had neergelegd. Ik hoorde de man vervolgens tegen mij zeggen: "Give me the money". Direct hierop probeerde ik mijn kassalade open te maken. Toen ik de kassalade eindelijk open kreeg, heb ik de biljetten van 20 euro gepakt. Ik denk dat dit er ongeveer vijf of zes waren. Ik heb vervolgens deze biljetten aan de man gegeven. De man heeft twee keer "Give me the money" tegen mij gezegd. Ook heeft de man "Hurry up" tegen mij gezegd. Dit zei de man waarschijnlijk omdat ik de kassalade niet snel genoeg open kreeg. Ik zag dat de man het mes in zijn rechterhand had. Dit was een keukenmes zoals wij zelf ook in de winkel verkopen. Het gaat om een vleesmes. De man hield het mes best wel laag vast. Hij hield het mes net boven de toonbank vast. Nadat de kassalade door mij werd geopend, heb ik geld uit de kassalade gepakt. Onder bedreiging van het mes heb ik vervolgens het geld aan de man overhandigd. Ik zag dat de man het geld van mij aannam. Ik zag dat de man direct hierop wegrende de winkel uit.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte toetsingrechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikel 59a en 63 Wetboek van Strafvordering), opgenomen als los document bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
U vraagt mij of ik een mes heb getoond aan de kassière. Dat klopt. U vraagt of het klopt dat ik het mes uit de winkel had gepakt en of het mes toen nog in de verpakking zat. Dat klopt beide. U vraagt of ik tegen de kassière heb gezegd: "Give me the money!". Dat klopt. U houdt mij voor dat er briefjes van 20 zijn gevonden. Het kan kloppen dat deze van de [winkel] afkomstig zijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2023, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van de verbalisant:
Ik, verbalisant, heb op 16 april 2023 de camerabeelden van de [winkel] bekeken. Ik zag hierop het volgende:
Beeld 1 gericht op schappen waaronder het mes hangt:
Ik zag dat de verdachte in beeld stond. Ik zag dat hij een winkelmandje in zijn linkerhand had. Ik zag dat het tijdstip 20:58 was. Ik zag dat hij met zijn linkerhand iets uit de schappen pakt en deze in zijn mandje doet. Daarna zie je de verdachte handelingen verrichten wat lijkt op dat hij de verpakking stuk maakt.
Beeld 2:
Ik zag de verdachte in beeld. Ik zag het mes in het mandje liggen. Ik zag dat de verpakking niet meer om het mes zat.
Beeld 3 gericht op de kassa:
Ik zag dat de verdachte om 21:01 uur in de rij stond bij de kassa. Ik zag dat de verdachte het mandje in zijn linkerhand had. Ik zag dat toen de verdachte aan de beurt was dat hij het mes in zijn linkerhand pakt en in de richting van de kassière beweegt. Ik zag dat het punt van het mes in de richting van de kassière was. Ik zag dat hem met zijn rechterhand een aantal bewegingen maken wat lijkt op van dat zij iets moet geven aan hem. Ik zag daarna dat de kassière de kassa openmaakt en de verdachte wat biljetten geld geeft. Ik zag dat de verdachte het geld pakt en deze opvouwt. Daarna loopt de verdachte uit het beeld.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij de winkelmedewerkster niet heeft bedreigd. Deze verklaring van verdachte wordt echter weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Op grond van die gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde afpersing.
