ECLI:NL:RBNNE:2023:3170

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
18-255461-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en verschillende bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 augustus 2022, waarbij de verdachte samen met een mededader het slachtoffer heeft mishandeld en bedreigd met een mes. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de verdachte meerdere keren is geslagen en dat er met verschillende voorwerpen, waaronder glazen, op hem is gegooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de gekwalificeerde diefstal die ook ten laste was gelegd, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 1.500,00 aan immateriële schade. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verleden met emotionele problemen. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd om recidive te voorkomen, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/255461-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 augustus 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te [adres] in de gemeente Midden-Groningen omstreeks 01.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zilveren) (konings) ring en/of een (Seaside) (zwarte) tas en/of een IPhone 8 en/of een identiteitskaart en/of (fiets)sleutels en/of airpods en/of oordopjes en/of overige kleine goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer] en/of
  • met zijn, verdachtes hand, die [slachtoffer] vast te pakken en daarbij met zijn, verdachtes, vuistmeerdere malen (met kracht) op en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of - die [slachtoffer] op de grond te gooien en met zijn, verdachtes knieën, op de armen van die
[slachtoffer] te liggen en/of zitten en/of daarbij het mes te pakken en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- aan die [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en met zijn, verdachtes hand, het vuurwapen tegenhet hoofd van die [slachtoffer] te drukken en daarbij te zeggen tegen die [slachtoffer] dat: “Je slaat meisjes” Of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - daarbij te zeggen: ”Pak maar wat je pakken wilt;
en/of hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te [adres] in de gemeente Midden-Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermalen en/of met kracht) op/tegen het hoofd en/of gezicht (oog) en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of (drink) glazen en/of kaarsenhouders en/of (bier)blikje(s) en/of potjes op en/of tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid en/of heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te [adres] in de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
  • een mes te tonen aan die [slachtoffer] en/of een mes dichtbij de keel van die [slachtoffer] te houden en/of het mes tegen de keel van die [slachtoffer] te drukken en/of
  • een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer] en/of een vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer] te drukken en daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen: ”Wil je dit dan?” of woorden van gelijke aard en/of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte cumulatief ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het eerste als het derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de bewijsbaarheid van het tweede cumulatief/alternatief gelegde feit (het medeplegen van een poging tot zware mishandeling) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (de gekwalificeerde diefstal) te kunnen komen, nu de aangifte van [slachtoffer] , waarin en voor zover hij heeft verklaard beroofd te zijn van alle in de tenlastelegging opgenomen goederen, geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. Van dit deel van de tenlastelegging spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief en het derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
De rechtbank past ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in de nacht van 26 augustus 2023 naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Ik was samen met [naam 1] . [naam 1] had aangeboden om mij daarheen te brengen. Ik wilde [slachtoffer] een lesje leren. De emoties waren hoog opgelopen bij mij. Ik heb [slachtoffer] toen klappen gegeven. Ik heb veel flinke klappen aan hem uitgedeeld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 augustus 2022,opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNR022103 d.d. 24 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op donderdag 25 augustus 2022 was ik samen met [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] in mijn woning aan de [adres] te [adres] . Om 01:00 uur is iedereen weggegaan met uitzondering van [naam 4] . [naam 4] en ik gingen naar binnen en zaten op de bank