ECLI:NL:RBNNE:2023:3171

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
18-307128-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, alsmede het aanwezig hebben van harddrugs

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, alsook voor het aanwezig hebben van harddrugs. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 augustus 2022 in de gemeente Midden-Groningen, waar de verdachte samen met een medeverdachte de woning van het slachtoffer binnendrong. Tijdens deze inbraak werd het slachtoffer met geweld bedreigd en mishandeld, waarbij ook een mes werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door getuigenverklaringen en chatgesprekken. De verdachte ontkende echter zijn betrokkenheid en stelde dat hij valselijk beschuldigd werd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en verschillende bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/307128-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.E. Dekens, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te [adres] in de gemeente Midden-Groningen omstreeks 01.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zilveren) (konings) ring en/of een (Seaside) (zwarte) tas en/of een IPhone 8 en/of een identiteitskaart en/of (fiets)sleutels en/of airpods en/of oordopjes en/of overige kleine goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer] en/of
  • met zijn, verdachtes hand, die [slachtoffer] vast te pakken en daarbij met zijn, verdachtes, vuistmeerdere malen (met kracht) op en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of - die [slachtoffer] op de grond te gooien en met zijn, verdachtes knieën, op de armen van die
[slachtoffer] te liggen en/of zitten en/of daarbij het mes te pakken en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- aan die [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en met zijn, verdachtes hand, het vuurwapen tegenhet hoofd van die [slachtoffer] te drukken en daarbij te zeggen tegen die [slachtoffer] dat: ”Je slaat meisjes.” Of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - daarbij te zeggen: ”Pak maar wat je pakken wilt;
en/of hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te [adres] in de gemeente Midden-Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermalen en/of met kracht) op/tegen het hoofd en/of gezicht (oog) en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of (drink) glazen en/of kaarsenhouders en/of (bier)blikje(s) en/of potjes op en/of tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te [adres] in de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer] en/of een mes dichtbij de keel van die [slachtoffer] te houden en/of het mes tegen de keel van die [slachtoffer] te drukken en/of
  • een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer] en/of een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer] te drukken en daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen: ”Wil je dit dan?” of woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 8 februari 2023 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad althans een hoeveelheid, (26,6 gram) van een materiaal bevattende amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (het medeplegen van een poging tot zware mishandeling). Van dit deel van de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich voorts op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 ten laste is gelegd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er zich weliswaar voldoende wettig bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, maar dat dit bewijs, gelet op de stellige ontkenning van verdachte en op het door hem ingenomen standpunt dat hij valselijk wordt beschuldigd, niet overtuigt. De raadsvrouw heeft hierbij in het bijzonder opgemerkt dat er vraagtekens te plaatsen zijn bij de wijze waarop de zogenaamde herkenning van verdachte door [slachtoffer] en getuige [naam 1] tot stand is gekomen. Ook vindt zij het opmerkelijk dat medeverdachte [naam 2] pas belastend over verdachte heeft verklaard nadat hij inzage heeft gehad in het procesdossier en daarin heeft gelezen dat verdachte zich negatief over hem had uitgelaten. Daarnaast wijst de raadsvrouw op het ontbreken van zogenaamd “hard bewijs” in het dossier. Zo is er bijvoorbeeld nergens DNA van verdachte aangetroffen en zijn de volgens de getuigen [naam 1] en [naam 3] met verdachte gevoerde gesprekken via Whatsapp en Instagram op de telefoons van deze getuigen en verdachte niet aangetroffen. Dit alles maakt dat niet valt uit te sluiten dat verdachte er, zoals hij zelf zegt, wordt ingeluisd.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (de gekwalificeerde diefstal) te kunnen komen, nu de aangifte van [slachtoffer] , waarin hij heeft verklaard beroofd te zijn van alle in de tenlastelegging opgenomen goederen, geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. Van dit deel van de tenlastelegging spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.