In de zaak met parketnummer 18/008081-23
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 7 januari 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2023006747
d.d. 11 januari 2023, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik doe aangifte namens de [winkel] aan de [adres] te Groningen. Als beveiliger ben ik daartoe bevoegd. Vandaag, 7 januari 2023, bevond ik mij in de binnenstad van Groningen. Ik werd gebeld door een medewerkster van de [winkel] . Ik hoorde haar zeggen dat we snel langs moesten komen omdat ze een man in de winkel hadden die bezig was spullen te stelen. Ik ben samen met [slachtoffer 2] , mijn stagiaire, die kant op gegaan. Ik zag dat de later door mij aangehouden verdachte aan het vechten was met een man. Ik begreep later dat deze man een klant was die wilde helpen. Ik ben samen met [slachtoffer 2] de winkel ingegaan, ik heb geroepen dat wij van de beveiliging waren en dat hij was aangehouden en hebben de verdachte van de klant overgenomen. Wij hebben de verdachte gefixeerd. Nadat wij de man goed onder controle hadden, heb ik tegen een personeelslid gezegd dat men 112 moest bellen en met spoed om de politie moest vragen. Toen de politie aankwam, wilden zij de verdachte boeien en omdat de man nog steeds tegenstribbelde, bleven wij hem vasthouden. Op enig moment zag ik dat de verdachte opzettelijk en met kracht met zijn been ineens [slachtoffer 2] een harde trap gaf. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] ook aankeek. Ik zag dat deze trap tegen de rechterknie van [slachtoffer 2] aankwam. Ik heb net nog even gebeld met [slachtoffer 2]
. Deze gaf aan dat hij nog steeds een pijnlijke knie had. Namens hem doe ik hier aangifte van. Van de medewerksters van de [winkel] kreeg ik een tas met goederen. Deze goederen waren afkomstig van deze winkel en waren tijdens de worstelpartij tussen mij, [slachtoffer 2] en de verdachte uit de jaszakken van de verdachte gevallen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 8 januari2023, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Mijn collega [naam 1] en ik probeerden de verdachten onder controle te houden. Toen de politie de verdachte in de boeien sloeg, zag en voelde ik dat de verdachte mij een trap gaf door met zijn been naar achteren toe te trappen. Ik werd geraakt aan de binnenkant van mijn rechterknie. Ik heb zeker pijn gevoeld. Het werd een beetje rood.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 januari 2023,opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik op 7 januari 2023 parfums heb gestolen bij de [winkel] aan de [adres] in Groningen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat zowel de aangever als [slachtoffer 2] verdachte hebben vastgehouden om te voorkomen dat hij er, na de diefstal, vandoor zou gaan. Tevens blijkt hieruit dat verdachte vervolgens voortdurend probeerde om los te komen en daarbij op enig moment een harde trap heeft uitgedeeld tegen de knie van [slachtoffer 2] .
De rechtbank constateert dat het door verdachte gebruikte geweld tegen [slachtoffer 2] verband hield met de wens van verdachte om weg te komen nadat hij op heterdaad was betrapt op winkeldiefstal. Dit betekent dat verdachte geweld heeft gebruikt met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank bovendien van oordeel dat een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde er niet aan in de weg hoeft te staan ook de onder 2 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De bewezenverklaarde handelingen leveren immers, naast een gekwalificeerde diefstal, ook een mishandeling op.
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen, waarbij sprake is van eendaadse samenloop.
In de zaak met parketnummer 18/100067-23
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland
d.d. 15 april 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2023095308 d.d. 18 april 2023, inhoudend de verklaring van [naam 2] ;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 april 2023,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/101291-23 onder 1 primair, het onder parketnummer 18/008081-23 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/100067-23 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
(in de zaak met parketnummer 18/101291-23)
1. primair.
hij op 16 april 2023 te Groningen
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een winkelmedewerker van de [winkel] , te weten [slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [winkel] (gevestigd aan de [adres] te Groningen), door bij de kassa te gaan staan en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen:”Give me the money, give me the money” en “hurry up” en daarbij een mes te tonen aan die [slachtoffer 1] en zijn, verdachtes, hand, met daarin een mes te bewegen in de richting van die [slachtoffer 1] ;
(in de zaak met parketnummer 18/008081-23)
1.
hij op 7 januari 2023 te Groningen, meerdere geuren, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel] ( [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te trappen;
2.
hij, op 7 januari 2023, te Groningen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te trappen.
(in de zaak met parketnummer 18/100067-23)
hij, op 15 april 2023, te Groningen, meerdere parfums, toebehorende aan [winkel] (locatie: [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
(in de zaak met parketnummer 18/101291-23)

1.primair. afpersing

(in de zaak met parketnummer 18/008081-23)De eendaadse samenloop van
1. diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
en

2.mishandeling

(in de zaak met parketnummer 18/100067-23)
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/101291-23 onder 1 primair en 2, het onder parketnummer 18/008081-23 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/100067-23 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapportage d.d. 4 juli 2023. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het daarbij behorende toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft er primair voor gepleit om verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Subsidiair, indien de rechtbank daar niet in mee mocht gaan, heeft zij ervoor gepleit om verdachte daarnaast ook nog een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Tot slot, meer subsidiair, heeft zij de rechtbank verzocht om verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het reeds door hem ondergane voorarrest alsmede tot een onvoorwaardelijke taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de omtrent hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Zo heeft verdachte zich op 7 januari 2023 schuldig gemaakt aan – kort gezegd – een (winkel)diefstal met geweld en daarmee tevens aan de mishandeling van een beveiliger.