een filmpje te kijken. Omstreeks 01:30 uur zag ik dat de woonkamerdeur open ging. Ik zag twee personen binnenkomen. Ik zag dat de eerste jongen die binnenkwam [verdachte] was. Hij liep direct op mij af. Ik zag dat hij een groot mes in zijn handen had. Ik zag dat hij deze in mijn richting wees toen hij op me af kwam lopen. Dit mes had een grootte van 30 centimeter. Ik zag dat de tweede persoon in de richting van [naam 4] liep. Ik zag dat deze persoon [naam 4] van de bank pakte en haar zo buiten de woning heeft gezet. Ik zag en voelde dat hij mij sloeg met een vuist. Ik voelde dat hij met enorme kracht op mijn hoofd begon te slaan. Ik voelde dat hij mij vasthad. Ik zag en voelde dat hij mij vast had met zijn rechterhand ter hoogte van mijn borst. Hij sloeg mij meerdere malen met zijn linker tot vuist gebalde hand tegen de rechterkant van mijn hoofd ter hoogte van mijn oog. Ik voelde dat dit met forse kracht werd gedaan. Ik voelde enorme pijn aan de rechterzijde van mijn hoofd. Ik kan niet vertellen om hoeveel vuistslagen dit ging. Het waren er veel, 'heel veel'. [verdachte] trok mij van de bank en gooide mij tussen de tafel en de bank. Ik voelde en zag dat [verdachte] met zijn knieën op mijn armen ging liggen. Ik kon op dat moment niet meer bewegen. Tijdens deze vuistlagen heeft hij het mes meerdere keren weggelegd en weer gepakt. Ik ben met van alles geslagen wat maar op mijn tafel lag. Glazen, potjes noem het maar op. Op het moment dat ik op de grond lag zag ik de tweede persoon de woonkamer weer binnen komen lopen. Ik vroeg aan [verdachte] waarom ze dit deden. Ik hoorde hem zeggen: "omdat je meisjes slaat". [verdachte] zat op dit moment nog steeds bovenop mij zoals hierboven staat beschreven. Ze zijn vervolgens vertrokken. Ik zat toen volledig onder het bloed. Ik ben toen uit angst naar mijn werkgever gegaan. Ik ben toen samen met mijn werkgever naar de spoed van het Martini gegaan. Hier hebben ze de wond op mijn achterhoofd geplakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november2022, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
V: Ok, vertel maar [naam 4] , we hebben van [slachtoffer] begrepen dat jij in de nacht van donderdag 25 augustus op vrijdag 26 augustus 2022 bij [slachtoffer] was, wat gebeurde er?
A: [slachtoffer] en ik hadden elkaar de dag ervoor voor het eerst ontmoet en ik zou die avond voor het eerst bij hem blijven slapen. We waren in de avond eerst samen geweest met vrienden erbij, we hebben gebarbecued. Uiteindelijk zijn die vrienden weggegaan. [slachtoffer] en ik bleven toen op de bank en ik viel toen in slaap tegen hem aan. Op een gegeven moment hoorde ik de deurklink van de woonkamer op en neer gaan en toen ging de deur ineens heel hard open en toen kwamen
[verdachte] en [naam 1] allebei binnen. [verdachte] kwam met een mes al op [slachtoffer] aflopen, dit was een blauw metallic mes. [verdachte] sloeg toen [slachtoffer] een paar keer met de vuisten. Daarna wees [verdachte] naar mij met het mes en hij zei dat ik de gordijnen dicht moest doen. Toen begon [verdachte] nog harder te schreeuwen en hij bleef [slachtoffer] nog vaker slaan met zijn vuisten. [slachtoffer] werd door [verdachte] op de grond geduwd. [verdachte] pakte [slachtoffer] vast en duwde [slachtoffer] op de grond. Toen pakte [verdachte] glazen van de tafel en die gooide hij kapot op [slachtoffer] . [slachtoffer] werd maar geslagen, geslagen en geslagen en hij gilde het uit en hij huilde ook. Op dat moment was ik zo slim om de politie te bellen, maar toen zag [naam 1] dat en hij zei tegen mij: "Geef je telefoon maar even aan mij" en omdat ik bang was heb ik mijn telefoon aan [naam 1] gegeven en ondertussen bleef [verdachte] [slachtoffer] maar slaan. Ik hoorde [slachtoffer] roepen: "Stop, stop, ik wil dit niet meer"
V: Jij zegt die deur ging open van de woonkamer, wie liep er voorop?
A: [verdachte] . [verdachte] kwam binnen en schoof [slachtoffer] gelijk horizontaal op de bank en ging met zijn knieën op hem zitten zodat [slachtoffer] geen beweging meer kon maken. Toen werd [slachtoffer] heel vaak geslagen door [verdachte] . Met de vuisten, met beide en met de objecten die daar lagen.
Hij raakte [slachtoffer] op zijn hoofd en gezicht.
V: Hoe vaak denk je dat [verdachte] [slachtoffer] sloeg op dat moment op de bank? A: Ik denk wel 20 keer.
V: En dan?
A: Toen pakte [verdachte] [slachtoffer] bij zijn kleding, bij de borst en gooide [slachtoffer] op de grond. [slachtoffer] kwam toen op zijn rug op de grond te liggen.
V: En wat doet [verdachte] dan?
A: Die blijft door slaan en hij pakte dingen van de salontafel af waarmee hij [slachtoffer] sloeg, zoals drinkglazen van glas die er nog stonden. V: En dan?
A: Dan zegt [slachtoffer] "Ik wil dit niet meer, stop.