Ten aanzien van de onder 1 tweede en derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten
De rechtbank past ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat [telefoonnummer] op 26 augustus 2022 mijn telefoonnummer was. Ook klopt het dat er een deel van een gesprek op mijn telefoon is aangetroffen dat gevoerd is tussen [naam 3] en mijn Instagram account.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 augustus 2022,opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNR022103 d.d. 24 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op donderdag 25 augustus 2022 was ik samen met [naam 4] , [naam 5] , [naam 1] en [naam 6] in mijn woning aan de [adres] te [adres] . Om 01:00 uur is iedereen weggegaan met uitzondering van [naam 1] . [naam 1] en ik gingen naar binnen en zaten op de bank een filmpje te kijken. Omstreeks 01:30 uur zag ik dat de woonkamerdeur open ging. Ik zag twee personen binnenkomen. Ik zag dat de eerste jongen die binnenkwam [naam 2] was. Hij liep direct op mij af. Ik zag dat hij een groot mes in zijn handen had. Ik zag dat hij deze in mijn richting wees toen hij op me af kwam lopen. Dit mes had een grootte van 30 centimeter. Ik zag dat de tweede persoon in de richting van [naam 1] liep. Ik zag dat deze persoon [naam 1] van de bank pakte en haar zo buiten de woning heeft gezet. Ik zag en voelde dat hij mij sloeg met een vuist. Ik voelde dat hij met enorme kracht op mijn hoofd begon te slaan. Ik voelde dat hij mij vasthad. Ik zag en voelde dat hij mij vast had met zijn rechterhand ter hoogte van mijn borst. Hij sloeg mij meerdere malen met zijn linker tot vuist gebalde hand tegen de rechterkant van mijn hoofd ter hoogte van mijn oog. Ik voelde dat dit met forse kracht werd gedaan. Ik voelde enorme pijn aan de rechterzijde van mijn hoofd. Ik kan niet vertellen om hoeveel vuistslagen dit ging. Het waren er veel, 'heel veel'. [naam 2] trok mij van de bank en gooide mij tussen de tafel en de bank. Ik voelde en zag dat [naam 2] met zijn knieën op mijn armen ging liggen. Ik kon op dat moment niet meer bewegen. Tijdens deze vuistlagen heeft hij het mes meerdere keren weggelegd en weer gepakt. Ik ben met van alles geslagen wat maar op mijn tafel lag. Glazen, potjes noem het maar op. Op het moment dat ik op de grond lag zag ik de tweede persoon de woonkamer weer binnen komen lopen. Ik vroeg aan [naam 2] waarom ze dit deden. Ik hoorde hem zeggen: "omdat je meisjes slaat". [naam 2] zat op dit moment nog steeds bovenop mij zoals hierboven staat beschreven. Ze zijn vervolgens vertrokken. Ik zat toen volledig onder het bloed. Ik ben toen uit angst naar mijn werkgever gegaan. Ik ben toen samen met mijn werkgever naar de spoed van het Martini gegaan. Hier hebben ze de wond op mijn achterhoofd geplakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november2022, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
V: Ok, vertel maar [naam 1] , we hebben van [slachtoffer] begrepen dat jij in de nacht van donderdag 25 augustus op vrijdag 26 augustus 2022 bij [slachtoffer] was, wat gebeurde er?
A: [slachtoffer] en ik hadden elkaar de dag ervoor voor het eerst ontmoet en ik zou die avond voor het eerst bij hem blijven slapen. We waren in de avond eerst samen geweest met vrienden erbij. Uiteindelijk zijn die vrienden weggegaan. [slachtoffer] en ik bleven toen op de bank en ik viel toen in slaap tegen hem aan. Op een gegeven moment hoorde ik de deurklink van de woonkamer op en neer gaan en toen ging de deur ineens heel hard open en toen kwamen [naam 2] en [verdachte] allebei binnen. [naam 2] kwam met een mes al op [slachtoffer] aflopen, dit was een blauw metallic mes. [naam 2] sloeg toen [slachtoffer] een paar keer met de vuisten. Daarna wees [naam 2] naar mij met het mes en hij zei dat ik de gordijnen dicht moest doen. Toen begon [naam 2] nog harder te schreeuwen en hij bleef [slachtoffer] nog vaker slaan met zijn vuisten. [slachtoffer] werd door [naam 2] op de grond geduwd. [naam 2] pakte [slachtoffer] vast en duwde [slachtoffer] op de grond. Toen pakte [naam 2] glazen van de tafel en die gooide hij kapot op [slachtoffer] . V: En dan ligt [slachtoffer] op de grond en dan?