Op 15 april 2023 heeft verdachte zich vervolgens opnieuw schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en slechts een dag later, op 16 april 2023, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een afpersing door een medewerkster van de [winkel] te bedreigen middels het tonen van een mes, waarbij hij haar gesommeerd heeft het geld uit de kassa af te geven.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan. Met name de afpersing, waarvan een pas vijftien jaar oude medewerkster van de [winkel] het slachtoffer was, vindt de rechtbank zeer ernstig. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze, voor het slachtoffer zeer ingrijpende en beangstigende gebeurtenis. Verdachte heeft bij alle door hem gepleegde vermogensdelicten bovendien enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zijn directe behoeftebevrediging, waarbij hij blijk heeft gegeven van ieder gebrek aan respect voor andermans eigendommen en waarbij hij eveneens geheel voorbij gaat aan de overlast en ergernis die dergelijke feiten bij de gedupeerden veroorzaken.
Het behoeft voorts geen betoog dat ook de mishandeling van de beveiliger door verdachte volstrekt onacceptabel is.
De rechtbank overweegt dat voornoemde feiten de oplegging van een substantiële straf dan ook zonder meer rechtvaardigen, temeer nu verdachte ten tijde van het plegen van deze strafbare feiten nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling liep.
Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de onderhavige zaak moet worden afgedaan, heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoon van verdachte en hetgeen de deskundigen hieromtrent adviseren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 4 juli 2023, waarin de reclassering aangeeft het zorgelijk te vinden dat verdachte gedurende een nog lopende proeftijd meerdere malen opnieuw de fout in is gegaan. De reclassering constateert problemen op meerdere leefgebieden en met name de grote schuldenlast van verdachte maakt de kans op herhaling groot. Er lijkt bij verdachte sprake te zijn van een beperkt zelfinzicht en hij lijkt de gevolgen van zijn handelen voor zichzelf en anderen nauwelijks te overzien. Wegens een gebrek aan diagnostiek is het voor de reclassering niet mogelijk om in te schatten of er sprake is van psychopathologie. De reclassering acht het daarom van belang dat er binnen een eventueel nieuw reclasseringstoezicht diagnostiek wordt uitgevoerd om tot een behandeling te kunnen komen, gericht op het psychosociaal functioneren van verdachte. De AFPN heeft aangegeven mogelijkheden te zien om verdachte hierin, middels een ambulant traject, te begeleiden. Mits de ernst van de feiten het toelaat, adviseert de reclassering de rechtbank derhalve om verdachte, bij een bewezenverklaring, te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door haar geformuleerde bijzondere voorwaarden. De oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal voor verdachte zwaarwegende gevolgen hebben. Hij zal dan zijn woning kwijtraken en zal de zorg voor zijn inwonende minderjarige dochter niet meer kunnen bieden, Daarom adviseert de reclassering omtrent de oplegging hiervan negatief.
De rechtbank deelt de zorgen van de reclassering en begrijpt het belang van diagnostiek teneinde tot een gerichte behandeling van verdachte te kunnen komen en ook realiseert zij zich de negatieve gevolgen die het voor verdachte zal hebben als hij nog veel langer gedetineerd blijft. Echter, dit alles ten spijt, is de rechtbank van oordeel dat – gelet op hetgeen zij hiervoor reeds heeft overwogen omtrent de aard en de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten en op het feit dat verdachte een gewaarschuwd mens was, hierop niet anders kan worden gereageerd dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 18 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden die tot doel hebben om het gedrag van verdachte te beïnvloeden en herhaling te voorkomen.
Omdat zij van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf waarbij de onaantastbaarheid van het lichaam of personen in het geding is. zal begaan, verklaart de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het daarbij behorende toezicht dadelijk uitvoerbaar.
De rechtbank komt derhalve tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, nu zij iets minder bewezen acht en daarnaast van oordeel is dat, gelet op de straffen die in vergelijkebare gevallen worden opgelegd, in dit geval met voornoemde straf voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten.
Benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 350,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu het causale verband tussen de geleden schade en het handelen van verdachte onvoldoende vaststaat. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om de hoogte van de toe te wijzen schade te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/008081-23 onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 januari 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 14 februari 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 28 februari 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 2 juni 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 300, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/101291-23 onder 2 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/101291-23 onder 1 primair, het onder parketnummer
18/008081-23 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 18/100067-23 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 9 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich bij zijn invrijheidstelling meldt bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming &Reclassering, [adres] en dat hij zich daarna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en eventuele behandeling door de AFPN of eensoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De (eventuele) behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan een controle op dit verbod. De controlegebeurt middels urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet bevindt in het winkelcentrum [adres] , zolanghet openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op dit locatieverbod;
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk of dagbestedingmet een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanafbetalingsregelingen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde meewerkt aan de ambulante begeleiding vanuit het Leger des Heils of eenandere organisatie, te bepalen door de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van parketnummer 18/008081-23, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/111379-21:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 14 februari 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2023.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.