V: Kun je dat mes van [verdachte] nog eens omschrijven?
A: Het scherpe gedeelte van het mes was metallic blauw en de handgreep was zwart.
V: En hoe groot was het ongeveer denk je?
O: Getuige wijst tussen haar vingers een afstand van ongeveer 20 cm aan, inclusief heft.
V: We hoorden je net ook nog even zeggen dat [slachtoffer] het mes op de keel kreeg van [verdachte] , waar was dit dan?
A: Op de bank, toen zette [verdachte] het mes op de keel van [slachtoffer] . V: Hoe vaak heeft [verdachte] het mes op de keel gezet bij [slachtoffer] ? A: Eén keer.
In de tussentijd was [verdachte] nog steeds [slachtoffer] aan het slaan en met dingen gooien. Ik hoorde toen [naam 1] tegen [verdachte] zeggen: "Ik ga met haar naar buiten". Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "Nee, nee ze mag niet weg". Toen heb ik mijn scootersleutels gepakt, dat was het enige van mij wat binnen lag. Ik ben toen met [naam 1] naar buiten gelopen, maar mijn scooter stond niet waar ik hem geparkeerd had.
Toen zei [naam 1] ;" loop maar met mij mee, we hebben jouw scooter verplaatst, want wij dachten dat die van [slachtoffer] was".
A: Ik heb de volgende ochtend gelijk [naam 3] een berichtje gestuurd van wat er gebeurd was en of hij bij [slachtoffer] wilde gaan kijken. Dat deed [naam 3] die middag, toen kreeg ik ook een berichtje van hem dat [slachtoffer] nog leefde en dat hij hechtingen in zijn hoofd had.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde geweldshandelingen heeft verricht en dat er sprake was van medeplegen.
Het meermalen met kracht slaan tegen het hoofd/gezicht met drinkglazen dan wel potjes, verricht op de wijze zoals verdachte dat heeft gedaan, brengt naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt zoals bijvoorbeeld blijvend letsel in de vorm van zichtbare littekens of permanent verminderd zicht. Nu het algemene ervaringsregels betreft, heeft iedereen, dus ook verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Dat het slachtoffer in dit geval niet daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, doet geen afbreuk aan de aanmerkelijkheid van die kans.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voornoemde aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Het met kracht gooien van of slaan met een drinkglas tegen iemands hoofd moet immers naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard en het opzet van verdachte is dan ook in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
De rechtbank acht het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (het medeplegen van een poging tot zware mishandeling) derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit
Ook het derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) acht de rechtbank op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij een mes bij zich had, maar de verklaring van het slachtoffer, zoals opgenomen in zijn aangifte, wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [naam 4] . Getuige [naam 4] heeft na lang nadenken toch een verklaring af willen leggen en de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring, nu niet valt in te zien waarom getuige [naam 4] in strijd met de waarheid een belastende verklaring jegens verdachte af zou leggen. Zij beschrijft het door verdachte gebruikte mes bovendien uiterst gedetailleerd, hetgeen een sterke indicatie is voor de betrouwbaarheid van die verklaring. Van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de bedreiging met een vuurwapen spreekt de rechtbank verdachte vrij, nu een vuurwapen niet is aangetroffen en er daardoor niet met zekerheid gezegd kan worden dat het daadwerkelijk om een vuurwapen ging.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 26 augustus 2022, te [adres] , in de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen en met kracht op/tegen het hoofd en/of gezicht (oog) van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en glazen en/of potjes tegen hoofd van die
[slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij, op 26 augustus 2022, te [adres] , in de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes te tonen aan die [slachtoffer] en een mes dichtbij de keel van die [slachtoffer] te houden en het mes tegen de keel van die [slachtoffer] te drukken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van poging tot zware mishandeling

en

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in de door haar omtrent verdachte opgemaakte rapportage en, in aanvulling daarop, als extra bijzondere voorwaarde, een locatieverbod voor de straat van het slachtoffer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft er primair voor gepleit om verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Subsidiair, indien de rechtbank daar niet in mee mocht gaan, heeft zij ervoor gepleit om verdachte daarnaast ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede een locatieverbod. Tot slot, meer subsidiair, heeft zij de rechtbank verzocht om verdachte daar bovenop dan nog een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent hem opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en aan het medeplegen van een bedreiging. Verdachte en zijn medeverdachte zijn middenin de nacht naar de woning van het slachtoffer gegaan met het doel hem, zoals verdachte het omschrijft, “een lesje te leren”. Daarbij is het slachtoffer op grove wijze mishandeld en bedreigd door een mes op zijn keel te zetten. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en hem niet alleen letsel, maar ook een zeer beangstigende ervaring bezorgd. Het op deze wijze – middels eigenrichting – iemand “een lesje proberen te leren”, acht de rechtbank volstrekt onacceptabel.