A: [slachtoffer] werd maar geslagen, geslagen en geslagen en hij gilde het uit en hij huilde ook. Op dat moment was ik zo slim om de politie te bellen, maar toen zag [verdachte] dat en hij zei tegen mij: "Geef je telefoon maar even aan mij" en omdat ik bang was heb ik mijn telefoon aan [verdachte] gegeven en ondertussen bleef [naam 2] [slachtoffer] maar slaan. Ik hoorde [slachtoffer] roepen: "Stop, stop, ik wil dit niet meer". Toen zei [verdachte] tegen mij: "Weet jij van zijn drugsgebruik af?", "Weet je dat hij zijn ex altijd heeft geslagen?". Ik hoorde [slachtoffer] toen ook roepen: " [naam 1] , dit moet je niet geloven, dit is niet zo". Toen zei [verdachte] : "Kijk wat je dit meisje ook aandoet" en hierop keek [verdachte] mij in de ogen aan en toen naar [slachtoffer] en daarna keek hij mij weer in de ogen aan en toen zei [verdachte] tegen mij: "Ik ken jou". Toen zei [verdachte] : "Waar ga je straks heen". Ik zei naar huis, want ik wilde niet meer blijven slapen. [verdachte] zei toen: "Loop maar met mij mee", maar ik zei dat ik op dat moment echt niet met hem mee zou lopen. [verdachte] zei: "Pak gewoon je spullen, ik beloof je er gebeurt niks". In de tussentijd was [naam 2] nog steeds
[slachtoffer] aan het slaan en met dingen gooien. Ik hoorde toen [verdachte] tegen [naam 2] zeggen: "Ik ga met haar naar buiten". [verdachte] deed ook wel normaal tegen mij en toen heb ik [verdachte] gevraagd om mijn telefoon terug te geven. [verdachte] gaf toen ook mijn telefoon terug, maar mijn telefoon was leeg, daardoor raakte ik in paniek en begon ik heel erg te huilen. Vervolgens zei [verdachte] : "Beloof mij [naam 1] dat je de politie niet belt op dit moment want dan is er een groter probleem" en [verdachte] vroeg aan mij of ik hem een berichtje wilde sturen als ik thuis was. Toen gaf [verdachte] mij ook zijn telefoonnummer en die heb ik toen opgeslagen in mijn telefoon. Toen vertelde hij nog dat hij mij kende omdat hij mijn zus kende. Toen ik thuiskwam, heb ik [verdachte] ook een appje gestuurd dat ik thuis was en toen antwoordde hij: "Gelukkig godzijdank, nooit meer naar zulke jongens gaan". Ik heb ook wel een screenshot van dit gesprek. De volgende dag heb ik mijn zus [naam 3] verteld wat er gebeurd was.
V: Even terug naar die avond, jij zegt die deur ging open van de woonkamer, wie liep er voorop?
A: [naam 2] .
V: Kon [slachtoffer] nog opstaan toen [naam 2] kwam?
A: Nee, [naam 2] kwam binnen en schoof hem gelijk horizontaal op de bank en ging met zijn knieën op hem zitten zodat [slachtoffer] geen beweging meer kon maken. Toen werd [slachtoffer] heel vaak geslagen door [naam 2] . Met de vuisten, met beide en met de objecten die daar lagen.
[naam 2] raakte [slachtoffer] met zijn vuisten op het hoofd en gezicht.
V: Hoe vaak denk je dat [naam 2] [slachtoffer] sloeg op dat moment op de bank? A: Ik denk wel 20 keer.
V: En dan?
A: Toen pakte [naam 2] [slachtoffer] bij zijn kleding, bij de borst en gooide [slachtoffer] op de grond. [slachtoffer] kwam toen op zijn rug op de grond te liggen.
V: En wat doet [naam 2] dan?
A: Die blijft door slaan en hij pakte dingen van de salontafel af waarmee hij [slachtoffer] sloeg, iets van kaarsenhouders, van glas en drinkglazen en volle blikjes bier die er nog stonden.
V: En dan?
A: Dan zegt [slachtoffer] "Ik wil dit niet meer, stop".
V: Kun je dat mes van [naam 2] nog eens omschrijven?
A: Het scherpe gedeelte van het mes was metallic blauw en de handgreep was zwart. V: En hoe groot was het ongeveer denk je?
O: Getuige wijst tussen haar vingers een afstand van ongeveer 20 cm aan, inclusief heft.
V: We hoorden je net ook nog even zeggen dat [slachtoffer] het mes op de keel kreeg van [naam 2] , waar was dit dan?
A: Op de bank, toen zette [naam 2] het mes op de keel van [slachtoffer] . V: En je hebt het over [naam 2] , ken jij hem?
A; Nee
V: En hoezo noem je hem dan [naam 2] ?
A: Omdat [slachtoffer] mij later vertelde dat die persoon [naam 2] heet en ik heb hem opgezocht op Facebook.
V: En je noemde ook [verdachte] , kende jij hem?
A: Ik kende hem niet, maar hij heeft mij zelf verteld dat hij [verdachte] heet, toen hij mij zijn telefoonnummer gaf. Ik heb hem toen opgeslagen als " [verdachte] ".
V: En had jij [verdachte] daarvoor weleens gezien?
A: Nee.
V: En heb jij die ook opgezocht op Facebook?
A; Ja dat is dezelfde
V: Hoe vaak heeft [naam 2] het mes op de keel gezet bij [slachtoffer] ?
A: 1x.
V: Heb jij dat screenshot nog en het telefoonnummer van [verdachte] ?
A: Ja, die geef ik jullie. Op het moment van het screenshot stond ook de foto van [verdachte] bij zijn profiel van Whatsapp, dat is ook de persoon die bij [slachtoffer] was en die zich toen [verdachte] noemde.
V: Welk telefoonnummer heeft hij dan?
A: [telefoonnummer] .
V: Dan gaan we jou nog wat foto's laten zien:
O: Verbalisanten, laten foto A zien aan getuige [naam 1] : A: Ja dat is hem V; Wie is dat dan?
A: Dat is [naam 2]
O: Verbalisanten tonen foto B A: Ja, dat is [verdachte] .
In de tussentijd was [naam 2] nog steeds [slachtoffer] aan het slaan en met dingen gooien. Ik hoorde toen [verdachte] tegen [naam 2] zeggen: "Ik ga met haar naar buiten". Ik hoorde [naam 2] toen zeggen: "Nee, nee ze mag niet weg". Toen heb ik mijn scootersleutels gepakt, dat was het enige van mij wat binnen lag. Ik ben toen met [verdachte] naar buiten gelopen, maar mijn scooter stond niet waar ik hem geparkeerd had.
Toen zei [verdachte] ;" loop maar met mij mee, we hebben jouw scooter verplaatst, want wij dachten dat die van [slachtoffer] was".
V: Je bent weggegaan dus je wist niet hoe je [slachtoffer] daar achterliet?
A: Ik heb de volgende ochtend gelijk [naam 5] een berichtje gestuurd van wat er gebeurd was en of hij bij [slachtoffer] wilde gaan kijken. Dat deed [naam 5] die middag, toen kreeg ik ook een berichtje van hem dat [slachtoffer] nog leefde en dat hij hechtingen in zijn hoofd had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2023, opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van de verbalisant: Op 27 februari 2023 ben ik bij [naam 3] langs geweest. Zij is de zus van [naam 1] . Ik, verbalisant had al eerder uitgelegd dat we haar wilden spreken omdat bleek dat zij op 26 augustus 2022 tussen 07.30 en 08.00 uur een chat via Instagram had met één van de verdachten van de woningoverval in [adres] waar haar zusje [naam 1] getuige van was. [naam 3] gaf gelijk aan dat ze inderdaad die ochtend via Instagram contact had gehad met [verdachte] . Ik, verbalisant, heb aan [naam 3] gevraagd, hoe lang zij [verdachte] al kent. Hierop antwoordde ze mij dat ze denkt dat ze hem ongeveer 15 jaar kent van haar jeugd in Sappemeer. Desgevraagd geeft [naam 3] aan dat zij [verdachte] , kent als [verdachte] en hij ook met die naam een Instagram account heeft. Op de foto van dit account staat ook degene die zij kent als [verdachte] . Ik, verbalisant, heb aan [naam 3] gevraagd hoe dat ging die ochtend van de 26e augustus 2022. Hierop antwoordde zij dat die ochtend telefonisch contact had met haar zusje [naam 1] . [naam 1] vertelde haar toen dat ze die nacht bij [slachtoffer] was, toen al wel of nog net niet haar vriendje. En dat ze toen in de woning in de nacht zijn overvallen door 2 jongens. Eén daarvan was [verdachte] en de andere kende ze niet. [naam 1] had verteld dat deze 2 jongens [slachtoffer] aan hadden gevallen en hem hebben geslagen. [naam 1] klonk behoorlijk overstuur toen ze dit aan [naam 3] vertelde. Verder had [naam 1] haar verteld dat één van de overvallers haar herkende, als het zusje van [naam 3] , dat hij toen [naam 1] mee had genomen naar buiten en dat ze weg mocht. Ik, verbalisant, vroeg aan [naam 3] wat maakte dat er die ochtend via Instagram contact was tussen haar en [verdachte] . Hierop antwoordde ze dat in eerste instantie pissig op hem was, om wat haar zusje had meegemaakt die nacht. [naam 3] verklaarde dat ze aan [verdachte] een lacherig bericht had gestuurd, omdat ze ook geen problemen met hem wilde hebben. Hierop, vroeg ik, verbalisant, wat ze gestuurd had, waarop ze antwoordde dat ze de chat wel in haar telefoon wilde laten zien. Hierop pakte [naam 3] haar telefoon en opende haar Instagram, ze liet een chat zien van een gesprek met een [verdachte] met daarbij een foto, waarop ik, verbalisant, verdachte [verdachte] herkende.