De rechtbank rekent dit alles verdachte dan ook zeer aan en overweegt dat het bewezenverklaarde de oplegging van een substantiële straf zonder meer rechtvaardigt.
Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de onderhavige zaak precies moet worden afgedaan, heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoon van verdachte en hetgeen de deskundigen hieromtrent adviseren.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 13 juni 2023, waarin de reclassering aangeeft dat verdachte iemand is die een zeer bewogen verleden achter de rug heeft en bij wie zij problemen constateert op meerdere leefgebieden. Dat verdachte slecht in staat is om oplopende emoties tijdig te herkennen, ziet de reclassering als de grootste risicofactor voor recidive omdat verdachte ten gevolge van deze oplopende emoties op een impulsieve wijze tot acting out gedrag kan komen. Om dit hoge recidiverisico te beperken, acht de reclassering behandeling noodzakelijk. De reclassering adviseert de rechtbank derhalve om verdachte, bij enige bewezenverklaring, te veroordelen tot een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door haar geformuleerde bijzondere voorwaarden die onder andere de zojuist benoemde noodzakelijke behandeling van verdachte inhouden. Als dergelijke gepaste hulp wordt ingezet en er rekening wordt gehouden met de lichte verstandelijke beperking van verdachte, schat de reclassering het risico op het onttrekken aan deze eventueel op te leggen voorwaarden in als laag.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 12 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede een locatieverbod voor de straat van het slachtoffer als extra bijzondere voorwaarde. Deze bijzondere voorwaarden hebben tot doel om het gedrag van verdachte positief te beïnvloeden en herhaling te voorkomen.
De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, nu zij minder feiten bewezen acht en daarnaast van oordeel is dat met voornoemde straf, in dit geval, voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 782,31 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het (eventueel) toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor de posten zoals omschreven onder het kopje “directe materiële schade” overweegt de rechtbank dat zij het feit waaruit deze schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Ook in het deel van de vordering dat ziet op de gevorderde materiële schade voor de posten omschreven onder het kopje “medische” kosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de rechtbank niet vast kan stellen of deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn in verband met het bewezen verklaarde strafbare feit (dit geldt voor de tandartskosten), dan wel nu dit toekomstige kosten betreft die thans nog niet gemaakt zijn waardoor de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten zijn omgeven met teveel onzekerheden (dit geldt voor het eigen risico).
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering gedeeltelijk zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.500,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK verdovende middelen – boterhamzakje met wit poeder (omschrijving: G1573815);
  • 1 STK verdovende middelen – 1 gripzakje met wiet + 1 gripzakje met hasj (omschrijving: G1529001);
  • 1 STK verdovende middelen (omschrijving: 1529005),vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK gsm (omschrijving: G1573783, Alcatel);
  • 1 STK rugzak (omschrijving: 1528993, blauw));
  • 1 STK tabakspot (omschrijving: 1528997, groen, merk: John Player),moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich bij zijn invrijheidstelling meldt bij de Verslavingszorg Noord-Nederland, inhet arrondissement waar hij zich gaat vestigen, en dat hij zich daarna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen door een forensische instelling of eensoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na veroordeling en aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde verblijft in een forensische begeleide woonvorm of een andere instelling voorbeschermd wonen of maatschappelijk opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na veroordeling en aanmelding. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel kort als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
5. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaren niet zal bevinden aan de [adres] te[adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van 18/255461-22:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:

  • 1 STK verdovende middelen – boterhamzakje met wit poeder (omschrijving: G1573815);
  • 1 STK verdovende middelen – 1 gripzakje met wiet + 1 gripzakje met hasj (omschrijving: G1529001);- 1 STK verdovende middelen (omschrijving: 1529005).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • 1 STK gsm (omschrijving: G1573783, Alcatel);
  • 1 STK rugzak (omschrijving: 1528993, blauw));
  • 1 STK tabakspot (omschrijving: 1528997, groen, merk: John Player).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2023.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.