In de chat zag ik, verbalisant, het volgende staan:
[naam 3] :"Hey, hey, je hebt mijn ontmoet, ze is vannacht bij mij gekomen...."
[naam 3] :"Zusje*"
[verdachte] :"Ooh meen je, je klopt. Was ze geschrokken?"
[naam 3] :"Nogal ze heeft niet geslapen"
[verdachte] :"Meen je niet, zag ook je zusje zitten en dat nee, sorry voor dat. Oprecht! Maar wees blij dat ze nu in het begin al weet wie en vooral wat hij is. Gevaarlijk kereltje".
[naam 3] :"Ja wil haar daar ook niet weer hebben"
[verdachte] :"Wel echt geprobeerd der direct duidelijk te maken dat zij er absoluut niets mee te maken heeft"
[naam 3] :"ken hem verder ook niet alleen van naam"
[verdachte] :"Nou houden zo hoor. Levensgevaarlijk als je zusje daar loopt. Maar ben blij dat ze naar jou is gegaan. En nogmaals sorry"
[naam 3] :"Gewoon verkeerde timing dat ze daar zat"
[verdachte] :"elke timing daar voor je zusje is verkeert hahah!. Maar dit wou ik niet voor der. Echt niet?"[verdachte] :"Maak der pleasse wel duidelijk dat ze niets met dit soort dingen te maken heeft. En gewoon een leuke stabiele vriend moet vinden"[naam 3] :"heb haar dit laten lezen. Ze is nog bij me"
[verdachte] :"Ooh gelukkig, ik zeg. Kop om hoog en mannenjacht. Leuke mannen"
[verdachte] :"benieuwd of lapzwans aangifte heeft gedaan"
[naam 3] :"hahahaha mannen genoeg"
[verdachte] :"dat dus"
[verdachte] :"Ben sws niet vaak het huh, beetje te riskant met het oog op terugvallen. Net jaar clean en dat wil ik zo houden als het ff kan".
Ik, verbalisant, vroeg hoe ze ( [naam 1] ) wist dat deze jongen [verdachte] was. [naam 3] antwoordde dat [naam 1] had verteld dat één van de jongens [verdachte] heette en dat hij [naam 3] kende. Toen had [naam 3] hem opgezocht op Instagram en daar herkende [naam 1] hem op de foto, dat was de jongen die bij die overval was geweest. [naam 3] legde contact omdat [naam 1] zich zorgen maakte om [slachtoffer] .
O: Ik, verbalisant [naam 7] , heb [naam 3] gevraagd of ik foto's mocht maken van de chat via
Instagram met [verdachte] . Dit vond [naam 3] goed. Ik heb haar verder gevraagd of de chat te mailen en te bewaren op haar telefoon. Dit zou ze doen.
O: Bij dit proces-verbaal zitten 5 foto's van de bovengenoemde chat en een foto van het telefoonnummer van het Facebookaccount van [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2023,opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van de verbalisant:
Ik heb onderzoek gedaan aan de op 8 februari 2023 onder verdachte [verdachte] in beslag genomen telefoon, een Samsung A32. In de telefoon heb ik een gesprek aangetroffen, gevoerd via Instagram, tussen [verdachte] en [naam 3] op 26 augustus 2022 tussen 07.33 uur en 07.39 uur.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 februari2023, opgenomen op pagina 377 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik kwam daar omdat [slachtoffer] meisjes slaat. Ik heb hem geslagen.
V: Hoe ben je bij de woning van [slachtoffer] gekomen?
A: Ja, achterop de scooter bij [verdachte] . Hij bracht mij daar. Toen is hij met mij mee naar binnen gegaan.
V: Kun je nader verklaren over de klappen? Hoe ging dat?
A: Klappen is klappen. Met vuisten heb ik hem klappen gegeven.
V: Waarom ging je samen met [verdachte] naar [slachtoffer] ?
A: Om [slachtoffer] een lesje te leren, dat hij geen meiden moet slaan.
V: Waarom [verdachte] en niet iemand anders?
A: Op dat moment bood hij aan om mij te vervoeren. Ik heb hem uitgelegd waar ik naartoe moest.
Toen bood hij het aan. Het leek wel of hij in trance was.
V: Wist [verdachte] dat jij naar [slachtoffer] ging om hem klappen te geven? A: Ja, dat wist hij van mij.
A: Ik heb [slachtoffer] klappen gegeven, ik was mijn frustratie op hem aan het uiten. Ik wilde hem een lesje leren.
V: Op een gegeven moment zijn jullie daar weer weggegaan. Hoe is dat gegaan?
A: Ja, op precies dezelfde manier als we binnen zijn gekomen. Toen ben ik achterop de scooter gegaan bij [verdachte] . We zijn toen weggegaan. Eerst naar [verdachte] en daarna ben ik naar de plek gegaan waar ik verblijf.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend. Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank echter van oordeel dat het wel degelijk verdachte is geweest die in de nacht van 25 op 26 augustus 2022 samen met medeverdachte [naam 2] naar de woning van aangever ( [slachtoffer] ) is gegaan.
De aangifte van [slachtoffer] , alsmede de later door hem afgelegde aanvullende verklaringen – die door de rechtbank betrouwbaar worden geacht – en waarin hij aangeeft dat verdachte de tweede dader is geweest, naast [naam 2] , worden ondersteund door de getuigenverklaring van [naam 1] .
Ook [naam 1] heeft immers gesteld dat verdachte de tweede dader is geweest. Zij heeft verklaard dat verdachte zich die nacht aan haar heeft voorgesteld als [verdachte] en dat hij haar zijn telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) heeft gegeven zodat zij het hem via Whatsapp kon laten weten als ze veilig thuis was gekomen, hetgeen zij ook heeft gedaan. Verdachte heeft niet betwist dat dit zijn telefoonnummer betreft. Getuige [naam 1] herkent verdachte voorts op de door de politie aan haar getoonde foto van verdachte.
Ook de zus van getuige [naam 1] , genaamd [naam 3] , heeft een getuigenverklaring afgelegd, welke als steunbewijs kan worden gebezigd. Zij heeft kort na het voorval via Instagram contact opgenomen met (het account van) verdachte, die zij nog kende van vroeger. Vervolgens heeft er een chatgesprek plaatsgevonden via Instagram tussen [naam 3] en verdachte, waarin eveneens wordt bevestigd dat hij degene is geweest die samen met medeverdachte [naam 2] in de woning van [slachtoffer] is geweest. Een deel van dit gevoerde gesprek via Instagram wordt door de politie bovendien teruggevonden op de telefoon van verdachte.
Tot slot wijst ook medeverdachte [naam 2] verdachte aan als degene met wie hij die nacht naar [slachtoffer] toe is gegaan.
De verklaring van verdachte dat het iemand anders moet zijn geweest die zich die nacht heeft voorgedaan als [verdachte] , die zijn telefoonnummer aan getuige [naam 1] heeft gegeven en die via zijn Instagram-account een chatgesprek moet hebben gevoerd met getuige [naam 3] , acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet valt in te zien waarom al deze getuigen in strijd met de waarheid zouden verklaren dat het verdachte [verdachte] is geweest die in de nacht van 25 op 26 augustus 2022 samen met medeverdachte [naam 2] in de woning van [slachtoffer] is geweest en waarom zij daarbij zelfs valse bewijsstukken, zoals chatgesprekken, in elkaar zouden zetten om hun verhaal kracht bij te zetten. Ook voor de stelling van verdachte dat medeverdachte [naam 2] hem valselijk beschuldigd zou hebben omdat verdachte zich negatief over hem zou hebben uitgelaten, biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Het valt de rechtbank hierbij bovendien op dat verdachte geen enkele poging heeft gedaan om eventueel met hulp van anderen te reconstrueren waar hij dan wél zou zijn geweest ten tijde van dit voorval, hetgeen haar alleen maar meer sterkt in haar overtuiging.
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam 2] de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft verricht en dat verdachte [verdachte] daarbij aanwezig was, zoals hierboven vastgesteld.
Het meermalen met kracht slaan tegen het hoofd/gezicht met drinkglazen dan wel potjes, verricht op de wijze zoals medeverdachte [naam 2] dat heeft gedaan, brengt naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt zoals bijvoorbeeld blijvend letsel in de vorm van zichtbare littekens of permanent verminderd zicht. Nu het algemene ervaringsregels betreft, heeft iedereen, dus ook medeverdachte [naam 2] , wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Dat het slachtoffer in dit geval niet daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, doet geen afbreuk aan de aanmerkelijkheid van die kans.
De rechtbank is van oordeel dat medeverdachte [naam 2] voornoemde aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Het met kracht gooien van een drinkglas tegen iemands hoofd moet immers naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat medeverdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard en het opzet van medeverdachte [naam 2] is dan ook in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
De rechtbank is voorts van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen medeverdachte [naam 2] en verdachte en dat verdachte derhalve als medepleger van de poging tot zware mishandeling kan worden aangemerkt. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt immers dat zij gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het plan van medeverdachte [naam 2] om [slachtoffer] “een lesje te leren”. Zo heeft verdachte aan medeverdachte [naam 2] aangeboden hem ter uitvoering van dat plan op zijn scooter naar de woning van [slachtoffer] te brengen. Na de gezamenlijke tocht per scooter zijn ze gezamenlijk de woning naar binnen gegaan, en heeft verdachte ervoor gezorgd dat medeverdachte [naam 2] zijn gang kon gaan, onder meer door de telefoon van getuige [naam 1] af te nemen, toen zij de politie wilde bellen, en haar vervolgens uit de woning te verwijderen. Gedurende een groot deel van de gepleegde mishandelingen en bedreiging is verdachte daarbij aanwezig geweest, zonder in te grijpen of op enige andere wijze deze te doen eindigen, of zich daarvan te distantiëren. Integendeel, uit de door verdachte gebezigde woorden tegen de getuige [naam 1] blijkt dat hij met de handelingen van de medeverdachte instemde en deze goedkeurde als vergelding voor beweerdelijk mishandelend gedrag door [slachtoffer] ten opzichte van zijn (ex)vriendin. Uiteindelijk zijn ze gezamenlijk vertrokken. In strafrechtelijke zin is hij voor de bewezenverklaarde handelingen medeverantwoordelijk.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
Ook het derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit acht de rechtbank op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Medeverdachte [naam 2] heeft weliswaar ontkend dat hij een mes bij zich had, maar de verklaring van de aangever, zoals opgenomen in zijn aangifte, wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [naam 1] . Getuige [naam 1] heeft na lang nadenken toch een verklaring af willen leggen en de rechtbank heeft, zoals reeds eerder benoemd, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring, nu niet valt in te zien waarom getuige [naam 1] in strijd met de waarheid een belastende verklaring jegens verdachten af zou leggen. Zij beschrijft het door medeverdachte [naam 2] gebruikte mes bovendien uiterst gedetailleerd, hetgeen een sterke indicatie is voor de betrouwbaarheid van die verklaring.
Ook ten aanzien van dit derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen, waarbij zij verwijst naar hetgeen zij hieromtrent al eerder in dit vonnis heeft overwogen.
Van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de bedreiging met een vuurwapen spreekt de rechtbank verdachte vrij, nu een vuurwapen niet is aangetroffen, noch enig ander bewijsmiddel aanwezig is om vast te kunnen stellen dat het dreigingsmiddel daadwerkelijk een vuurwapen betrof
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 6 maart 2023, opgenomen op pagina 202 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNR022103 d.d. 24 april 2023, inhoudend het relaas van de verbalisanten;
een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.02.27.091 (aanvraag 001), d.d. 27 februari 2023, opgemaakt door ing. C.M.M. Diever-Heezen, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende zijn/haar verklaring.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 tweede en derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, op 26 augustus 2022, te [adres] , in de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen en met kracht op/tegen het hoofd en/of gezicht (oog) van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en glazen en/of potjes tegen hoofd van die
[slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij, op 26 augustus 2022, te [adres] , in de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door: een mes te tonen aan die [slachtoffer] en een mes dichtbij de keel van die [slachtoffer] te houden en het mes tegen de keel van die [slachtoffer] te drukken.
2.
hij, op 8 februari 2023 te Hoogezand, gemeente Midden-Groningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. medeplegen van poging tot zware mishandeling

en

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in de door haar omtrent verdachte opgemaakte rapportage en, in aanvulling daarop, als extra bijzondere voorwaarde, een locatieverbod voor de straat van het slachtoffer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit om verdachte (ter zake van louter het onder 2 ten laste gelegde) te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest en om hem daarnaast een voorwaardelijke straf op te leggen, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en aan het medeplegen van een bedreiging. Verdachte en zijn medeverdachte zijn middenin de nacht naar de woning van het slachtoffer gegaan om hem, zoals de medeverdachte het omschreef, “een lesje te leren”, waarbij het slachtoffer door de medeverdachte op grove wijze is mishandeld en waarbij er een mes op zijn keel is gezet. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en hem niet alleen letsel, maar ook een zeer angstige ervaring bezorgd. Het op deze wijze – middels eigenrichting – iemand een lesje proberen te leren, acht de rechtbank volstrekt onacceptabel.
Naast voornoemde strafbare feiten heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs, te weten amfetamine.
De rechtbank rekent dit alles verdachte dan ook zeer aan en overweegt dat het bewezenverklaarde de oplegging van een substantiële straf zonder meer rechtvaardigt.
Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de onderhavige zaak precies moet worden afgedaan, heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoon van verdachte en hetgeen de deskundigen hieromtrent adviseren.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 19 mei 2023, waarin de reclassering verdachte omschrijft als een man met een belaste voorgeschiedenis die in het verleden regelmatig in de problemen is gekomen omdat hij zijn problematiek niet bespreekbaar maakt en niet om hulp vraagt. Ook is er (soms) sprake van problematisch middelengebruik door verdachte. Op dit moment schat de reclassering het risico op recidive in als hoog en het risico op gewelddadige recidive als gemiddeld. De belangrijkste risicofactoren zijn gelegen in het feit dat verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft, een laag besteedbaar inkomen en er sprake is van drugsmisbruik. De reclassering ziet wel dat verdachte gemotiveerd is om tot gedragsverandering te komen en open staat voor hulpverlening, met name
omdat hij het contact met zijn twee kinderen wil herstellen. De reclassering acht reclasseringsinterventies wenselijk en adviseert de rechtbank om verdachte, bij een bewezenverklaring, te veroordelen tot een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door haar geformuleerde bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 12 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede een locatieverbod voor de straat van het slachtoffer (van feit 1) als extra bijzondere voorwaarde. Deze bijzondere voorwaarden hebben tot doel om het gedrag van verdachte te beïnvloeden en herhaling te voorkomen.
De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt en daarnaast van oordeel is dat met voornoemde straf, in dit geval, voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 782,31 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor de posten zoals omschreven onder het kopje “directe materiële schade” overweegt de rechtbank dat zij het feit waaruit deze schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Ook in het deel van de vordering dat ziet op de gevorderde materiële schade voor de posten omschreven onder het kopje “medische” kosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de rechtbank niet vast kan stellen of deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn in verband met het bewezen verklaarde strafbare feit (dit geldt voor de tandartskosten), dan wel nu dit toekomstige kosten betreft die thans nog niet gemaakt zijn waardoor de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten zijn omgeven met teveel onzekerheden (dit geldt voor het eigen risico).
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering gedeeltelijk zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.500,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, op het adres LeonardSpringerlaan 21 te Groningen en dat hij zich daarna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen het toezicht volgt veroordeelde de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering worden gegeven, voor zover niet in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waarvoor veroordeelde zich inzet om deze te behalen;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en het opstellen van een delictanalyse en dedaaruit voortvloeiende behandeling gericht op het vergroten van copingvaardigheden en middelengebruik door de APFN, VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk vindt, geen drugs gebruikt enmeewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles zijn;
4. dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
5. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaren niet zal bevinden aan de [adres] te[adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde meewerkt aan het onderzoeken van de mogelijkheden omtrent het hebbenvan een zinvolle dagbesteding. Indien er mogelijkheden zijn voor een zinvolle dagbesteding, spant veroordeelde zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, zoals betaald werk, vrijwilligerswerk of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur;
7. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik tebeheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles zijn;
8. dat de veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, meewerkt aan ambulantebehandeling door een nog nader te bepalen instantie voor ambulante begeleiding, zoals het FACT, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de instantie geeft voor de begeleiding.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van 18/307128-22, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2023.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.